De bruine Jan Decleir

"Een intercultureel theaterveld waarin de taal of de etnische achtergrond van de speler geen belemmering vormen bij het vertellen van een verhaal" is een "droom". De recensie van 'Hannibal' in De Morgen legt vast wat de huidige visie is van het Vlaamse theaterveld over intercultureel theater.
De bruine Jan Decleir

Naar mijn gevoel staat veel volk te wachten op de bruine Jan Decleir of de Marokkaanse Tom Barman. En daar is precies waar zo goed als iedereen de bal mis slaat: die zullen niet komen.

 

Zoals het pijnlijk zwart op wit werd gesteld door De Morgen (18/07) in hun recensie over Michael De Cock's "Hannibal", "een intercultureel theaterveld waarin de taal of de etnische achtergrond van de speler geen belemmering vormen bij het vertellen van een verhaal" is vandaag een "droom". De recensie legt vast, al is het misschien niet de bedoeling, wat de huidige visie is van een groot deel van het Vlaamse theaterveld over intercultureel theater:

- taal belemmert de vertelling van een verhaal
- etnische achtergrond belemmert de vertelling van een verhaal
- een intercultureel theaterveld waarin de taal of de etnische achtergrond van de speler geen belemmering vormen bij het vertellen van een verhaal is een droom.

Zo’n visie verklaart voor mij waarom er op zo'n betuttelende manier gekeken wordt naar vele producties, waarom erover met een zekere minachting gesproken wordt, als er tout court over gesproken wordt.

Waarschijnlijk het meest duidelijke voorbeeld heb ik onlangs gelezen in de recensie die Knack over TROOST gepubliceerd heeft, respectloos getiteld “Ice, ice, baby”. Over de voorstelling van SIN collectief in samenwerking met ’t Arsenaal en het Kielse hiphopcollectief NoMoBS schrijft de recensente: “zoveel ‘coolheid’ creëert eerder een muur tussen het publiek en de performers dan een brug te slaan”. Gekker kan het niet worden: een voorstelling dat “te cool” is voor het publiek. Als je iets “cool” maakt, moet je het dan minder “cool” maken om het niveau van “coolheid” van jouw publiek te bereiken?

Maar natuurlijk zit er meer achter, want met de vergelijking tussen TROOST en blanke rapper Vanilla Ice, scoort het artikel een poging tot vernedering dat integendeel het gebrekkige referentiekader van de recensente blootstelt. Verder klaagt de recensente over het taalgebruik van “slordig gearticuleerde rapscènes”… als de personages van TROOST, de verharde wezens die leven aan de rand van onze samenleving, perfect gearticuleerd ABN spraken, zou ze dan gelukkig zijn met hun zuiver uitgesproken maar beperkte geloofwaardigheid?

Haar inhoudelijke feedback wordt gekenmerkt door betutteling: “Troost is het opmerkelijke bewijs van die integere zoektocht [om ‘dingen maken zoals cineast Spike Lee’]”, “Troost is een pittig pleidooi voor meer empathie tussen de zogeheten autochtonen en allochtonen” (say what?), of de sluitzin: “Nu nog dans, zang en spraak tot een iets coherenter geheel componeren én die 'coole' factor onder controle houden zodat die het publiek niet 'bevriest' maar net warm maakt voor en opzuigt in het verhaal.” Nog een schouderklopje, misschien? Volgende keer beter, jongens? Zucht.

De droom van "een intercultureel theaterveld waarin de taal of de etnische achtergrond van de speler geen belemmering vormen bij het vertellen van een verhaal", een zeer ongelukkige zin die jammer genoeg veel blootstelt over het Vlaamse theaterveld.

Het is trouwens niet exclusief over het theaterveld dat zo'n zin van toepassing is, want het is precies alsof taal en etnische achtergrond gezien worden als een belemmering voor alles. Het is precies alsof een almaar groter groep mensen geen volwaardige burgers zijn behalve na een totale taalmimetisme, na een verdwijning van die belemmerende etnische achtergrond (!). Of kan je die houding nergens anders herkennen dan het Vlaamse theaterveld?

Ik heb het niet over een samenleving die wat niet blank is vies vindt, want naar mijn gevoel staat veel volk te wachten op de bruine Jan Decleir, de allochtone Dimitri Verhulst, de zwarte Michaël Roskam of de Marokkaanse Tom Barman. En daar is precies waar zo goed als iedereen de bal mis slaat: die zullen niet komen. Dat zou ook een totale tijdverlies zijn, trouwens. Wat is het punt van iets nieuw dat het oude alleen maar herkauwt?

Maar als je daarop toch wacht… ga je dan iets nieuw kunnen zien als het niet lijkt op wat je verwacht? Volgens mij niet. Volgens mij is er al veel nieuw aan de hand dat niet gezien wordt door wie naar de andere kant blijft kijken. Op alle vlakken. Want nieuw is per definitie anders.

En dat is niet meer dan logisch: het Nederlands zal, bijvoorbeeld, nooit mijn moedertaal worden. Ik zal gebroken Nederlands spreken tot dag van mijn dood. Word ik dan mijn recht ontzegd om te spreken? Heb ik daarom minder te vertellen? Belemmert de taal mij in mijn vertelling van een verhaal? Niet op een onoverbrugbare manier, neen. Het is aan ons de keuze om die brug te slaan of niet. Maar uiteraard heb je de keuze om naar de andere kant te kijken en mijn teksten te negeren omdat ik het Nederlands niet onder de knie heb. 
De ambitie om perfect Nederlandstalig te zijn heb ik in ieder geval niet. Dat zou een vloek zijn, de keuze voor een ongelukkig bestaan. Dus de ambitie om een nieuwe Verhulst te worden zal ik niet koesteren.

En die perfect Nederlandstalige schrijvers die hier geboren zijn maar “belemmerd” worden door hun etnische achtergrond, wat kunnen ze doen? De rijkdom van hun invloeden overboord gooien? Neen. Dat zou pas dom zijn. Wat komt, wat nu al genegeerd wordt, zal niet lijken op wat er is. En gelukkig maar, niet omdat wat er is slecht zou zijn, maar omdat er niks saaier is dan een leven zonder vernieuwing.

Wie zich stoort aan een “slordig gearticuleerd” accent zal niet daarvan genieten, wie zich stoort aan andere kledij zal zich verzetten, wie zich stoort aan een grammaticale uitdaging zal het fout vinden. Op dezelfde manier dat iedereen ooit oud is geworden en zich stoorde aan de vernieuwing in de muziek, de dans, de literatuur of de samenleving.

De vernieuwing spreekt anders, handelt anders, communiceert anders en doet vooral de allerminste poging om te lijken op wat er is. En veel mensen misvatten dat als gebrek aan talent.

Het is daarom dat ik persoonlijk een stoel overal zal vrijhouden voor wie op de bruine Jan Decleir wacht. Een comfortabele stoel, een mooie stoel, een stoel met goed zicht en gunstig geplaatst, akoestisch gezien, want die zal lang wachten. En vooral zal die wat hij al gewoon is zien verdwijnen. En die nostalgie verteer je beter met dikke kussentjes.
 

>>> Orlando Verde is geboren in Venezuela in 1977 en woont in Antwerpen sinds 2001. Mestieze melomaan. Verwend kind. Informaticus van opleiding. Schrijft en maakt films af en toe. Eigenlijk vertelt hij vooral graag verhaaltjes.

>>> Noot van de redactie: gezien de inhoud publiceert Kif Kif dit artikel zonder taalcorrectie.