[Dirk Verhofstadt:] ‘De maatschappelijke druk om de hoofddoek als evident te beschouwen, neemt toe.’ [Paul Cliteur] ‘Ja, en wat erg is, is dat ook de hoogste gezagsdragers dit aanmoedigen. In de krant stond laatst een foto van prins Willem Alexander met Maxima tijdens een bezoek aan een Arabisch land. Maxima droeg een hoofddoek. Voor zover mij bekend is daar geen commotie over ontstaan in Nederland.
Zoenen is niet makkelijk. Ik heb het met schade en schande moeten leren. En nog moet ik bijstuderen.
Dertig jaar geleden kwam ik op een boekenbeurs een goede vriend tegen en zoende hem. Achteraf vernam ik wat mensen die dat zagen gezegd hadden: kijk daar, twee homo’s! Tien jaar later gaf ik de dochter van een andere vriend een zoen, en ze was verontwaardigd. Ik had drie zoenen moeten geven, want één zoen, dat is voor je lief, dat suggereert een erotische relatie. Maar als ik vandaag drie zoenen geef aan een vrouw in de familie, kan het gebeuren dat ik de neerbuigende reactie krijg: oh ja, jullie geven nog drie zoenen zeker…
Beschaamd over mijn eigen boersheid ben ik nu, na een tijdje overgeschakeld te zijn op twee zoenen, overgegaan op wat trendy is: één zoen, bij mannen zowel als bij vrouwen. Hoewel, bij mannen blijft het afwegen: heeft ie dat wel graag, van een andere man? En mag het dan wel één zoen zijn? Misschien wordt dat als gay gezien, en ligt dat moeilijk?
Ik moet ook opletten met Japanse of Chinese vrouwen, die vinden dat gezoend worden erg onprettig. Tenzij ze jong en heel verwesterd zijn. In elk geval zal ik nooit naar Saoedi-Arabië op reis gaan. Mijn enthousiasme voor het zoenen zou me daar maar in moeilijkheden brengen.
Kameleon
Iets zo simpels als zoenen is dus heel complex. Ik weet eigenlijk niet welke norm voor zoenen de beste is. Mijn probleem is vooral praktisch van aard: hoe doe ik het goed met die man of vrouw in die situatie? Omdat ik niet echt weet wat best is, ben ik een cultuurrelativist. Dat is iemand die verbaasd of verrast vaststelt dat er veel diversiteit bestaat in culturele normen, maar niet zegt: dit is goed en dat is fout.
Mijn cultuurrelativisme is natuurlijk wel relatief. Dat merk ik als het gaat om ingrijpender zaken dan zoenen, besnijdenis bijvoorbeeld. Bij mannen ben ik er niet tegen, al wil ik zelf geen millimeter van mezelf prijsgeven, maar bij vrouwen absoluut, omdat het een seksuele verminking is met grote risico’s en zware gevolgen. Idem voor eermoord: valt niet te verdedigen.
Maar hoofddoekjes vind ik dan weer geen probleem. Als ik de moed had, zou ik er zelf een dragen, maar ik ben nu eenmaal geen held en val niet graag op. En een gat prikken in de genderbarrière wordt in de samenleving niet gewaardeerd, dat trekt de aandacht, levert commentaar op, of heisa. Ik draag mijn kleren liefst als een kameleon: om op te gaan in de omgeving.
