Nadia Nsayi schreef het boek ‘Dochter van de dekolonisatie’. Haar grootvader is een Belg, haar grootmoeder een Congolese vrouw. De zoon van dit koppel heet Marcel, Nadia’s vader. Na de dood van Marcel komt Nadia met haar Congolese moeder naar België. In haar boek verweeft ze prachtig haar eigen kleine geschiedenis met het grote verhaal van Congo. Het boek van Nadia inspireerde mij om te onderzoeken of ik als ‘zoon van de kolonie’ ook een verhaal heb. Het is dit geworden.
Sylva en Frits
Mijn moeder, Sylva Janssens-Hoebanx, woont een bespreking bij op de school waar ze les geeft na de tweede wereldoorlog in 1946. Een missionaris laat lichtbeelden zien van de Kivu-streek en van Bukavu, prachtige heuvelachtige landschappen. Ook een dia van een school, het pensionaat Albert I, wordt getoond. De school heeft een probleem. Op dat moment is er geen Germanist om de talen Duits, Engels en Nederlands te geven. De diploma’s van de afstuderende scholieren zullen daardoor niet erkend worden. Spontaan stapt Sylva na de voorstelling naar de missionaris om zich aan te bieden, zij is immers Germaniste.
Zo belandt Sylva in Bukavu. Eerst trouwt ze nog met Frits Janssens, iemand waarmee ze de tafel deelt in hun pension. Zij converseert Duits met hem, hij Frans met haar. Wanneer Frits laat merken dat hij wel meewil zegt Sylva: “Maar je hebt mij nog nooit getoond of gezegd dat je van mij houdt! Als je mee wil, moeten we toch eerst trouwen, niet?” Frits is wat verlegen, maar maakt het snel goed. En samen naar de kolonie gaan, heeft vast en zeker voordelen.
In september 1947 begint Sylva les te geven in Albert I. Frits vindt een baan als accountant in een quinine-fabriek. Later wordt hij stadssecretaris van Bukavu.
Frits en Sylva krijgen vier kinderen: Lieve in 1948, Paul in 1950, ik (Frederik) in 1953 en Bob in 1955. Ik heb louter fijne herinneringen aan Congo. Bukavu is niet zo heet als andere plekken in Congo. In de verte zien we de contouren van vulkanen. We hebben een mooi huis in een tuin, met bananenbomen. We wonen op wandelafstand van het Kivu-meer waar we kunnen gaan zwemmen. We hebben een goede band met ‘onze boys’ Antoine en Kapitula. Hun gezinnen wonen bij ons. Als ik dan eens een dag met koorts thuis moet blijven, ontbijt ik eindeloos met Antoine die mij Kiswahili leert: moya, bili, tatu, ini, ….
Het politieke landschap
In 1955 komt Koning Boudewijn op bezoek in Bukavu. Ik sta mee in de rij om met een Belgisch vlaggetje te zwaaien. Hij rijdt langs in een open cadillac. Iedereen wuift en joelt: “Vive le Roi Baudoin! Vive Mwana Kitoko! ” Mwana Kitoko staat voor ‘mooie knaap’. In 1955 publiceert Professor Van Bilsen ook zijn Dertigjarenplan om de politieke ontvoogding van Belgisch-Congo voor te bereiden. Op dat moment lijkt het erop dat het koloniale regime nog voor 30 jaar vastgebeiteld zit. Veel kolonialen vinden het plan van Van Bilsen naïef en onrealistisch.
Maar de internationale verhoudingen veranderen snel. Premier Winston Churchill en President Franklin D. Roosevelt maakten tijdens Wereldoorlog II een afspraak. De Verenigde Staten zullen in actie komen om het Hitler-regime te verslaan, maar Churchill moest beloven dat hij de kolonies van het Britse Imperium, na afloop van de oorlog, onafhankelijkheid zal gunnen. Je kon het een paradima-shift noemen. Ook België zat dus onder deze internationale druk. Niet meer via ‘kolonisatie’ maar via internationale handel en ontwikkelingshulp moesten de volkeren van Afrika (en Latijns-Amerika en Azië) hun zelfbeschikkingsrecht uitoefenen. Al was het zeker niet enkel goodwill en generositeit: de Verenigde Staten gaan ervan uit dat het doorbreken van koloniale banden goed is voor de vrije wereldhandel.
Oud-kolonialen beweren dat het schoolsysteem in Belgisch-Congo het beste was van alle koloniale mogendheden. Maar enkel de lagere scholen waren uitgebouwd!
