Binnen aan de buitenkant: Michael Muhammad Knight over punk, magie en worstelen in de islam

Een gesprek met Michael Muhammad Knight (de man die zonder het te weten de grondlegger werd van de Amerikaanse moslimpunk) over de fluïditeit van religie, het zoeken van je spirituele plaats en de mythologie van star wars.
Binnen aan de buitenkant: Michael Muhammad Knight over

Er zit zoveel religie in het worstelen en zoveel geworstel in religie.

 

Als puber in de jaren negentig geraakte Michael Muhammad Knight geïntrigeerd door de antiracistische strijd van Malcolm X. Het deed hem de islam omarmen. Een volgende fase bracht hem naar Pakistan waar hij zich verdiepte in een meer fundamentalistische aanpak van religie. Enkele desillusies later bevond hij zich opnieuw in de V.S. waar hij zijn frustraties van zich afschreef in het boek ‘The Taqwacores, een roman die het reilen en zeilen beschrijft van een kleine anarchistische commune moslimpunkers die bidden, feesten en islamitische filosofie bediscussiëren. Behoorlijk onverwacht kwam het boek bij de juiste niche jongeren terecht en vormde het de aanleiding voor de opkomst van een Amerikaanse moslimpunk subcultuur. Met andere woorden, Michaels fantasie bleek werkelijkheid.

Voor Michael is de link tussen islam en punk vanzelfsprekend. In zijn visie vertonen beiden een ‘idol-smashing consciousness’. Zo’n ‘afgodsbeelden-afbrekend bewustzijn’ bleef ook een belangrijk aspect van de vele boeken die hij later schreef. Eén daarvan was bijvoorbeeld ‘Tripping with Allah’ waarin hij zijn spirituele experimenten met drugs beschrijft en uiteenzet hoe het innemen van het geritualiseerde hallucinogene ayhuascasap tot een visioen leidt van Fatima, de dochter van de Profeet. Een ander voorbeeld is zijn studie van de Five Percenter traditie die via een heel aparte interpretatie van islamitische elementen Afro-Amerikanen tracht te helpen om zich te ontdoen van racistische onderdrukking. Aanhangers van de beweging (zoals sommige protagonisten van het bekende hip-hop collectief ‘The Wu-Tang-Clan’) noemen zichzelf ‘Allah’, net zoals hun stichter dat deed. In hun mythologie kan iemand als Michael daarenboven omschreven worden als ‘blanke duivel’. Toch ziet hij zichzelf in heel wat opzichten als Five Percenter. Niettemin droeg zijn voorlaatste boek de titel ‘Why I am a Salafi’ (‘Waarom ik een salafi ben’). Zijn laatste boek, dat deze maand uitkomt, is dan weer een onderzoek naar Magie in de Islam. En – niet onbelangrijk – doorheen dat alles blijft hij nog steeds een enorme fan van de Amerikaanse worstelshows.

Aangezien de academische wereld vandaag bol staat van de pogingen om allerhande onderwerpen te ‘deconstrueren’, lijken er dan ook weinig mensen zo op hun plaats om dat met het onderwerp ‘religie’ te doen als deze katholiek die moslim werd die geradicaliseerde fundi werd die punker werd die academisch onderzoek ging doen en die waarschijnlijk nog heel wat interessante paden zal bewandelen. Na zijn presentatie van de eerste Nederlandse vertaling van The Taqwacores(dat in het Nederlands de titel Taqwacore’ kreeg )op het ‘Internationaal Literatuurfestival van Utrecht’ vonden we bijgevolg wat tijd om in gesprek te gaan en ‘het religieuze’ te ‘deconstrueren’. Ironisch genoeg zou Michael dat zelf een moment van ‘building’ noemen – de Five Percenter term voor een positieve uitwisseling van ideeën.

*

Jouw naam en persoonlijkheid wordt nog steeds vooral geassocieerd met punkislam. Het feit dat de eerste Nederlandse vertaling van ‘The Taqwacores’ je voor het eerst naar Nederland brengt is daar een goed voorbeeld van. Maar je schreef dat boek veertien jaar geleden. Is de Michael Muhammad Knight die vandaag voor me zit nog steeds dezelfde man, of is hij ondertussen sterk veranderd?