De gemeenschappelijke sokkel
Als cultuurrelativist behoor ik tot een groep mensen waar Paul Cliteur problemen mee heeft. Wat is er mis mee? ‘Het cultuurrelativisme is de opvatting dat alle culturen en culturele uitingen gelijk zijn. Je kan nooit de ene cultuur de voorkeur geven boven de andere. Althans een dergelijke voorkeur is dan nooit meer dan een smaakoordeel waarvoor geen redelijke argumenten zijn die anderen zouden kunnen overtuigen.’ (p. 123)
Maar hoe moet je culturen vergelijken? Is de Amerikaanse cultuur beter dan de onze? Ik bewonder de Amerikaanse ideeën over de grondrechten, de vrijheid van meningsuiting, de debatcultuur, het First Amendment. Maar ik verfoei de buitenlandse politiek van de VS, het racisme, het nationalisme, de drang om andere naties te overheersen, de doodstraf, de enorme aantallen mensen in gevangenissen, de militaire agressie, de atoombommen, de folterpraktijken, Guantanamo… Bovendien: zo’n cultuur is ook niet homogeen, ze bevat tegenstrijdige tendensen.
Voor een vergelijking van twee culturen zou je een soort totaalbeeld moeten maken, aan de hand van een lange lijst duidelijke criteria. De balans zal vermoedelijk nooit zijn dat de ene cultuur waardeloos is en de andere perfect. Maar wel: op dat punt is die cultuur beter, op dat punt de andere. En veel zaken zijn gewoon neutraal, zoals hoe je zoent, en of je cola lust, of Madonna.
Paul Cliteur ziet dat ook wel: ‘Het erkennen van het legitieme karakter van een zekere mate van culturele pluriformiteit wil niet zeggen dat alles relatief is. Je moet een minimale kern van universele waarden aanvaarden en die norm is gelijke behandeling.’ (p. 124)
Cliteur bedoelt daarmee niet dat de baas en de werknemer evenveel moeten verdienen en dezelfde rechten moeten hebben, maar denkt aan ‘de maatschappelijke gelijkheid van mannen en vrouwen bijvoorbeeld’.(p. 124)
Links dogmatisme
‘Jarenlang,’ zo merkt interviewer Dirk Verhofstadt op, ‘hebben verlichte mensen, ook sociaaldemocraten en liberalen het cultuurrelativisme ondersteund en toegepast. Zelfs vandaag vind je vooral in linkse kringen nog steeds kritiek op de manier waarop we praten over andere culturele gebruiken. Voor hen is het cultuurrelativisme een dogma.’ (p. 124)
Ik ken eigenlijk geen linkse mensen die vrouwenbesnijdenis, eermoord, gedwongen huwelijken of het uithuwelijken van kinderen goedkeuren, of die het verstoten of pesten of vervolgen van apostaten of het in elkaar slaan van homo’s billijken.
De hoofddoek is wat anders. Dat is een twistpunt omdat dat voor sommigen (zoals voor mij) behoort tot de legitieme culturele pluriformiteit waarover Cliteur spreekt. Voor de rest is er, denk ik, veel overeenstemming in de standpunten: vermoedelijk erkent Cliteur heel wat van mijn cultuurrelativisme, en ik ga akkoord met heel wat zaken die hij absolute normen vindt.
Toch heb ik wel wat commentaar bij de vermoedelijk vergaande eensgezindheid. Het eerste punt is het belang van tijd en geduld. Vrouwenemancipatie en acceptatie van homoseksualiteit zijn in het Westen nog vrij recent, en ook nog lang niet voor 100% gerealiseerd. Als wij er eeuwen over gedaan hebben om dat een beetje in orde te krijgen, kunnen we dan verwachten dat bijvoorbeeld nieuwkomers van de ene week op de andere dat deel van hun waardenstelsel omgooien? Tegen misbruiken moet onmiddellijk en krachtig worden opgetreden, maar voor een verandering van een mentaliteit is tijd nodig, en strategie.
Het tweede punt heeft eigenlijk al te maken met die strategie. Door uit de islam systematisch zaken te isoleren die problematisch zijn en conflictstof opleveren, schep je niet alleen een vertekend beeld, maar val je de moslims zelf ook aan (zelfs al wordt dat ontkend). Zo maak je het hen psychologisch nogal moeilijk om naar een vrijere samenleving te evolueren. In de huidige debatten moet je als moslim wel concluderen dat je als achterlijk gezien wordt. Levert zoiets niet eerder verzet op dan meegaandheid?