Voor Congo gaat een en ander te snel. Mijn vader wordt gevraagd om een jonge man (die enkel tot het 3de middelbaar naar school was gegaan) op te leiden tot de functie die hij uitoefende: stadssecretaris van Bukavu. De bevolking van Belgisch-Congo wordt onderverdeeld in drie groepen: bovenaan de kleine groep ‘beschaafde witte Europeanen’, onderaan de grote massa ‘onbeschaafde zwarten’, en daartussenin een groeiende groep: de ‘évolués’. Die naam wordt gebruikt voor zwarten die het Belgisch model imiteren en eten, wonen en zich kleden als Belgen. Kortom, de 'évolués' zijn door ‘de beschaving’ veranderd. Voor hen en hun echtgenotes worden cursussen ingericht. Als erkenning voor jouw statuut van 'évolué' kan je een ‘carte de mérite civique’ verwerven. Bij gebrek aan geschoolde kandidaten doet men beroep op deze groep. De pupil van mijn vader is dan ook iemand die men als 'évolué' aanduidt.
Oud-kolonialen beweren dat het schoolsysteem in Belgisch-Congo het beste was van alle koloniale mogendheden. Maar enkel de lagere scholen waren uitgebouwd! De middelbare scholen gedeeltelijk, er waren geen hogescholen en pas zeer laat universiteiten. Pas in 1954 werd Lovanium in Kimwenza, bij Leopoldstad, opgericht. In 1956 kwam er een universiteit in Elisabethstad. In 1960 waren er 16 universitairen in Congo op een totaal van 16 miljoen Congolezen. Ook enkele priesters waren hoogopgeleid in filosofie en theologie.
Het vertrek
Het schooljaar 1959 – 1960 eindigt in juni. Het beeld staat in mijn geheugen gegrift: ik maak deel uit van een grote kring met leerlingen en leerkrachten die ‘het afscheidslied’ zingen, hand in hand, op een groot grasveld voor de school. Daarna is het inpakken om op vakantie te gaan naar België, dat is toch de bedoeling.
In Leopoldstad, 1500 km westelijker, vindt op 30 juni 1960 de ceremonie van de onafhankelijkheid van Congo plaats. Vele Belgische hoogwaardigheidsbekleders en buitenlandse persmensen zijn aanwezig. Koning Boudewijn geeft een toespraak waarin het kolonialisme geprezen wordt. Hij huldigt ‘het genie’ van zijn overgrootoom, koning Leopold II. Er ontstaat onrust bij de Belgen na de scherpe woorden van premier Patrice Lumumba. Zijn woorden zijn zeer juist, maar staan haaks op de overtuiging van veel Belgen dat zij de 'beschaving' naar Congo brachten, wegen aanlegden, scholen en ziekenhuizen bouwden.
Achteraf blijkt dat de onafhankelijkheid nooit volledig gegund werd. De Belgische overheid heeft in Congo dubbel spel gespeeld.
Achteraf blijkt dat de onafhankelijkheid nooit volledig gegund werd. Het militair kader van het leger zou volledig Belgisch blijven. De Belgische generaal wil het plan verduidelijken met enkele simpele woorden met krijt op een bord: “Avant l’independance = Après l’independance”. Dit wordt natuurlijk niet gepikt. Vandaar de muiterij en opstanden vlak na de onafhankelijkheid. Van die verwarring maakt de politicus Moïse Tshombe gebruik om de onafhankelijkheid van de provincie Katanga uit te roepen. Voor de nieuwe staat Congo is dit een ramp: deze provincie bezit de bodemschatten: kobalt, koper, uranium, goud, diamant. Zestig procent van de begrotingsmiddelen komt daarvandaan. De Belgische haute finance steunt Tshombe met huurlingen en wapens om in het grootste geheim de opsplitsing gewapenderhand te verdedigen. In de Humo van 23 juni 2020 komt de piloot-huurling Roger Bracco aan het woord: “De Belgische overheid heeft in Congo dubbel spel gespeeld: aan de ene kant installeerde ze in Leopoldstad het nieuwe centrale gezag met president Kasavubu en premier Lumumba. Aan de andere kant organiseerde ons land vanuit Elisabethstad de afscheiding van Katanga.”
Door de muiterij en onlusten, ook verkrachtingen en moordpartijen, komt een golf van Belgische vluchtelingen in beweging. Wie wil terugkeren naar België krijgt voorrang op de vliegtuigen. Zo worden onze tickets voor de vakantie in België waardeloos, en worden we ook vluchtelingen die gerepatrieerd worden. Ik herinner me dat we van Bukavu naar het vliegveld in Ruanda-Urundi reden in onze Studebaker. De grens tussen Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi was de Rusizi rivier. Mijn vader stopte, nam een revolver die hij in de wagen had, en slingerde die in de rivier. Hij legde uit dat als we zouden worden tegengehouden door Simba's, een rebellengroep in Oost-Congo, het veiliger zou zijn om ongewapend te zijn. Als 6-jarige zat ik daarover te piekeren. Later ben ik gewetensbezwaarde geworden.