Eén van de belangrijkste verschillen is mijn grotere kennis van de geaccumuleerde tradities van de islam. Toen ik de roman schreef had ik de middelen niet om historisch te contextualiseren of te theoretiseren. Ik had dat toen ook niet nodig. Ik wou enkel maar mijn pijn uitschreeuwen. In afgelopen jaren ontwikkelde ik als academicus de theoretische tools en kennis om diep in de islamitische diversiteit te graven en precedenten voor moslimpunk te achterhalen.

Pas op, wanneer ik zeg ‘precedenten’, dan bedoel ik dat niet zoals sommigen anderen die stelden dat de figuren van Taqwacore een moderne versie waren van de soefi qalandars, die het ook niet altijd nauw namen met de religieuze regels. Toen ik het boek schreef had ik geen flauw idee wie de qalandars waren, dus je kan moeilijk stellen dat het een vernieuwing was van hetzelfde concept. Niettemin, nu ik zelf weet heb van de qalandars en nog heel wat andere fenomenen, begrijp ik dat er wel degelijk plaats bestond en bestaat voor punk in de islam.

Wat zijn dan de verschillen in je huidige werk? Zoals je op je boekvoorstelling aangaf, misschien schrijf je wel exact dezelfde dingen maar doe je dat nu alleen op een wat meer academische manier door er af en toe wat Derrida of Ibn al-Arabi tussen te gooien zodat het allemaal wat gesofisticeerder gaat klinken.

Zeker. Ik probeer nog steeds dezelfde crisissen en kwetsuren te bespreken. Ik heb daar nu alleen wat meer intellectuele middelen voor.

Maar een andere belangrijke verandering naast mijn studies en onderzoek is mijn relatie tot mensen. Toen ik de islam op het spoor kwam, als een geïsoleerde vijftienjarige bekeerling, zag ik het in de eerste plaats als een religie. Ik zag het als een kwestie van ‘ofwel geloof je het ofwel geloof je het niet’. Mijn relatie met het katholicisme was heel wat complexer doordat ik in een katholiek gezin opgroeide en ik heel wat mensen kende die er zich verschillend toe verhielden. Als een moslim kreeg ik dat niet onmiddellijk te zien. Dat is waarom ik ‘The Taqwacores’ als een religieus dilemma schreef, als een theologisch probleem waarmee ik mezelf geconfronteerd wist. Maar vandaag werd mijn begrip van religie veel breder. Nu zie ik islam vooral als een geheel van referenties. Het gaat om de verhalen en ervaringen die ik gebruik om mijzelf als mens in de wereld plaats en betekenis te geven. En ik vind niet dat dat minder waard is dan zeggen: “wel, er is zo’n kerel daar ergens hoog in de hemel en dat is wat voor mij islam bepaalt.”

Ik hou dus niet van de manier waarop mensen mijn religiositeit kaderen wanneer ze me vragen om hen meer te vertellen over ‘mijn geloof’. Ik heb geen stabiele doctrinaire positie. Dat verandert. Wat ik morgen zeg kan sterk verschillen van wat ik vandaag beweer. Maar ik ben met een moslima getrouwd en dat zorgde voor heel wat andere relaties. Uiteindelijk, op een persoonlijk niveau, draait ‘moslim zijn’ vooral rond mijn familie. En ik zie dat niet als iets oppervlakkig. Mensen zijn op dit moment voor mij heel wat belangrijker dan het transcendente. Daar ben ik heel eerlijk in. Ik zou zelfs kunnen zeggen dat mijn schoonmoeder bepalender is voor mijn huidige islam dan de Profeet – al zou ze het zelf natuurlijk helemaal niet fijn vinden om dat te horen. (Lacht.)

