Ik geloofde niet in het argument van minister Muyters, daar de huidige werkzoekende allochtone jongeren in de meeste gevallen van de tweede of derde generatie zijn. Het gaat hierbij dus om jongeren die geboren en getogen zijn in Vlaanderen en allemaal zijn opgeleid in het Nederlands.
Slechts 1,7 procent van de instapstage jongeren beschikt over een gebrekkige kennis Nederlands. Dat blijkt uit een antwoord op een schriftelijke vraag van Vlaams parlementslid Güler Turan (sp.a) aan minister van Werk Philippe Muyters (n-va).
Het aantal jongeren dat de afgelopen zes maanden in aanmerking kwam voor een instapstage telt 6 707. De gerechtigde jongeren wijzigen echter continu, gezien de schoolverlaters tussen 6 en 12 maanden werkloos moeten zijn. Eind oktober klokte het aantal nieuwe in aanmerking komende jongeren af op 1059. Onder deze groep tellen we 811 autochtone tegenover 248 allochtone jongeren. Er werden alvast 524 instapstages opgestart. Slechts bij 9 van de 524 instapstages bleek de cursist over geen tot een beperkte kennis Nederlands te beschikken.
“Minister Muyters verklaarde ons in de commissie Werk van 10 oktober 2013, alsook in de pers, dat de kennis van het Nederlands als één van de voornaamste hindernissen geldt voor werkgevers om jongeren in instapstages aan te werven" aldus Turan.
“Niet alleen in de commissie werk ook in de VESOC-werkgroep van 27 september 2013 kaartte de minister de taal als belangrijk toeleidingsprobleem aan”.
“Ik geloofde niet in zijn argument, daar de huidige werkzoekende allochtone jongeren in de meeste gevallen van de tweede of derde generatie zijn. Het gaat hierbij dus om jongeren die geboren en getogen zijn in Vlaanderen en allemaal zijn opgeleid in het Nederlands. Nu blijkt dat slechts 1 op vier onder die jongeren van allochtone origine is en slechts bij 9 van die 524 instapstages de taal als probleem naar voren wordt geschoven lijkt mijn a priori twijfelachtigheid ook in de feiten bewezen."