Spanning over inspanningen rond taalverwerving

Vandaag organiseert Samenlevingsopbouw Antwerpen stad vzw de studiedag ‘Willen is kunnen? Als het Nederlands leren vastloopt’ waarbij men oproept tot een meer gevarieerd aanbod aan Nederlandse taalverwerving en de loskoppeling tussen die taalverwerving en de toekenning van sociale grondrechten.
Spanning over inspanningen rond taalverwerving

Mensen moeten steeds vaker bewijzen dat ze zich inzetten om het Nederlands te leren. Wanneer dat niet lukt, kan het grote gevolgen hebben.

 

ANTWERPEN – Op donderdag 9/2/2012 organiseert Samenlevingsopbouw Antwerpen stad vzw de studiedag ‘Willen is kunnen? Als het Nederlands leren vastloopt’ in samenwerking met Huis van het Nederlands Antwerpen, Centrum voor Basiseducatie Open School, Filet Divers vzw, De Acht vzw, Centrum Taal en Onderwijs, OCMW Antwerpen, VDAB, Stad Antwerpen Onthaalbureau Inburgering en Stad Antwerpen Algemeen Onderwijsbeleid. Naar aanleiding van deze dag wil Samenlevingsbouw Antwerpen stad vzw vanuit de praktijk van het buurt- en opbouwwerk een oproep doen naar een meer gevarieerd aanbod aan Nederlandse taalverwerving en de loskoppeling tussen die taalverwerving en de toekenning van sociale grondrechten.

Wat zou het gemakkelijk zijn als iedereen dezelfde taal sprak. Veel minder misverstanden over wat er juist bedoeld wordt en iedereen begrijpt elkaar. De overheid hecht dan ook meer en meer belang aan het leren van het Nederlands voor mensen die in Vlaanderen verblijven. Voornamelijk wanneer iemand beroep doet op een sociale tussenkomst vanuit de stedelijke en Vlaamse overheid, wordt er meer en meer belang gehecht aan het leren van het Nederlands. Op deze manier wordt het verkrijgen van sociale grondrechten steeds meer gekoppeld aan het Nederlands.

Neem nu R. Zij volgde 4 jaar Nederlands les in een traject voor analfabeten die traag leren. Maar ook in dat traject lukte het niet om veel vooruitgang te maken. Haar motivatie liegt er nochtans niet om. Ieder jaar volgde ze trouw de lessen. Elk jaar in een ander deel van de stad. Sinds de school twee jaar geleden aangaf dat de lessen haar niet langer verder helpen in het Nederlands leren, volgt ze wekelijks een gespreksgroep met Nederlandstaligen om toch maar met de taal in contact te blijven. Want ze zou het zo graag kunnen: aan de dokter uitleggen waar het pijn doet, de kassierster begrijpen, met de buurvrouw kunnen praten en met de kleinkinderen.

R. is geen uitzondering, volgens internationaal onderzoek gaat het over 10% van de tweedetaalverwervers (Projectgroep Stagnerende leerders, 2004). De meeste van hen wonen vaak al jaren in ons land of kwamen via gezinshereniging naar hier. De grootste groep is dan ook 45-plus. Ze hebben amper of geen scholing genoten in hun kindertijd, waardoor Nederlands leren in een klas extra moeilijk wordt (van de Craats, & Kurvers, 2010). Ze blijven steken op wat in het Common European Framework of Reference beschreven staat als een A-niveau. Dit wil zeggen dat zelfs een praatje over het weer moeilijk is.

Maar de overheid vraagt inspanningen en het gevolg is dat de man in de straat resultaten verwacht. Mensen moeten steeds vaker bewijzen dat ze zich inzetten om het Nederlands te leren. Wanneer dat niet lukt, kan het grote gevolgen hebben. Ze krijgen bijvoorbeeld geen uitkering of vinden geen huurwoning. Maar er wordt dikwijls te weinig nagegaan welke de redenen zijn dat men niet slaagt of niet volhoudt. Het wordt vlug geïnterpreteerd als slechte wil. Maar juist het feit zelf dat men een beroep doet op steun van de overheid, geeft aan dat taal het minst van de problemen is waarmee ze geconfronteerd worden. Daarin ligt vaak de reden van het niet slagen of afhaken: problemen in het gezin, met de kinderen, gezondheidsproblemen of onregelmatige werktijden van de cursist of diens partner. Wanneer problemen zich voordoen in het begin van een nieuwe lesmodule, wordt bijbenen haast onmogelijk en geeft men sneller op. Bovendien is er ook nog steeds een tekort aan lessen Nederlands (al wordt er niet meer over wachtlijsten gesproken) of er bestaat zelfs helemaal geen aanbod, zoals voor mensen als R. Want het bestaande aanbod kan niet met hen verder. Ze mogen zich niet meer inschrijven op een reguliere school.

Ondanks de inspanningen, blijft de perceptie in de publieke opinie echter dat het aan het gebrek aan inzet ligt. De tolerantie ten aanzien van anderstaligen is er sterk op achteruitgegaan. Een andere taal op straat horen dan het Nederlands, stoort (Ipos, 2011).

Zoals iedereen, beschouwt Samenlevingsopbouw Antwerpen stad vzw het kennen van de streektaal als een belangrijke troef. Het huidige beleid beoordeelt de inzet van mensen op aanwezigheid in de lessen en koppelt daaraan de toekenning van sociale grondrechten. Maar afwezigheden die niet door ziekte verantwoord kunnen worden, kan men niet rechtlijnig interpreteren als onwil. Meer aandacht voor de specifieke situatie waarin mensen verkeren, zoals hierboven aangetoond, nuanceert het beeld van ‘onwil’ drastisch. Samenlevingsopbouw Antwerpen stad vzw nodigt dan ook alle actoren op dit domein uit om mee creatief na te denken hoe in de toekomst een meer gevarieerd aanbod voor taalverwerving kan uitgebouwd worden. Met als doel betere resultaten en een loskoppeling van Nederlandse taalverwerving en sociale grondrechten.