'Tussen de vermenging en de gelijkheid van de seksen is de relatie helemaal niet eenduidig.’
Gemengd plassen
‘Kan gescheiden zwemmen in publieke zwembaden, zoals moslims vragen?’ Dat is één van de vragen die Dirk Verhofstadt voorlegt aan Paul Cliteur. Wat is het antwoord?
‘Ik zou als burgemeester van een stad vasthouden aan gemengd zwemmen. Onderdeel van de gelijkheid van mannen en vrouwen is dat men gemengd werkt, op straat loopt, de schouwburg bezoekt en ook zwemt. Je kan dit ook vanuit de theorie van het hellend vlak benaderen. Als je niet meer gemengd gaat zwemmen, waarom dan ook in de schouwburg niet aparte delen reserveren voor mannen en vrouwen?’
Het hellend vlak
Het hellend vlak is een argumentatiestrategie waarbij je iets verbiedt dat op zich zou kunnen worden toegestaan, en dat doet om te voorkomen dat er daarna nog meer of zwaardere eisen gesteld worden. Het fenomeen dat ook de volkswijsheid kent: je geeft ze een vinger, ze pakken een hand! Het argument impliceert dus duidelijk dat het verbodene op zich kan worden toegestaan.
Het hellend vlak bestaat ook omgekeerd: je verbiedt de nikab om de weg te effenen naar een verbod (of een ruimer verbod) van de hoofddoek (in het parlement, in het onderwijs) om uiteindelijk te komen tot het verbieden van religieuze tekens en activiteiten in de publieke ruimte.
Het klassieke hellend vlak-argument is niet altijd terecht. Cliteur geeft als voorbeeld van een (te) vergaande toegeving aan moslims het voorzien van aparte zitplaatsen voor vrouwen bij een theatervoorstelling in Rotterdam. Er werd rekening gehouden met vrouwen die misschien niet naast een man wilden zitten. Maar geen enkele vrouw maakte er gebruik van!
Capitulatie?
Cliteur heeft wel scherpe kritiek op het principe: ‘Daarbij gebruikte het stadsbestuur een bijzondere argumentatie: alleen op die manier kon men de emancipatie van die vrouwen bevorderen want anders mogen ze toch niet naar het optreden komen. Van een capitulatie tegenover onze grondwettelijke bepaling over de gelijkwaardigheid van elke mens gesproken!’
Dat is erg zwaar commentaar bij een goed bedoelde, maar uiteindelijk overbodige poging om tegemoet te komen aan veronderstelde moslimgevoeligheden. Zijn trouwens alle schouwburgtickets even duur? Is het niet ongrondwettelijk dat je plaats in de schouwburg afhangt van je financiële inzet, die gestuurd wordt door je sociale positie? Zijn eersteklasrijtuigen op het spoor geen aanfluiting van de gelijkwaardigheid van elke mens?
Bovendien: ook wat segregatie betreft vinden we veel zaken vanzelfsprekend. Mogen mannen niet onder elkaar op café gaan? Moeten voetbalploegen gemengd zijn? Hoeveel vrouwen zijn er aan de top van de financiële machtscentrales? Dat is allemaal ok? Dat is geen ‘capitulatie tegenover onze grondwettelijke bepaling over de gelijkwaardigheid van elke mens’?
En hoe zit het met de gescheiden toiletten voor mannen en vrouwen? Horen die niet dringend te worden afgeschaft? Is dat geen ergerlijke vorm van seksesegregatie?
Wat zeggen vrouwen?
In een onlangs verschenen boek wijdt Henri Goldman een paar heel interessante pagina’s aan de kwestie van de seksesegregatie en de vermenging van de seksen. (‘Le rejet français de l’islam, Une souffrance républicaine’, Parijs, PUF, 2012, p. 102 : ‘Mixité, un abcès de fixation’)
Iemand zond hem de volgende mededeling op zijn blog : ‘Ik ben vrouw en atheïste, opgevoed in een open communistisch milieu waar de vrouwen hun plaats innamen, maar stel me toch vragen over de seksevermenging als ik als vrouw zin heb om tussen andere vrouwen te zijn. Als ik me beter voel in een zwembad met alleen maar vrouwen, zal men mij dan verwijten dat ik ouderwets ben? Ben ik niet vrij om niet met mannen samen in het zwembad te zijn? Vanaf mijn prille kinderjaren vind ik stranden of zwembaden waar ik me moet tonen afschuwelijk: het is een kwestie van persoonlijke schaamte.’
Een andere reactie op zijn blog is van een zestienjarig meisje dat zichzelf te dik vindt. Het idee om in badpak te moeten verschijnen voor jongens die niet zuinig zijn met kwetsend commentaar jaagt haar angst aan. Zij probeert met een medisch attest aan de zwemles te ontsnappen. Dat lijkt heel begrijpelijk. Maar… Het meisje is de dochter van Tsjetsjeense moslims, weliswaar liberaal in hun religieuze praktijk. Op slag bekijkt de schooldirectie de zaak niet meer als die van een meisje dat zich slecht in haar vel voelt, maar wordt dit een kwestie van regressief religieus obscurantisme.
Lachen om achterlijkheid
Goldman vertelt ook een en ander over de progressieve en sterk aan de vrijmetselarij verbonden kringen van de Université Libre de Belgique, die een mooie staat van verdienste heeft in de strijd voor contraceptie en het recht op abortus. In die kringen wordt vaak gespot met de islamitische hoofddoek. En wel om de visie op de seksualiteit die eraan wordt toegeschreven: mannen zouden zich seksueel niet kunnen beheersen als zij het haar van een vrouw zien.