De aankomst
Ik herinner me de aankomst op Melsbroek in 1960. Het is juli, ik zou 7 worden in augustus. We krijgen truien over ons hoofd getrokken, kriebelende wollen truien... onaangenaam. Er zijn vrijwilligers om ons te helpen. Er is een zekere bezorgdheid, want de verhalen over verkrachtingen en moordpartijen deden de ronde. Als vluchtelingen worden we met sympathie bejegend. Maar maanden later en ook de jaren daarna kleefde er op ons, ex-kolonialen, een eerder negatief imago.
Sylva en Frits staan voor een zware opdracht: een huurhuis zoeken, het huis bemeubelen, huisgerief kopen, werk zoeken… Ondertussen de vier kinderen bezig houden. Mijn moeder belt zich te pletter naar scholen om te horen of er een Germaniste Duits/Engels/Nederlands nodig is. Zo vindt ze een baan in het Heilig Hart Instituut te Halle. Tot haar pensioen heeft ze daar les gegeven. Mijn vader vindt een baan als accountant in Brussel.
Als jonge gast heb ik geen uitgesproken ideeën over Congo of het koloniale systeem. Ik heb alleen mijn fijne herinneringen aan een soort ‘paradijs’. Mijn vader is wel van mening dat, om 'raciale conflicten' te vermijden, wellicht een 'gescheiden ontwikkeling' de beste oplossing was. In Belgisch-Congo is er in de feiten een scheiding tussen zwart en wit. Hij verwijst ook naar de rassenrellen in de Verenigde Staten en de politiek in Zuid-Afrika. Op de middelbare school, als 15-jarige, maak ik een werkje voor geschiedenis over het 'apartheidssysteem' in Zuid-Afrika. Bij de ambassade van Zuid-Afrika vraag ik een info-pakket aan. In deze documenten beweert men dat de zwarte Afrikanen van het Noorden naar het Zuiden zijn afgezakt. Maar dat de witte kolonisatoren (eerst de Nederlanders, de boeren, daarna de Britten) met boten naar Kaap de Goede Hoop voeren, en daar aan land gingen. Volgens de ambassade van Zuid-Afrika was het land leeg. Er waren geen zwarten. Gelukkig heb ik een goede leraar geschiedenis die uitlegde dat dit propaganda was, en volstrekt niet klopte.
De reflectie
Ik ben erg kritisch beginnen nadenken over onze kolonie tijdens de cursussen die we kregen ter voorbereiding van onze burgerdienst.
Ik ben erg kritisch beginnen nadenken over onze kolonie tijdens de cursussen die we kregen ter voorbereiding van onze burgerdienst. Ik was gewetensbezwaarde, en ook wij kregen zoals de soldaten een opleiding, weliswaar van een andere orde. Deze vond plaats in de lokalen van de Internationale Voor Oorlogstegenstanders in Brussel. Een van de lesgevers is Jean Van Lierde, de allereerste gewetensbezwaarde in België en de persoon die voor dit statuut gestreden heeft. Hij was lid van de Belgische delegatie in 1960, en het was zijn taak te communiceren met de Congolese politici. Men beweert dat hij de speech voor Patrice Lumumba geschreven zou hebben, maar dat ontkent hij ten stelligste. Wel heeft hij de ontwerp-speech van Koning Boudewijn aan Lumumba bezorgd, zodat die zich kon voorbereiden op een weerwoord. Dat weerwoord was zeer precies en correct, maar niet diplomatisch. Een beschrijving van het lijden van het Congolese volk tijdens de kolonisatie. Binnen het jaar wordt Lumumba gevangen gezet en vermoord. België en de Verenigde Staten van Amerika hebben daar een hand in. Wellicht ook bij de dood van de Secretaris-Generaal van de VN, Dag Hammerskjöld, zijn België en de Verenigde Staten betrokken. Hammerskjöld komt poolshoogte nemen in Katanga in verband met de dreigende afscheiding van Katanga onder leiding van de Belgisch-gezinde Tshombé. De VN willen de integriteit van de kersverse nieuwe staat steunen. Dag Hammerskjöld wordt door een Belgische piloot uit de lucht geschoten, volgens de reportage ‘Cold Case Dag Hammerskjöld’. De Secretaris-Generaal van de VN was zeker geen vijand van België, maar hij waakte over de integriteit van het onafhankelijke Congo, wat zijn taak was. Er is echter nooit een formele opheldering gekomen voor de moord op de VN-leider.
Al deze feiten zorgen ervoor dat ik kritisch ben ten aanzien van ons koloniaal verleden. Ik som even op waar ik regelmatig over reflecteer en wat me bezighoudt betreffende dit thema.
