Wie stelt de machtsvraag

Enkele dagen geleden opperde Jan Blommaert het idee van een vakbondspartij. Daar kwamen on en off the record een hele lading reacties op. Prof. dr. Blommaert grijpt ze aan om enkele punten nog wat scherper te stellen, en de inzet van dit verhaal zeer precies te schetsen.
Wie stelt de machtsvraag

Wie luidop durft zeggen dat in een democratie de macht bij het volk ligt krijgt snel een schaterlach als antwoord. We zijn politiek heel erg cynisch geworden, en we berusten nogal snel in ons machteloze lot. En we denken niet meer na over macht. We zien daardoor niet de kansen die er wel degelijk zijn.

 

Enkele dagen geleden opperde ik het idee van een vakbondspartij. Daar kwamen on en off the record een hele lading reacties op. Ik grijp ze aan om enkele punten nog wat scherper te stellen, en de inzet van dit verhaal zeer precies te schetsen.

Ik ben van oordeel dat de verkiezingen van 2014 over sociaaleconomische thema’s moeten gaan, en men zal me niet snel van het tegendeel overtuigen. De crisis, en vooral ook de door de EU aangestuurde reacties op die crisis, zorgen voor een verschuiving en verandering in onze samenleving die niets minder dan revolutionair is.

De inzet

Wie het sociale en politieke slagveld overschouwt in Griekenland, Cyprus, Italië, Spanje, noem maar op, moet beseffen dat we in sinds enkele jaren aan een sneltreinvaart datgene aan het afbouwen zijn wat ruim een eeuw aan opbouwwerk heeft gekost. Maak mij niet wijs dat deze crisis louter economisch is. Het is al lang een economische, sociale, politieke, culturele, ideologische en morele crisis die de fundamenten van onze samenleving uitgraaft. Dat heeft effecten van hoog tot laag, op de grootste zaken zowel als op de kleinste aspecten van ons alledaags leven. En die revolutie is nog niet afgerond, ze is pas begonnen.

Tot nader order heeft de burger nog een enkel moment van macht: de macht in het stemhokje. We mogen die slechts zelden uitoefenen, en dus is het van belang dat we dat telkens weer goed doen, met een volledig besef van de ware inzet van dat moment. Die inzet is nu, en over heel Europa, het maatschappijmodel waarin we leven. Our Way of Life, zoals de Amerikanen het noemen.

Wie de agenda van de verkiezingen tracht te domineren met beuzelarijen die deze grote kwesties ontwijken of afdoen als onbelangrijk, die bedrijft een politiek die in 2014 wezenlijk irrelevant is. De vragen die ons allemaal aangaan zijn immers van een andere orde, en we moeten ze in het stemhokje stellen.

Ik geef er enkele. Ben ik bereid veel meer en harder te werken voor veel minder welvaart? Ben ik bereid mijn sociale rechten bij ontslag, ziekte of zwangerschap op te geven? Ben ik bereid de volledige marktprijs van het onderwijs van mijn kinderen uit eigen zak te betalen? Ben ik bereid de volle kost van mijn medische zorgen, nu en later, zelf te dragen?

Wie denkt dat ik zaken verzin of dramatiseer moet maar eens op zoek naar goede informatie over de toestand in de landen die ik eerder vermeldde. Of over de toestand van het ‘precariaat’ in de Verenigde Staten, die enorme groep uit de lagere middenklasse die sinds 2008 vanuit een relatieve welvaart plots tot op de armoedegrens is gedaald.

Dat is de inzet van de verkiezingen; dit zijn de vragen die onze keuze in het stemhokje moeten leiden. Welke politieke actoren nemen deze vragen ernstig?

De spelers

Het antwoord is: buiten de PVDA+, een deel van Groen! en wat individuen hier en daar in andere partijen moet je hard zoeken wil je dergelijke politieke actoren vinden. De centrumpartijen, die de regeringen leveren in dit land, plaatsen ze niet op de agenda. Neen, het zijn die centrumpartijen die – als konijnen in de lichtbak – aanvaarden dat de N-VA de inzet van de verkiezingen bepaalt: de splitsing des lands. Ze aanvaarden daardoor ook dat de grotere en belangrijker thema’s volkomen marginaal blijven.

Dat betekent dat, wat ook de uitslag van de verkiezingen is, geen enkele regering zal kunnen (of willen) argumenteren dat ze een mandaat heeft om tegen de sociale afbraakpolitiek in te gaan. Het ligt voor de hand dat we dan een regering krijgen die bijzonder veel energie en middelen spendeert aan wat dan ‘confederalisme’ zal heten, en voor de sociaaleconomische kwesties simpelweg het EU-beleid overneemt en uitvoert. Die regering zal om dezelfde redenen dan ook niet op de besluitvorming binnen de EU kunnen wegen. Want die regering heeft van de bevolking geen richtinggevend programma mee gekregen in die zin. Dat programma stond simpelweg niet ter discussie tijdens de verkiezingen.

Daarom moeten sociaaleconomische thema’s absoluut op de electorale agenda komen. Bovenaan de agenda zelfs. Want wees maar gerust dat we de komende jaren de ene na de andere beslissing van de EU op ons zullen afgevuurd krijgen die, afgaande op het verleden en het heden, de consolidering van een neoliberaal staats- en samenlevingsmodel handen en voeten geven.

We moeten na de verkiezingen dus een regering hebben die een sociaaleconomisch verhaal te vertellen heeft. Dat verhaal moet de echte inzet zijn van de campagne en de verkiezingen. Er moet over sociaaleconomische vragen klare wijn geschonken worden tijdens de campagne. Alle partijen moeten tot duidelijke standpunten gedwongen worden.

