Deze stad zal nooit genoeg mensen hebben die de huidige stand van zaken en het huidige klimaat kordaat en met kennis van zaken op de korrel nemen; Abou Jahjah kan dat als geen ander, en ik hoop uit de grond van mijn hart dat hij zich snel opnieuw in het publieke debat gooit.
Dyab Abou Jahjah keert terug naar ons land. Niet iedereen juicht daarover, ik wel. Het is te hopen dat hij snel zijn oude rol opneemt: die van een uniek politiek spreker die onderdanigheid weigert en in de aanval gaat tegen onrecht. Het Antwerpen van De Wever en Homans heeft hem nodig.
Abou Jahjah
Het is wat jaren geleden. Er was weeral een incident geweest waarbij Moslims betrokken zouden geweest zijn, en die avond in TerZake interviewde Siegfried Bracke de Antwerpse imam Nordin Taouil en Dyab Abou Jahjah. Beide sprekers werden door Bracke getypecast: Taouil moest de 'gematigde' Moslim zijn en Abou Jahjah de 'radicale'. En Bracke ging er flink op los.
Het eerste wat Taouil zei was: "Ik ben het wel niet eens met broeder Abou Jahjah, maar ik respecteer zijn mening en ik respecteer hem als mens". Recht uit Voltaire, een Hogepriester uit de Europese seculiere Verlichting, geplukt. Tot zover het gewenste beeld van de Moslim als on-Verlicht. Bracke moest even in z'n haar krabben.
Even later, nadat Bracke voor de zoveelste keer had opgeworpen dat "de Moslimgemeenschap zich toch moest distantieren van zo'n zaken" kreeg hij van Abou Jahjah, rustig maar beslist, het antwoord: "Meneer Bracke, we hebben ons hier al zes keer op tien minuten tijd gedistantieerd van zo'n zaken; hoe vaak moeten we het nog doen?" Bracke was even volkomen van de kaart, mompelde dan "Maar ik word betaald om vragen te stellen", waarop Abou Jahja zei "ja, maar niet altijd de zelfde".
Ik heb het weinigen ooit zien doen: het politieke forum betreden zonder aanwijsbare partij-credentials en dat forum binnen de kortste keren beheersen met scherpe maar doordachte en rationele uitspraken en argumenten. Abou Jahjah deed het. Zijn stijl als politicus was briljant en ik schreef dat ooit in een stuk in De Morgen onder de titel "Abou Jahjah spreekt als Steve Stevaert".
Hij was, inderdaad, even goed als de autochtone grootmeesters van het politieke debat. Hij liet zich nimmer intimideren door hun verbaal gewicht of politiek gezag - hij speelde even goed in de Premier League van het publieke debat. Maar erger nog: hij liet zich niet typecasten als de ideale allochtone woordvoerder.
De man die kon praten
Ik was het zelf vergeten, maar Abou Jahjah vermeldde het ooit in een interview: ik gaf ooit een dag politieke vorming - voor ABVV mensen, als ik me niet vergis - en Abou Jahjah was een van de aanwezigen. Ik toonde er een video uit de vroege dagen van het migrantendebat, waarin Wilfried Martens een televisiedebat hield met een dame van marokkaanse afkomst, die dan 'de allochtonen' stem moest geven.
De dame werd door Martens simpelweg omvergelopen, bijeengeveegd en in een hoekje geschoven: ze kwam niet uit haar woorden, sprak enkel defensief, nam de termen en de krachtlijnen van Martens over, kwam niet tot heldere one-liners en zo meer - een communicatieve ramp.
Ik legde uit dat precies dit soort communicatiestituaties het migrantendebat verziekten: men plaatste een autochtone meester-communicator tegenover een allochtone beginneling, en het resultaat was voorspelbaar: de allochtoon werd gewoonweg niet gehoord.
Toen ik jaren later Abou Jahjah aan het werk zag, had hij die structuur volkomen veranderd. Hij plaatste de autochtone tegenstrever in het defensief, en niet met scheldwoorden of woest geschuimbek, maar met argumentatieve precisiebombardementen die vlijmscherp en lijnrecht de uitgangspunten van de tegenspeler onderuit haalden. Plots hadden we een allochtone woordvoerder die geen inferioriteit in het debat aanvaardde, maar gelijkheid eiste en ze desnoods eigenhandig tot superioriteit omkeerde.
De brave, arme allochtoon die we zo makkelijk de baas konden, was vervangen door een allochtoon die bulkte van zelfvertrouwen, verdomd verstandige praat verkocht, nagels met koppen sloeg en een kat en kat noemde. Abou Jahjah sprak onbevreesd en analytisch over racisme en discriminatie, over maatschappelijke ongelijkheid, systematische achterstelling van minderheden, en - noteer - over de manieren waarop dit alles volkomen in strijd was met de waarden en principes die onze autochtone samenleving zo graag beleed en uitdroeg.
