De ophef over de documentaire van Sofie Peeters is nog niet afgelopen: een eindeloze stroom columns en commentaren volgde al, en de politiek is er ongemeen snel bij door het opstellen van een ad-hoc wetgeving en de oprichting van een commissie die het probleem “seksisme” moet aanpakken. Het gedrag van de gefilmde mannen wordt beschouwd als een aanslag op de waardigheid van de vrouw, en als een ondergraving van de centrale waarde van gelijkheid tussen man en vrouw. Als feministen zouden we onverdeeld blij moeten zijn met de plotse aandacht voor een probleem dat er jarenlang geen was. Inderdaad, als vrouwen willen we graag de kleren dragen die we leuk vinden, en op straat lopen zonder uitgemaakt te worden voor slet. Sofie Peeters heeft mooi aangetoond dat dergelijke aantijgingen, die je als vrouw over je heen krijgt, vernederend, beledigend en gewoonweg onaanvaardbaar zijn. Wat dat betreft, kunnen we haar hartelijk danken om dit probleem in beeld te brengen en op de agenda te zetten.
Niettemin voel ik me ook al enkele dagen ongemakkelijk bij deze berichtgeving.
Reeds uitgebreid aangehaald is het feit dat het weerom om een welbepaald soort seksisme gaat dat volop in de schijnwerpers wordt gezet: het gedrag van (sommige) allochtone jongens en mannen. Sofie Peeters zelf doet haar uiterste best om dit thema genuanceerd te brengen, en benadrukt dat het slechts om een problematische minderheid van allochtone mannen gaat, niet te veralgemenen naar alle allochtone mannen dus, en zeker niet te begrijpen als uiting van cultuur of religie.
Een louter sociaal-economische verklaring, vanuit de achterstelling en frustratie van deze mannen, lijkt me anderzijds ook niet helemaal bevredigend. Zeker is dit een factor die een rol speelt als we dergelijke uitingen van seksisme willen begrijpen, maar als verklaring voldoet dit zeker niet: seksisme is een ideologie, een houding die door sommigen gebruikt wordt om de eigen status van superieure mannelijkheid te bevestigen door uit te gaan van de minderwaardigheid van vrouwen, een houding die klasse en afkomst overstijgt, en waarvoor daders bijgevolg nog altijd persoonlijke verantwoordelijkheid dragen. Seksisme vinden we immers in alle geledingen van de samenleving terug, maar neemt simpelweg verschillende uitingsvormen aan naargelang klasse, afkomst en socioculturele achtergrond. Vanuit dit opzicht is het seksisme van mannen die zich op de laagste trede van de maatschappelijke ladder bevinden en dat zich uit in fluiten en beledigen, weliswaar irriterend en vernederend, het is tegelijkertijd ook het seksisme van machtelozen: hoe onwenselijk ook, de gevolgen voor de slachtoffers blijven nog redelijk binnen de perken.
Anders ligt het bij het seksisme van mannen met macht, en dat zijn vooralsnog eerder witte mannen uit de middenklasse, mannen die beschikken over geld, invloed, en een sociaal netwerk dat hen de hand boven het hoofd houdt. Uit hoofde van hun positie slagen dergelijke mannen erin om ongestoord en jarenlang vrouwelijke werknemers te misbruiken en vernederen, vrouwen wiens klachten kunnen leiden tot hun materiële en sociale degradatie en die er bijgevolg liever het zwijgen toe doen. Geen boetes of gevangenisstraffen voor hen: DSK loopt nog vrolijk rond in Frankrijk, Jos Ghysen geniet van een welverdiende oude dag, en Pol Vanden Driessche krijgt simpelweg een nieuw baantje bij de NVA. Slachtoffers krijgen nog steeds het verwijt dat ze het zelf gezocht of uitgelokt hebben, dat ze niet eerder gereageerd hebben en als ze niet opletten, krijgen ze nog een proces wegens laster en eerroof aangesmeerd. Nee, dàt debat ging niet over gelijkwaardigheid van de vrouw, blijkbaar worden onze democratische waarden niet aangetast door DSK en consorten. Ook is de ene vorm van seksisme blijkbaar de andere niet: de echte hoeren mogen als koopwaar worden uitgestald in de etalages van de Aarschotstraat, en als je een Suzuki wil gaan kopen op het autosalon, moet je eerst de stoeipoezen van de motorkap vegen en masturberende mannen uit de auto schoppen. Feminisme is een vies woord geworden en gelijkwaardigheid is blijkbaar geen issue meer als vrouwen er zélf voor kiezen om hun lichaam ten gelde te maken.
