Stuurt Europa het hoofddoekendebat een andere kant op?

‘Kruisbeelden mogen in scholen, zegt Straatsburg’ (DS 19-20 maart p. 49). Een kruisbeeld in de klas is NIET strijdig met het recht op onderwijs zoals dat in de Europese Conventie over de Rechten van de Mens is vastgelegd. Dat is de definitieve uitspraak in de al jaren aanslepende juridische strijd van Soile Lautsi en haar twee zonen tegen de kruisbeelden in een Italiaanse staatsschool.
‘Kruisbeelden mogen in scholen, zegt Straatsburg’ (DS 19-20 maart p. 49). Een kruisbeeld in de klas is NIET strijdig met het recht op onderwijs zoals dat in de Europese Conventie over de Rechten van de Mens is vastgelegd. Dat is de definitieve uitspraak in de al jaren aanslepende juridische strijd van Soile Lautsi en haar twee zonen tegen de kruisbeelden in een Italiaanse staatsschool. Bij de Italiaanse gerechtshoven had mevrouw Lautsi geen gelijk gekregen, en daarop diende zij, samen met haar twee zonen, in 2006 een klacht in tegen de Italiaanse staat bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.  Daar kreeg ze, in 2009,  wel gelijk:  de kruisbeelden in de klaslokalen waren een schending van het recht op onderwijs, stelde Straatsburg. Maar de Italiaanse staat ging in beroep, en heeft nu, met de uitspraak van 18 maart 2011 de zaak gewonnen. Wat was er in het geding, en wat zijn de consequenties? De aanwezigheid van de kruisbeelden in Italiaanse klaslokalen gaat terug op koninklijke decreten uit 1924 en 1928, toen het katholicisme staatsgodsdienst was en het fascisme aan de macht. Sinds 1984 is het katholicisme niet meer de staatsgodsdienst van Italië, maar de decreten werden nooit geannuleerd. Het kruis en het kruisbeeld zijn nu strijdpunten voor rechts in Italië: de Lega Nord bv. lanceerde het idee om een kruis toe te voegen aan de Italiaanse vlag, en zij voerde, terwijl de zaak ‘Lautsi e.a. tegen Italië’ liep, een handtekeningenactie voor de aanwezigheid van kruisbeelden in klaslokalen van het staatsonderwijs. Een parlementariër van de Lega, Massimo Polledri, noemde de definitieve uitspraak van het Europees Hof ‘een beslissing met respect voor onze wortels en voor een cultuur gebaseerd op respect en op tolerantie. Een maatregel die voordelig zal zijn voor iedereen, omdat een Europa zonder waarden een zwak Europa is.’ Tolerantie is nochtans niet meteen dat waar je aan denkt bij de Lega, want haar nadruk op het christendom als kernstuk van de Italiaanse en de Europese identiteit gaat samen met het weren van islamitische migranten, en het prefereren van migranten uit christelijke landen. Wie de geschiedenis van de kruisbeelden in de Italiaanse klaslokalen bekijkt, ziet wat ze oproepen en waaraan ze herinneren: de symbiose van kerk en staat, de dominantie van de Katholieke Kerk en het fascisme. Begrijpelijk dus dat er verzet tegen die kruisbeelden is bij links, bij aanhangers van het laïcisme, en bij andere levensbeschouwingen dan de katholieke. Het vorige arrest van het Europees Hof in deze zaak, dat de kruisbeelden afwees, vond instemming bij verenigingen van atheïsten en agnostici,  van joden, bij protestanten en bij een kleine vereniging van moslims die al strijd voerde tegen de kruisbeelden. (De meeste moslimorganisaties hielden zich op de vlakte.) Maar de uitspraak van het Europees Hof is er nu, en ze is definitief.  Een ramp voor het laïcisme? Dat hoeft het niet te zijn, integendeel. Bekijken we de standpunten van het hof eens van dichterbij. Het hof stelt dat Italië (en dus elke Europese lidstaat) zelf mag beslissen over de kruisbeeldenkwestie, als er maar geen schending van de Europese Conventie voor de Mensenrechten  en haar protocols is. Die erkenning van de autonomie van de lidstaten komt tegemoet aan de kritiek dat Europa bemoeizuchtig is en zich mengt in de interne aangelegenheden van de lidstaten. Het neemt flink wat druk van de ketel. Hebben we te maken met een schending van die Europese Conventie? Volgens het hof is er geen bewijs dat een kruisbeeld in een klaslokaal de leerlingen beïnvloedt. Een kruisbeeld is een passief symbool waarvan de invloed niet te vergelijken is met een didactisch betoog of het deelnemen aan religieuze activiteiten.  