Abou Jahjah zei, en argumenteerde, dat Belgie geen democratie was als het over migranten ging, geen rechtstaat, geen land waarin elk kind gelijke kansen heeft, geen land waarin de lat voor ieder gelijk ligt.
De grootste zonde
Dat was zijn grootste zonde: hij hanteerde een aanvallende strategie, terwijl we onze migranten liefst in het defensief zagen. Hij werd dan ook zelf het grootste slachtoffer van de hypocrisie die hij beschreef. Op een dag in 2002 toen er rellen in Borgerhout waren - en laat ons die dag nooit vergeten - stormde de Eerste Minister, Guy Verhofstadt, het Parlement binnen en schreeuwde daar dat, indien er geen wet bestond waardoor men Abou Jahjah voor jaren achter de tralies zou kunnen houden, het Parlement er maar meteen en ter plekke een moest maken.
Verhofstadt leverde zo het meest pure en overtuigende bewijs van wat Abou Jahjah zei; en passant beging Verhofstadt ook nog een dozijn overtredingen van de Grondwet - de Parlementsvoorzitter had onmiddellijk zijn ontslag moeten eisen op dat eigenste moment.
Verhofstadt bleef echter vanzelfsprekend lekker op post, en Abou Jahjas rol in Belgie was uitgespeeld. Het scenario dat Abou Jahjah zo overtuigend had beschreven ontrolde zich, met hem zelf als doelwit. De klacht die het Parket tegen hem had neergelegd leidde in 2008 tot een volledige vrijspraak in beroep: er was en is immers nog altijd geen wet die hem jaren achter de tralies kon houden, en dat is maar goed ook. Maar de afwezigheid van een wet nam niet weg dat Abou Jahjah het slachtoffer was van een buitengewoon radicale repressie vanwege de overheid - die daarvoor, zo bleek, dus geen enkele wettelijke grond had.
Abouh Jahjah werd het slachtoffer van een van de meest beschamende momenten van anti-democratie, anti-wettelijkheid, anti-gelijkheid die we in dit land ooit hebben meegemaakt. Ik beschouw het nog altijd als een moment waarop wij, de autochtonen, alle recht van spreken over de grote waarden van het Westen te grabbel gooiden en onszelf dus voor eens en altijd tot een ongeloofwaardige partij maakten wanneer het over die grote waarden ging. De schaamte die ik toen voelde gaat nooit meer weg.
Terug naar A
We zijn nu wat jaren verder. Abou Jahjah heeft jaren in Libanon geleefd en gewerkt, in een omgeving gekenmerkt door extreme vormen van onrecht, geweld en brutaliteit. Hij is er, naar eigen zeggen, wijzer en milder geworden.
Het eerste juich ik toe. Het tweede maakt me onrustig. Er is immers weinig reden om mild te zijn als allochtoon in het Antwerpen waarin Abou Jahjah terugkeert. En niet alleen als allochtoon: de stad is volkomen gepolariseerd dank zij een bestuur waarvan het radicalisme en voluntarisme soms de absurditeit benadert, vaak de grenzen van de wettelijkheid overschrijdt, en altijd die van het fatsoen als burger aantast.
Abou Jahjah keert terug naar een stad die hem niet op gejuich zal onthalen. Het eerste welkomsschot is trouwens al gegeven: de heer Gantman (zelf niet van onbesproken signatuur - en in zijn geval waren er wel wetten op basis waarvan hij veroordeeld werd) riep de autoriteiten op om Abou Jahjah prompt te arresteren bij aankomst in onze Open, Verlichte en Vrije Democratie. Abou Jahjah zal op alle manieren gekloot worden in dit Antwerpen.
Maar Antwerpen heeft hem o zo nodig. Deze stad zal nooit genoeg mensen hebben die de huidige stand van zaken en het huidige klimaat kordaat en met kennis van zaken op de korrel nemen; Abou Jahjah kan dat als geen ander, en ik hoop uit de grond van mijn hart dat hij zich snel opnieuw in het publieke debat gooit. Zijn talent is zeldzaam, zijn egagement uniek, en er is niet enkel ruimte voor maar ook nood aan iemand zoals hem. Als de tegenpartij daar lastig over wordt, dan is dat jammer voor hen, want geheel de bedoeling.
Ik zei dat Antwerpen hem niet op gejuich zal onthalen. Ik moet preciezer zijn: het deel van Antwerpen dat nu met het schildje 'A' op de kraag rondloopt zal hem verfoeien en hem het vuur aan de schenen pogen te leggen. Ik neem aan dat hij zich zal moeten laten inschrijven als bewoner in de Stad; niet moeilijk te voorspellen dat daar al problemen zullen opduiken, en dat die wellicht royaal in de media zullen worden uitgesmeerd.
Er is echter ook een ander deel van Antwerpen: het grootste deel, het deel van de mensen die zich door dit bestuur niet vertegenwoordig en gerespecteerd voelen. Ik hoor daar bij. En dus zeg ik: welkom terug, Dyab.