Als jouw islam voor een groot deel gedefinieerd wordt door relaties, wat betekent het concept ‘silsilah’ dan voor jou? Laat me uitleggen waar die vraag vandaan komt: Ik gebruik het concept zelf nogal sterk om mijn ‘christelijkheid’ te definiëren. Na mijn lange omgang met verschillende aspecten van islam – zowel persoonlijk als professioneel – bevind ik me zelf immers in een hybride positie van spirituele osmose tussen deze twee tradities. Het concept van ‘kettingen van overdracht’ hielp me daardoor niet alleen om religie in het algemeen te herdefiniëren maar ook om mezelf een meer precieze plaats te geven in mijn eigen traditie. Het hielp me om het idee van religie als een set geloofsdoctrines achterwege te laten en ze te zien als organische lijnen van ‘wijsheidsoverdracht’. Mijn eigen ketting van overdracht, bijvoorbeeld, traceer ik uiteindelijk doorheen meer ‘punky’ figuren als Sint-Franciscus tot aan Christus. Zie jij zo’n silsilah voor jezelf?

Dat is eigenlijk waar mijn laatste boek ‘Why I’m a Salafi’ op uitkwam. Ik vind het concept heel bruikbaar, maar ik zie een silsilah niet als een rechte lijn van A naar Z of als een soort boom met één specifieke stam en vele takken. Ik zie het meer als een kluwen van wortels. Ik heb geen specifieke keten. Ik draag meerdere silsilahs in mezelf en ze zijn op uiteenlopende manieren met elkaar verbonden. Ik voel me verbonden met de Five Percenter traditie, ik voel me verbonden met de Nimatullahi soefigemeenschap waar ik lid van werd én ik voel me verbonden met de soenni-traditie – wat dat ook moge wezen.

Soms zijn die ketens ook radicaal onverenigbaar. Zo sprak ik mijn shahada uit in het bijzijn van een student van Ismail al-Faruqi, een belangrijke Amerikaanse moslimgeleerde. Ik zie al-Faruqi dus als een onderdeel van mijn ketting maar ik zie mezelf ook als een student van Azraël, die een nauwe metgezel was van Allah [de stichter van de Five Percenter traditie, nvdr.] in de jaren zestig. Maar ik heb al die ketens in mij en geen enkele wordt dominant. Dat is waar mijn instabiliteit vandaan komt. Er zijn momenten waarop ik ‘het grote ding daarboven’ kan aanvoelen maar er zijn ook momenten waarop het allemaal heel innerlijk is.

Deze religieuze ‘fluïditeit’ is één van de hoofdthema’s in de meeste van je boeken – of zelfs allemaal. Je reflecteert vaak op wat het betekent om in de marge te staan of tot de norm te behoren, je stelt de grenzen van dergelijke concepten in vraag en verwoord scherpe kritiek op de machtsverhoudingen die zo’n grenzen in het leven roepen. Denk je dat religie ooit volledige gedeconstrueerd en ‘grenzen-loos’ kan worden.

De historische kritiek die aantoont dat bepaalde grenzen er niet altijd waren of niet altijd op dezelfde manier getrokken werden, is op zichzelf natuurlijk waardevol. Maar het zal niet eindigen. Indien degenen die pleiten voor religie zonder grenzen aan de macht kwamen, dan zouden ze degenen die graag grenzen willen al snel marginaliseren. Ik pleit weliswaar voor een grenzen-loze en gedeconstrueerde islam maar als ik op de één of andere manier de autoriteit zou bezitten om die grenzen weg te nemen, dan zou dat een vorm van geweld kunnen worden. Er zijn nu eenmaal heel wat mensen die zichzelf net definiëren doorheen de cohesie van hun traditie en ik zou hen die optie ontnemen.

Ik probeer dus alleen maar wat ruimte te creëren voor diegenen die zich ‘tussen de ruimtes’ bevinden, voor diegenen die zich in mengvormen bevinden. Ik probeer te zeggen: “Weet je, je loopt wat verloren omdat je niet in die of deze categorieën past, maar laat dat niet te veel aan je hart komen. De categorieën zijn toch niet echt. Je kan zonder problemen je eigen categorieën en grenzen creëren.”

In realiteit is dat trouwens de norm. De meeste mensen weten dat niet, maar mengvormen zijn de norm.