Er zijn evenmin aanwijzingen dat de schooloverheid intolerant zou zijn tegenover niet-katholieke leerlingen. En de klagers hebben ook niet beweerd dat er sprake zou zijn van onderwijspraktijken met een religieus wervend karakter (proselitisme), of dat een leerkracht tendentieuze verwijzingen naar het kruisbeeld zou hebben gemaakt. De benadering van het Europees Hof opent interessante perspectieven. Op grond van het gelijkheidsbeginsel kunnen ouders van kinderen met een niet-katholieke levensbeschouwing nu ook eisen dat een symbool daarvan aan de schoolmuur hangt. Met dezelfde argumentatie over het passieve symbool kan immers verdedigd worden dat bijvoorbeeld een kalligrafie met het woord Allah geen beïnvloeding is van de niet-islamitische leerlingen. De uitspraak creëert zo de basis voor de overstap van een negatieve neutraliteit (die bij het arrest van 2009 nog meespeelde) naar een positieve neutraliteit: in plaats van de de totale afwezigheid van levensbeschouwelijke symbolen als principe te nemen, geeft men ze allemaal een plaats en behandelt ze op gelijkwaardige wijze. (Allemaal betekent praktisch gesproken niet alle bestaande of denkbare, maar de levensbeschouwingen die de kinderen in de klas van huis uit hebben.) Als kinderen niet beïnvloed worden door een passief symbool als het kruisbeeld, geldt dat dan niet a fortiori voor volwassenen die aan een overheidsloket geholpen worden door een dame met een hoofddoek? Er is geen reden om dat op te vatten als propaganda voor de islam of als ‘proselitisme’. En als kruisbeelden in het staatsonderwijs geen probleem zijn, dan zijn hoofddoeken aan het loket (of in het parlement) dat toch evenmin? Ook hier is de overstap naar een positieve neutraliteit van de overheid de voor de hand liggende conclusie. Wie meent dat het Europees Hof de laïciteit een nederlaag heeft toegebracht, is niet mee. In hun boek Laïcités sans frontières (Seuil, Parijs, januari 2011) betogen twee eminente specialisten, de Fransman professor emeritus Jean Baubérot en de Canadese hoogleraar Micheline Milot (die ook de Raad van Europa adviseerde) dat er vele soorten laïciteit zijn. Laïciteit is niet de scheiding van kerk en staat, zoals vaak beweerd wordt, want dat is maar een middel om de laïciteit te realiseren. Laïciteit is ‘een organisatie van de politiek waarin de vrijheid van geweten, in overeenstemming met het streven naar gelijke rechten voor iedereen, gegarandeerd wordt door een staat die neutraal staat tegenover de verschillende visies op het goede leven die naast elkaar bestaan in de maatschappij.’ (p. 80) Het definitieve arrest van het Europees Hof is conform met dit brede concept van laïciteit, maar relativeert de gevoeligheden van de antiklerikale laïciteit, terwijl de weg open ligt naar een laïciteit van de erkenning van de levensbeschouwingen en van de samenwerking van de staat met de levensbeschouwingen, in de terminologie van Baubérot en Milot. Op welke manier nu voortgebouwd zal worden op het arrest van Straatsburg zal ook afhangen van machtsverhoudingen, en zoals gezegd gunt Straatsburg de Europese lidstaten de vrijheid, zolang ze de Europese Conventie over de Mensenrechten en haar protocols respecteren. Maar nuchter bekeken biedt Straatsburg, dat ogenschijnlijk intolerant rechts in Italië in de kaart speelt, in feite een nieuw en aantrekkelijk perspectief op een tolerantere samenleving. Een baanbrekend arrest!