Het is zaak om ten eerste het positieve te zien binnen de islam, en ten tweede oog te hebben voor de verschillen en de contradicties binnen de islamitische cultuur. De islam heeft niet alleen op de westerse mainstream-cultuur voor dat hij roken afkeurt en alcohol verbiedt. (Ik zeg dat met pijn in het hart, want in de lade ligt nog een heel goede sigaar waar ik probeer af te blijven, en de behoefte om bij het schrijven van dit stukje een flesje wijn te consumeren kan ik maar met moeite onderdrukken.)
De islam heeft ook zijn vrouwvriendelijke trekken, zoals het verbod op het ombrengen van vrouwelijke baby’s, of het principe dat de vrouw haar eigen vermogen heeft en zelf handel kan drijven: dat is veel beter dan de Code Napoléon, dat wetboek dat toch van nà de Verlichting dateert, uit het begin van de 19de eeuw.
En seks? De uitspraak ‘Jullie vrouwen zijn een akker voor jullie.’ (Koran 2, 223) wordt wel geciteerd als voorbeeld van seksisme. Maar het is allereerst een positieve, enthousiaste kijk op seks, veel leuker dan dat schrale christelijke principe dat het beter is te huwen dan te branden. Dan heb ik het nog niet eens over het huwelijksleven van de Profeet – daarbij vergeleken is het christendom toch maar seksvijandig.
Maar stop! Ik moet ophouden, straks ga ik me nog tot de islam bekeren! Ik wou eigenlijk alleen maar opmerken dat je ook met welwillende ogen naar de islam kan kijken, en dat je dan interessante zaken ziet.
(Maar, hoor ik nu alweer opwerpen: de homoseksualiteit! Klopt, de islam doet daar lelijk over, net als de Thora of het Oude Testament. Toch bestaat er een behoorlijke homoliteratuur in de islamitische wereld. En toch zijn er in het paradijs zoals de islam dat ziet niet alleen mooie meisjes, maar ook knappe jongens…)
Hoe vrij is liberaal?
Paul Cliteur is geen cultuurrelativist, hij is een cultuurabsolutist: ‘De supermarktketen Dirk van den Broek had zelfs een prijs gekregen voor het meest hoofddoekvriendelijke beleid van een hoofddoekbrigade die als belangrijkste doel heeft het dragen van de hoofddoek acceptabeler te maken in Nederland.’ [Dirk Verhofstadt:] ‘De maatschappelijke druk om de hoofddoek als evident te beschouwen, neemt toe.’ [Paul Cliteur] ‘Ja, en wat erg is, is dat ook de hoogste gezagsdragers dit aanmoedigen. In de krant stond laatst een foto van prins Willem Alexander met Maxima tijdens een bezoek aan een Arabisch land. Maxima droeg een hoofddoek. Voor zover mij bekend is daar geen commotie over ontstaan in Nederland. Misschien reikt de hoofddoekbrigade volgend jaar ook wel een prijs uit aan Maxima. Was dit immers niet een prachtig en respectvol gebaar aan het adres van het gastland? Bovendien: Maxima droeg die hoofddoek geheel vrijwillig, toch? Net als de meisjes achter de kassa bij Dirk van den Broek. Net als iedereen, toch? Of niet?’ (p. 261)
Kijk, ik ben naturist, en tegen textieldwang. Toch draag ik heel af en toe een zwembroek, in bepaalde sociale omstandigheden. Geheel vrijwillig. Is dat vreselijk fout?
Dirk Verhofstadt, In gesprek met Paul Cliteur, Een zoektocht naar harmonie, Antwerpen/Utrecht, Houtekiet, 2012, 472 p.
Dit is het derde deel van de recensie. Lees hier het eerste en tweede deel.
De foto bij het artikel komt van Mich Photo.