Een vraagstuk dat mij intrigeert en waarop ik graag een antwoord zou willen krijgen, misschien van de Congo-commissie: in hoeverre was de formele Belgische politiek op de hoogte van het dubbelspel in juni 1960? Ik zei het al: de onafhankelijkheid van Congo werd niet gegund. Het leger zou in handen blijven van Belgische militairen. Politiek waren er vooral ‘évolués’ die de politieke posten innamen, geen echt opgeleide mensen. Ook economische onafhankelijkheid werd niet gegund. De Belgische industriëlen (Union Minière en anderen) wilden de onafhankelijke staat Congo blijven gebruiken als wingewest. Een goede transitie, waarbij België Congo zou geholpen hebben om de staatskas van Congo te vullen met de opbrengst van de bodemschatten, zat er niet in. Congo begon zijn onafhankelijk bestaan met een lege staatskas.
Ik ben blij met het activisme van de Congolese diaspora in België. Dat er standbeelden van Leopold II besmeurd en afgebroken worden doet schrikken en nadenken. Ik meen dat de steden en gemeenten waar deze monumenten staan een zeg in deze moeten hebben. Wie wil men eren, wie niet? Wellicht staan er wat te veel standbeelden van Leopold II. Als ze blijven staan, liefst met een 'duiding': waar staat deze koning voor? Dat mag geduid worden, onze herinneringen aan een moeilijke tijd mogen niet uitgewist worden. Ook de beweging ‘Black Lives Matter’ en de moord op George Floyd in de Verenigde Staten inspireert de Congolese diaspora hier. Dat er een verband is tussen slavernij en racisme in de Verenigde Staten is evident. Ook de band tussen kolonialisme en racisme wordt nu door de zwarte diaspora in België aangeklaagd. Terecht! De zwarte diaspora in België surft mee op de internationale golf van deze beweging. Zij hebben de spijtbetuiging van koning Filip ongetwijfeld geïnspireerd. Een grote stap. Ook op politiek niveau komt er beweging. In het Vlaams Parlement ligt een resolutie voor om de kolonisatie én het dekoloniseringsproces in de eindtermen op te nemen. En in de Kamer wil men een Congo-commissie installeren, een soort ‘waarheidscommissie’, om zich te buigen over het koloniaal verleden.
Een suggestie aan de Congo-commissie: begin met de lectuur van door zwarte historici geschreven werken.
Het boek van Jef Geeraerts ‘Black Venus’ mag zeker uit de Vlaamse Literaire Canon verdwijnen. Hij beschrijft pedofiele handelingen met 13-jarige zwarte meisjes. Hij is destijds geprezen omdat hij het benepen katholieke Vlaanderen zou 'bevrijd' hebben van de kleinburgerlijkheid. Maar zijn boek is racistisch, sexistisch, kolonialistisch en dieronvriendelijk. Een van de favoriete bezigheden van de ik-figuur: bavianen uit de bomen schieten. Verrassend genoeg waren het vooral katholieke professoren uit de Katholieke Universiteit Leuven die hem de prijs wilden geven. ‘Black Venus’ krijgt de driejaarlijkse Belgische Staatsprijs voor literatuur in 1969. Een tijdsgewricht waarin veel autoriteiten bevraagd worden. De katholieke professoren willen tonen dat ‘katholiciteit’ nu breeddenkend is geworden. Maar de inhoud van ‘Black Venus’ blijft, ook decennia later, compleet onverteerbaar.
Dat er een Congo-commissie in het Parlement wordt geïnstalleerd is een goede zaak. Het biedt een mogelijkheid om de zeer complexe problematiek van onze ex-kolonie een plaats te geven en te verwerken. Alle actoren van destijds zouden aan bod moeten komen. Het is niet zo dat er nog niets geweten is over de koloniale tijd. Er zijn talloze boeken over Kongo-Vrijstaat en Belgisch Congo. De meeste zijn van de hand van witte schrijvers. Tijd voor boeken van zwarte mensen die hun eigen geschiedenis schrijven. Mathieu Zana Etambala schreef recent een boek: Congo 1876 – 1914: Veroverd, Bezet, Gekoloniseerd, met zeer concrete informatie over hoe Congo werd gekoloniseerd. Er is het boek van Nadia Nsayi die met haar boek Dochter van de dekolonisatie mij inspireerde om deze tekst te schrijven. En tenslotte wil ik graag verwijzen naar twee boeken waarin voornamelijk zwarte historici over Congo schreven: Wanneer we spreken over kolonisatie (Uitg. puliekeacties, sd.). En het tweede boek: Koloniaal Congo, een geschiedenis in vragen (Polis, 2020).
Een suggestie aan de Congo-commissie: begin met de lectuur van deze door zwarte historici geschreven werken.