In statistische zin ga ik zeker akkoord. Maar die norm is eenvoudigweg niet aan de macht.

Niettemin, zelfs de mensen die constant hard staan te duwen tegen datgene wat hen zo veel schrik aanjaagt ‘aan de andere kant’, worden getransformeerd door hun geduw. Net door hun erkenning van de grens, prikken ze onbewust ook gaten in die grens.

Aan de andere kant kunnen sommige subversieve elementen soms sterk nodig zijn om de grenzen eens goed dooreen te schudden – waarvan taqwacore een mooi voorbeeld is. Is één van de problemen daarom niet dat ‘de intellectuele elite’ mensen als jou en concepten als taqwacore gaandeweg in zich opneemt en daardoor de meer subversieve en ‘punky’ elementen eruit haalt? Met andere woorden, had je niet buiten de grenzen moeten blijven om ze werkelijk te doen wankelen?

Wel ja, uiteindelijk ik sta nog steeds aan de buitenkant. Ik wordt niet uitgenodigd in de moskeeën of door politici. Ik irriteer nog steeds heel wat mensen. Sommige geleerden hebben netwerken van aanhangers in bepaalde moskeeën en er zijn figuren die als gemeenschapsleiders worden gezien en die uitgenodigd worden voor de Ramadan diners in het Witte Huis. Maar daar maak ik geen deel van uit.

Wat betekent dat voor jou op persoonlijk vlak? Ik veronderstel dat jij, net als elke andere schrijver, ergens wel een ‘drang naar bekendheid’ kent. Zou je soms graag eens in het Witte Huis uitgenodigd worden?

Het is natuurlijk fijn wanneer mensen je leuk vinden. En het kan altijd kwetsend zijn om persoonlijke aanvallen te lezen, afhankelijk van wat die dag mijn gemoedstoestand bepaalt.

Zoals Azraël me ooit zie: “Azraël zijn is iets heel eenzaam.” [Hoewel Azraël heel dicht bij de stichter van de Five Percenters stond, bleef hij ook steeds één van de weinige blanke buitenbeentjes in een beweging van ‘zwarte goden’. Nvdr.] Hij noemde mij ook Azraël en dat neem ik heel serieus. Ik heb zo goed als iedereen van me afgestoten en ik was nooit al te voorzichtig. (Lacht.) Ik heb mezelf afgezonderd van de soennieten door open te staan voor de Nation of Islam en de Five Percenter traditie, ik heb mezelf afgezonderd van de Five Percenters door te pleiten voor gelijkwaardigheid van LGBTQ’s, en ik heb mezelf afgezonderd van de progressieve moslimmilieus omdat ze er niet veel van bakken in het doorbreken van racistische machtsstructuren. Het is een beetje heen en weer stuiteren maar ik ben niet het type dat konten kust en dat de spelletjes speelt die nodig zijn om me een status te geven in een bepaalde gemeenschap.

Naast de ijdelheid, het ego en de statusdrang is er natuurlijk ook het basale gevoel om ergens toe te behoren en daarin rust te vinden. Soms voelt het dan ook alsof ik een plaats zou kunnen krijgen indien ik één specifiek platform kon kiezen en wat meer compromissen kon maken. Maar dan krijg ik reacties van diegenen die aan de buitenkant staan – vaak veel meer aan de buitenkant dan ikzelf – en voor hen heeft het blijkbaar waarde dat er ergens een kerel is die hun situatie erkent.

Ik veronderstel dat diezelfde poging om grenzen en categorieën te bevragen er ook voor zorgde dat je het onderwerp ‘magie in de islam’ begon te onderzoeken.