Goldman stelt verder vast dat de vrijmetselaarsloges vrouwen nog in sterke mate uitsluiten. (Er is één vrouwelijke loge en één gemengde.) Waarom eigenlijk? Hij citeert een toespraak van een vrijmetselaar uit 1736 die het afkeurend heeft over bepaalde gemengde bijeenkomsten, die telkens eindigden met ‘les débauches et l’intempérance’, liederlijkheid en seksuele teugelloosheid. En aan het slot van zijn toespraak zegt die vrijmetselaar: ‘Het is om dergelijke misbruiken te voorkomen dat vrouwen uitgesloten zijn van onze Orde.’
In 2009 ontstond er een debat over de seksesegregatie in de vrijmetselarij, dat zou leiden tot een bescheiden poging tot het toelaten van vrouwen. De Grootmeester van de loge Grand Orient de Belgique vroeg in de krant Le Soir begrip voor het gewicht van de traditie, de moeilijkheden die sommige leden hadden met het aanvaarden van de ‘mixité’, en stelde: ‘Wat mij betreft zijn de zusters broeders als de anderen. Maar het feit dat mannen onder elkaar wensen te zijn is niet onwettig of strijdig met de mensenrechten, en niet neerbuigend.’
Goldman merkt daarbij op dat als een imam zoiets zou zeggen, dit een massa geschokte en ironische commentaren zou uitlokken. Maar als een instelling ‘van bij ons’ dergelijke uitspraken produceert, wordt dat geaccepteerd.
Gemengd is nog niet geëmancipeerd
Hij slaat ook de nagel op de kop als hij zegt dat er geen dwingend verband bestaat tussen seksevermenging en emancipatie. ‘Tussen de vermenging en de gelijkheid van de seksen is de relatie helemaal niet eenduidig. Ook al is autoritaire seksesegregatie wel degelijk een vorm van mannelijke overheersing in traditionele samenlevingen, toch stelt seksevermenging op zich die overheersing niet in vraag, en die overheersing wordt trouwens bijzonder geniepig uitgeoefend in gemengde ruimtes, van het gezin via de openbare ruimte tot de onderneming.’
Hij stelt twee stelregels voor om conflicten rond de seksevermenging op te lossen:
1. ‘Het organiseren van niet-gemengde activiteiten is soms beter dan helemaal geen activiteiten, met als effect dat het isolement van vrouwen aan de haard bestendigd wordt.’ (Versta: beter een vrouwenuurtje in het zwembad, dan dat vrouwen niet komen zwemmen omdat het gemengd moet.)
2. ‘In sommige gevallen kan het gemengd karakter van een activiteit opgelegd worden en de segregatie geweigerd. Maar om te voorkomen dat die verplichting tot absenteïsme van de vrouwen leidt, is het nodig dat de gemengde ruimte hun waardigheid voor honderd percent garandeert.’
Sanitaire segregatie
Een belangrijke kant van het probleem van de seksevermenging is dus de asymmetrische relatie tussen mannen en vrouwen. Die maakt dat er weinig of geen discussie is over het bestaan van gescheiden toiletten voor mannen en vrouwen, die een burgemeester als Paul Cliteur eigenlijk ook zou moeten verbieden. Wat is er aan de hand met die toiletten?
Ik heb nog niet veel ‘field research’ gedaan, maar wat ik tot nu toe geobserveerd en gehoord heb, brengt mij tot de volgende globale hypothese. Als een vrouw een zaal met mannen-wc’s en urinoirs binnenstapt, voelen de aanwezige mannen zich over het algemeen niet gehinderd, maar kijken ze nieuwsgierig, taxeren de erotische kwaliteiten van de vrouw en vragen zich af wat ze komt doen. Als een man een vrouwentoilet binnen gaat kijken vrouwen wantrouwig tot verontrust en vragen zich af welke bedoelingen die man heeft: komt hij je lastigvallen? Hij is in elk geval een indringer.
Ondanks alle verklaringen over gelijke rechten en ondanks alle emancipatie is de relatie tussen de seksen er een van dominantie en van bedreiging aan de ene kant, en van afweer en vermijding aan de andere kant. En juist op plekken waar intieme hygiëne zich afspeelt speelt dat heel sterk.
In het zwembad is die dominantie ook aanwezig, zoals de geciteerde commentaren van vrouwen duidelijk maken. De taxerende en dominerende mannelijke blik (de vleeskeurdersmentaliteit) en het commentaar dat mannen zich over vrouwen permitteren maken dat het machtsspel volop aanwezig is.
De theorie van de liberale rechtsstaat à la Cliteur is weinig liberaal als zij verbiedt wat eigenlijk kan worden toegestaan, alleen om de islam te dwarsbomen. Zij is ook niet billijk als zij seksesegregatie bij moslims afkeurt maar die in de autochtone cultuur als vanzelfsprekend accepteert, bijvoorbeeld in de sport, of in gevangenissen. En zij is erg armoedig als zij geen rekening houdt met de sociologische realiteit. Een vrouwenuurtje in het zwembad lijkt me geen probleem, maar de mannelijke dominantie over vrouwen wel. En dat is geen kwaal die typisch is voor migranten, want ze zit evenzeer in het autochtone deel van de samenleving. Hoe zou Paul Cliteur als burgemeester die problematiek aanpakken?
Dirk Verhofstadt, In gesprek met Paul Cliteur, Een zoektocht naar harmonie, Antwerpen/Utrecht, Houtekiet, 2012, 472 p.
Dit is het tweede deel van de recensie. Klik hier om het eerste deel te lezen.