Door wie? Door zij die het meest te verliezen hebben bij de neoliberale tendens die nu, in alle stilte en zonder discussie, alle geesten in de Wetstraat is gaan overheersen. Ik zie vakbonden daarvan als voortrekkers. Zij vertolken, structureel binnen het middenveld, precies die belangen die door deze tendens worden aangetast, en vertegenwoordigen precies die delen van de bevolking die alles te verliezen hebben bij het vermijden van de grote sociaaleconomische vragen.

De machtsvraag

Het volstaat echter niet om partijen naar hun standpunten te vragen. Dat is een aloud gebruik: allerhande drukkingsgroepen doen in de aanloop naar verkiezingen rondvraag bij partijen om te zien wie hen genegen is en wie niet. Er worden dan wat beloften en losse frasen uitgewisseld, en dat is het dan.

Dat volstaat niet, want de inzet is veel te groot. Wie concludeert dat de belangen van een groot deel van de bevolking niet gediend worden door de bestaande partijen, of zelfs worden aangetast, kan twee dingen doen. Men kan stemmen op ‘het minste kwaad’, de partij of partijen die toch nog lichtjes neigen naar de eigen standpunten. Dat is waarom een groot deel van het linkse electoraat nog altijd op de sp.a stemt: misschien wordt die partij ooit opnieuw links?

Men kan ook datgene doen wat ieders recht is in een democratisch stelsel: zelf een partij oprichten rond die belangen, en zelf mee doen aan de verkiezingen. Naast het stemrecht is dat het tweede beetje democratische macht dat elke burger bezit: we kunnen zelf meedoen aan verkiezingen.

Dat is de machtsvraag, en we kunnen ze niet vermijden. Indien onze belangen niet verdedigd worden door de bestaande partijen, dan moeten we dat zelf doen. Daartegen bestaat uiteraard weerstand, want we zijn zo gewend aan het bestaande palet van partijen dat we ons moeilijk een volledig nieuwe partij kunnen inbeelden. Laat staan dat die partij succes zou hebben.

Met die houding zou Pim Fortuyn natuurlijk nooit de invloed hebben gehad die hij nu nog altijd heeft in Nederland. Wilders evenmin. Beppe Grillo in Italië ook niet, en Syriza zou nooit een partij van formaat in Griekenland geworden zijn. Ook in eigen land – we vergeten dat – krijgen we om de haverklap nieuwe partijen. ROSSEM was een opvallend curiosum in de jaren negentig; maar ook LDD was nieuw, Vivant kwam ook uit het niets, en zelfs de N-VA bestaat nog maar een goed decennium.

Het oprichten van partijen behoort tot de dynamiek van een democratisch politiek systeem. Er is dan ook niets vreemds aan. Partijen ontstaan wanneer ze een programma hebben dat niet door andere partijen wordt verdedigd, en/of wanneer burgers het gevoel hebben dat hun belangen niet afdoende verdedigd worden door de bestaande partijen.

Met een inzet die zo hoog is, belangen die zo breed gedeeld worden in de samenleving, en tegelijkertijd door geen van de centrumpartijen worden verdedigd – in zo’n situatie lijkt het mij gewoon vanzelfsprekend dat er niet enkel een ‘markt’ voor een nieuwe partij is, maar een absolute behoefte. Als de Moeder Aller Verkiezingen enkel over de staatshervorming mag gaan, dan is er dringend een grote en sterke politieke formatie nodig die de grote sociaaleconomische vragen op tafel kwakt en daardoor de N-VA en haar acolieten in de marge van de debatten duwt, of tot klaarheid omtrent haar sociaaleconomische standpunten dwingt.

Terug nadenken over macht

Wie luidop durft zeggen dat in een democratie de macht bij het volk ligt krijgt snel een schaterlach als antwoord. We zijn politiek heel erg cynisch geworden, en we berusten nogal snel in ons machteloze lot. En we denken niet meer na over macht.

We zien daardoor niet de kansen die er wel degelijk zijn. Als een grote massa mensen achter een sociaaleconomisch programma kan geschaard worden dat een verbetering van onze samenleving en democratie, geen verslechtering voorstaat, dan heeft men een machtsmiddel in handen. Enkele procenten tijdens verkiezingen, en zelfs de vrees daarvoor, volstaan om de consensus van het politieke centrum te doorbreken en de hele zaak open te gooien. Bijna alle eerder vermelde nieuwe partijen hebben dat gedaan: ze kwamen uit het niets en stoomden meteen door naar politieke vertegenwoordiging, of zelfs naar de macht. Hun opkomst zorgde telkens voor verhevigde debatten over de thema’s die zij – niet de klassieke partijen – aanbrachten, en telkens had hun doortocht in de politieke een blijvende invloed tot gevolg.

We mogen het geloof in dat aspect van de politiek niet opgeven: dat wanneer we ontevreden zijn over de huidige leiders, we zelf nog altijd de middelen hebben om hen te beconcurreren. En dat ze op dat moment naar ons moeten luisteren en rekening met ons moeten houden, of ze dat leuk vinden of niet.

Die machtsvraag is dan ook iets wat het hele maatschappelijke middenveld, vakbonden op kop, nu moet stellen. Wie verdedigt onze belangen? De partijen die dat doen zullen we steunen, degenen die dat niet doen zullen we bestrijden, want we hebben de machtsmiddelen waarmee we dat kunnen doen. Zoveel bloed heeft deze democratie nog altijd in de aders, spijts snel oprukkende vaatvernauwing.