Ja, dat was ook een manier om te reflecteren over de valse percepties rond de eenheid van religie. We hebben de neiging om religie en magie als aparte categorieën te zien, die sterk tegenover elkaar gedefinieerd worden en die op hun beurt allebei sterk worden afgezet tegen wetenschap. Maar historisch gesproken houdt dat weinig steek. In heel wat opzichten kunnen ze niet van elkaar gescheiden worden. Magie is heel eenvoudig religie die we in discredit willen brengen of die we té bizar vinden. Maar er is geen betekenisvol onderscheid – of in elk geval geen consistent betekenisvol onderscheid. Vandaag is dat er misschien, maar vijfhonderd jaar geleden werden dergelijke grenzen niet getrokken. In mijn aankomende boek bespreek ik bijvoorbeeld hoe mensen het geluid van de Koran gebruiken als iets dat macht bevat of waarom sommige mensen de Koran ‘drinken’. Ik schrijf ook over de opleving van occulte esoterie in het Amerika van de late 19de en het begin van de 20ste eeuw en ik breng dat in verband met het opleven van islam in de V.S in diezelfde periode. Even goed heb ik het over de figuur van Hermes en hoe die Idris werd in de Koran. Mijn focus op magie gaf me dus opnieuw een uitgelezen kans om aan te tonen hoe permeabel de wanden van islam steeds zijn geweest. Er glippen altijd allerhanden dingen in en uit.

Nadat je zo intens op het onderwerp van magie focuste en enkele specifieke manieren waarop het zich manifesteert in het leven van heel wat moslims, hoe ‘echt’ is het concept magie dan voor jou?

Ik heb geen idee. Ik heb daar geen standpunt rond.

Ik ga er wel van uit dat ons brein tot heel wat in staat is maar ik heb geen schrik, bijvoorbeeld, dat iemand wat woorden op een papiertje kan schrijven om er voor te zorgen dat mijn hand afvalt.

Niettemin, in een academische context las ik meer over affect-theorie die tracht te verklaren hoe het komt dat je de sfeer in een bepaalde ruimte kan ‘voelen’ wanneer je er binnen loopt. Die theorie spreekt over de overdracht van ‘affecten’ (emoties, ervaringen, enz.). Dat is niet echt ‘magie’ maar het gaat op zijn minst over de wijze waarop mensen iets ‘uitstralen’ dat de energie rondom hen verandert.

Je had dus geen persoonlijke magisch-religieuze ervaringen waarvan je misschien zegt: “Ik heb geen flauw idee wat dat was, maar dat was bizar!”

Ik had zeker een aantal bijzonder boeiende ervaringen die ik niet kan verklaren. Zo was ik op een dag op een kerkhof op zoek naar het graf van Elijah Muhammad. [De stichter van de Nation of Islam waar ook Malcolm X oorspronkelijk toe behoorde en waar ook de Five Percenter traditie uit voortkwam. Nvdr.] Ik kon dat graf niet vinden, maar plots stopte er een auto naast me en de bestuurder vroeg me wat ik zocht. Na mijn uitleg nodigde hij me uit om in te stappen omdat hij zou laten zien waar het was. Het bleek de kleinzoon van Elijah Muhammad te zijn. Het zijn dat soort toevallige bizarre dingen… wanneer ik ze meemaak kan ik niet anders dan het gevoel hebben dat ik op één of andere magische missie ben die een bepaald soort energie rond me doet ophopen en die meer van dat soort gebeurtenissen aantrekt. Maar ik heb geen idee hoe dat werkt.

Iets waarvan je wel bijzonder goed weet hoe het werkt is Amerikaans professioneel showworstelen, wat één van je grote interessevelden is. Ik vroeg me dan ook af of je op de één of andere manier je onderzoek rond magie aan het professionele worstelen zou kunnen linken?

Ja hoor. Charisma.

In welk opzicht?

Dat affect. Die transfer van emoties. Die manier om een ruimte te veranderen wanneer je ergens binnenwandelt. Dat is waar worstelen rond draait. Dat is worstelen voor de volle honderd procent.

Nu alle lijnen en grenzen vervaagden in jouw visie op religie, zou je worstelen dan ook als een religieus fenomeen beschrijven?

