Hoe absoluter de inspraak wordt van één groep en zij het beleid eenzijdig gaat dicteren, ook wanneer deze de meerderheid betreft, des te dictatorialer het gehalte wordt van haar macht.
Keer op keer wordt een al dan niet terechte numerieke meerderheid ingeroepen ter legitimatie van een onethisch voorstel. Doch indien men onze moderne democratie zoals tegenwoordig in menige argumentatie eenvoudigweg herleidt tot een heerschappij door de meerderheid dan doet men haar onrecht aan. De morele rechtvaardiging van onze democratie ligt niet in de stem van de meerderheid maar in de erkenning door de basis van haar filosofische beginselen rond humanisme als absolute en onbetwistbare grond. Haar ontstaan ligt immers niet bij een morrende of lynchende meute maar in de hoofden van verlichte filosofen. Met die laatsten zitten we nu overigens in Vlaanderen schijnbaar nogal krap. Wie zich als argumentatie beroept op een vertegenwoordiging van de stem der meerderheid brengt daarbij niet enkel geen enkel argument aan gebasseerd op rede, maar daarenboven suggereert deze door dit gebrek dat de legitimatie door zijn meerderheidsvertegenwoordiging primeert op één gebasseerd op redelijke argumenten en stelt zich net daardoor minachtend op jegens de belangen en mogelijks redelijke argumenten van minderheden. Indien dit laatste immers niet het geval zou zijn is men ten aanzien van die minderheden een goed gefundeerde motivatie verschuldigd in plaats van hun louter te wijzen op hun numerieke minderheid. Het gaat hier feitelijk om een schijnbaar onschuldige doch essentiële vorm van negatie der belangen van minderheden.
In een democratisch kader is de bescherming van minderheden een grondbeginsel wat de argumentatie van de stem der meerderheid in sé niet meer dan tot een ondemocratisch en populistisch argument maakt. Democratisering wordt vaak aanzien als een vergrote inspraak van het algemeen gedachtengoed, zijnde die van de meerderheid. Dit klinkt zeer plausibel uiteraard en welk zinnig mens zou dit in twijfel durven trekken ? Maar onze moderne democratie gaat heel wat verder dan de interpretatie door de oude grieken, in hun tijdsgeest gezien een verdienstelijk standpunt, doch binnen een eigentijdse context voldoet deze analyse niet, de griekse samenleving destijds met haar politieke en maatschappelijke uitsluiting van sommige bevolkingsgroepen voldoet niet aan onze hedendaagse normen van democratie. Een bestuur gevormd door een vertegenwoordiging vanuit het volk is immers hoegenaamd geen garantie voor een modern democratisch stelsel. Bijvoorbeeld een fascistisch regime kan perfect gesteund worden door een meerderheid en evenzeer door haar verkozen zijn. Het dictatoriale karakter van een bestuur wordt niet bepaald door haar minderheidsvertegenwoordiging maar daarentegen wel door de gehele concentratie van de macht en gepaard gaande negatie of vervolging van de oppositie en andere minderheden. Hoe absoluter de inspraak wordt van één groep en zij het beleid eenzijdig gaat dicteren, ook wanneer deze de meerderheid betreft, des te dictatorialer het gehalte wordt van haar macht. In deze zin is populisme de grootste bedreiging voor een democratie daar zij op manipulatieve wijze betracht een machtsconcentratie te bekomen tegen de rede in. De grootste bedreiging van een democratie is dus in weze de stem van de meerderheid. Binnen het concept van een moderne democratie is de definitie van een meerderheid zelfs feitelijk foutief. Wat men als een meerderheid aanziet is in feite een coalitie van minderheden rond één gezamelijk doel. Afhankelijk van de doelen kunnen dergelijke coalities trouwens verschuiven, zelfs minderheidsgroepen kunnen wijzigen van aantal of structuur. Daarom bestaat er slechts één vorm van onveranderlijke: zijnde het individu. Het individu is dan ook eigenlijk de enige pijler van de samenleving wiens bestaansrecht onbetwistbaar is. De positie van een minderheid, zij het binnen of buiten een coalitie, maakt haar daarom niet legitimer. Haar legitimeit ligt niet in het opportunisme van een coalitiedeelname, en is dus niet numeriek bepaald. Haar legitimeit ligt in de redelijkheid van haar argumenten met een onlosmakelijke erkenning van andere minderheden en hun recht op verscheiden standpunten. Een democratische houding impliceert daarom niet het streven naar macht door de samenwerking tussen een aantal minderheden met het oog op de vorming van een meerderheid en zodoende het buitenspel zetten van andere minderheden, maar wel door het zoeken naar een harmonische oplossing dewelke in een zo groot mogelijke unanimiteit aanvaardbaar is voor de verschillende minderheden, met erkenning van die minderheden als evenwaardige burgers ongeacht of zij deel uitmaken van een meerderheidscoalitie. Dat zou een redelijke basis vormen voor de structuur van een moderne democratische maatschappij. Wat de essentie uitmaakt van onze moderne democratiën komt uit de verlichting. Met het oog op het gevaar van populistische manupilatie vormen ter verdediging hiertegen die verlichte waarden zoals onder meer de scheiding der machten, de bescherming van minderheden, door de vrijwaring van de individuele vrijheden, de ruggegraat van de moderne democratie. De essentie van onze democratie is dus niet de meerderheidsvertegenwoordiging doch de bescherming der ethiek.
Des te sterker de bescherming van het individu en de deconcentratie der machten doorgevoerd des te democratischer het bestel. Des te dominanter de stem van de meerderheid hiertegen ingaat, des te meer wordt de democratie uitgehold.