Anderzijds staat deze golf van verontwaardiging m.b.t. seksisme in schril contrast met de lichtvaardigheid waarmee nog steeds met racisme wordt omgegaan.
Toen Hans Van Themsche enkele jaren geleden met enkele welgemikte schoten een gesluierde vrouw, een zwarte vrouw en een witte kleuter met teveel affectie voor deze laatste neer maaide, werd ettelijke weken een debat gevoerd of het wel gepast was om deze moorden als “racistisch” te bestempelen.
Het zoveelste bewijs van discriminatie in de uitzendsector wordt met niet meer dan gefronste wenkbrauwen onthaald: “de sector zal zichzelf wel reguleren”. Hier geen boetes of onderzoekscommissies, en praktijktests voor discriminatie zijn er nog steeds niet.
Steeds meer vrouwelijke migranten – sommigen wiens universitaire diploma niet erkend worden in België – werken als verzorgende in rust- en ziekenhuizen, waar ze dagelijks te maken krijgen met zowel racistische als seksistische uitlatingen, met bejaarden en zieken die niet door zwarten willen aangeraakt worden, of die juist menen dat ze zich bij zwarte vrouwen net iets meer kunnen permitteren.
De nieuwe wetgeving m.b.t. gezinshereniging is ronduit discriminerend voor vrouwelijke migranten: aangezien vrouwen meer tewerkgesteld worden in laaggeschoolde, ondergewaardeerde en halftijdse jobs om de eisen van gezin en werk te kunnen verenigen, is het voor hen veel moeilijker dan voor mannen om aan te tonen dat ze in vijf jaar 468 dagen voltijds gewerkt hebben. Waar het beperken van de immigratie vooropstaat, is de gelijkheid van de vrouw plots niet meer zo belangrijk.
Is dat dan geen aantasting van de menselijke waardigheid, staat in deze gevallen de gelijkheid van man en vrouw niet op het spel? Deze vrouwen maken geen documentaires, ze worden niet uitgenodigd in Terzake, en het onrecht dat hen wordt aangedaan leidt niet tot de roep naar “een nultolerantie op racisme”. Hun problemen worden niet gehoord of gezien, en ze bestaan bijgevolg niet. Als je bovendien maar voldoende herhaald dat het probleem bij de allochtonen zelf ligt – “Afrikanen zijn nu eenmaal lui, moslims zijn toch potentiële terroristen” – wordt discriminatie en uitsluiting geen kwestie van institutionele ongelijkheid, maar een kwestie van individuele verantwoordelijkheid: “ze moeten maar wat harder hun best doen”.
Dus ja, Sofie Peeters heeft het volste recht om het onrecht dat haar wordt aangedaan te filmen, en media en politici hebben de plicht om hierop te reageren met verontwaardiging en concrete maatregelen. Feministen hameren er echter al jaren op dat seksisme en racisme allebei systematische vormen van ongelijkheid zijn, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en sàmen moeten aangepakt worden vooraleer we een “gelijke” maatschappij kunnen realiseren. Kruispuntdenken dus: nagaan hoe en waarom seksisme zich voor verschillende mensen op verschillende manieren uit, en hoe onze posities op de sociale assen van gender, afkomst en klasse ons meer of minder kwetsbaar maken voor vormen van discriminatie en uitsluiting. Bovenal houdt een echte bekommernis voor gelijkwaardigheid in dat élke vrouw een stem krijgt, en dat élke vorm van discriminatie leidt tot eenzelfde golf van verontwaardiging. Laten we dus hopen dat dit inzicht eindelijk ook doordringt op politiek niveau, en misschien ondertussen nog eens herhalen dat België echt wel een volwaardige opleiding genderstudies nodig heeft…
Sophie Withaeckx is onderzoeksmedewerker bij RHEA - Centrum voor Gender & Diversiteit aan de VUB
(Dit opiniestuk verscheen op dinsdag 31 juli 2012 in de feministische blog)