Zeker. Jaren geleden schreef ik nog een essay over het uiterst bekende worstelpersonage Hulk Hogan als een religieus figuur. Hij bewoog zich in een heel religieus systeem – soms zeer expliciet, zeer christelijk en zeer mystiek. Dat meen ik echt. Meer nog, er is geen enkele schrijver die me ooit zo beïnvloedde zoals worstelen dat deed. Ik verwerkte religie vaak doorheen het worstelen. De manier waarop ik over offers denk, de manier waarop ik over rituelen denk en de manier waarop ik over gemeenschap denk, is allemaal beïnvloed door worstelen. Er zit zoveel religie in het worstelen en zoveel geworstel in religie.

Worstelen gaat over verhalen vertellen. Het gaat over het creëren van mythes. Vaak wanneer ik worstelen vermeld reageren mensen met de vraag: “Weet je niet dat het fake is? Waarom zou je er naar kijken?” Ze vertellen me dat al sinds ik negen jaar oud ben en zelfs toen begreep ik dat niet. Ik vond het toen een onzinnige uitspraak en dat vind ik nog steeds. Ik kijk naar tv, ik kijk naar films en ik lees romans. Niemand stelt dat in vraag. Maar wanneer je naar een superheldenfilm kijkt ga je toch ook niet plots in het midden van een film tegen jezelf zeggen: “Oh, wacht eens even, dit is alleen maar een film.”

Sterk punt. Waarom denk je dat mensen inderdaad zo anders reageren in het geval van worstelen?

Ze veronderstellen dat worstelen mensen om de tuin probeert te leiden. Ze denken – en dit is geenszins op de realiteit gebaseerd – dat de worstelaars je proberen overtuigen dat wat ze doen allemaal echt is. In de jaren tachtig, op het hoogtepunt van de worstelhype, zei Vince McMahon in de rechtbank heel letterlijk dat het allemaal maar een show was. Hij was één van de belangrijkste organisatoren, maar het kwam hem goed uit aangezien entertainment in New Jersey anders belast werd. Ik heb dus nooit begrepen waarom ze er zogezegd op uit zouden zijn om me te foppen. Waarom zouden zij niet voor de ‘spanning van het (on)geloof’ mogen zorgen zoals elke TV-show dat doet? Meer nog, één van de dingen die ik zo fantastisch vindt aan het worstelen is dat het zelf juist genoegen neemt met het feit dat het fake is. En toch kan ik het gebruiken zoals ik eender welk ander prachtig verhaal kan gebruiken – en vergeten van me zorgen te maken over de vraag of het ‘echt’ is.

Zo’n obsessie met het idee dat “als het niet echt is, dan zou je het beter overboord gooien” is natuurlijk ook sterk aanwezig in allerhande discussies over religie.

Inderdaad. Je kan de parallel zelfs verder trekken. Ik vraag me niet langer af of een boek werkelijk is wat het beweert te zijn. De ‘echtheid’ ervan maakt het niet minder ‘bruikbaar’, het maakt het niet minder ‘echt’ in mijn ogen. Op een heel gelijkaardige manier kan worstelen kan heel ‘echt’ zijn in het moment. Van zodra ik een arena binnen wandel wordt ik er immers helemaal opgezogen in de sfeer.

Maar wanneer je religie zo ver deconstrueert, waarom zou je dan de Koran opnieuw en opnieuw lezen? Kan je dan niet ook, pakweg, Harry Potter lezen?

En sommige mensen doen dat ook. Ik doe dat zelf met Star Wars. Behalve met de prequels. (Lacht.)

Begrijpelijk. Die prequels zijn een absolute ramp.

Meer nog, de prequels namen er eigenlijk heel wat religie uit. In de oorspronkelijke trilogie was Yoda een soort soefimeester maar in de prequels wordt ‘jedi zijn’ plots bepaald door één of andere afwijking in iemands chromosomen. En vervolgens proberen ze dat te compenseren door de religie er extra dik op te leggen. Je ziet dat bijvoorbeeld in het gegeven dat Anakin een maagdelijke ontvangenis was, dat hij de uitverkorene was en al dat soort gedoe. Dat is gewoon rommel. Maar de oorspronkelijke trilogie was heel onschuldige ‘mythecreatie’.

Jouw religiositeit en jouw islam omvatten dus zaken als worstelen en Star Wars.

Absoluut. En daar voel ik me heel goed bij.