Waar we van Patrick de Witte (P-magazine) een discours als deze kunnen verwachten, komen postfeministische standpunten in Vlaanderen vandaag de dag echter uit velerlei hoeken.
Kathleen Vereecken richtte in haar opiniestuk in De Standaard van 22 augustus 2012 haar pijlen op zowel Humo als De Standaard in een kritiek op de fotoreportages van de zogenaamde bikini babes. Vlaamse jonge vrouwen die in het zomerse weer op festivals in bikini aan het feestgedruis deelnemen, lopen blijkbaar het risico ongevraagd te worden gefotografeerd, waarna zij wederom ongevraagd als ‘babes’ op de websites van Humo en de Standaard verschijnen en hun lichamen doelwit worden van (seksistisch) commentaar. Het verontrust Vereecken dat deze praktijk niet of nauwelijks bekritiseerd wordt, dat het klaarblijkelijk als ‘doodnormaal’ opgevat wordt. Echter, stelt zij, Brusselse allochtone mannen liggen daarentegen wel onder het vergrootglas wat betreft seksistisch en vrouwonvriendelijk gedrag. De dubbele moraal in dit verhaal houdt wat haar betreft geen steek. En daarmee maakte zij mijns inziens een belangrijk punt.
De opinie van Kathleen Vereecken riep nogal wat reacties op. Anderhalve dag na de publicatie ervan stond de teller al op 423 reacties. Helaas blijkt uit een groot aantal van de bijdragen dat de schrijvers weinig begrepen van hetgeen Vereecken eigenlijk te zeggen had. Tussen het seksisme van witte mannen dan wel migranten zit een wereld van verschil, als je het gedrag van de eersten al zo kunt betitelen, zo wordt er gesteld. Het gaat hier niet enkel om de perceptie dat het gedrag van mannen behorend tot de twee categorieën wezenlijk anders is, maar het verschil wordt gepercipieerd op een schaal van ‘valt reuze mee’ tot ‘alle grenzen te over’. Uiteraard moet er over het seksisme van witte mannen niet teveel geklaagd worden, terwijl mannen en jongens uit migrantengemeenschappen de echte grensoverschrijders zijn wat betreft hun houding naar en gedrag tegenover (witte) vrouwen.
Daarbij wordt er in vele bijdragen benadrukt dat jonge vrouwen vandaag de dag op vrijwillige basis in bikini’s op festivals staan, niemand dwingt hen immers om uit de kleren te gaan. Wat dan volgens verschillende reacties blijkbaar betekent dat er dan ook uitgebreid gekeken en gekeurd mag worden, dat er foto’s gemaakt mogen worden die op internet mogen worden geplaatst – en dat het niets uitmaakt of de vrouw in kwestie daar haar toestemming voor geeft of niet. Ik vraag mij bij het lezen van deze reacties af: in wat voor wereld leven wij eigenlijk? Zoals een van de reacties op de discussie naar aanleiding van Vereecke’s opinie met inzicht verzucht: “De meesten hebben blijkbaar totaal niet begrepen wat Kathleen Vereecken schrijft. De blinde hypocrisie is blijkbaar te sterk.”
Blinde hypocrisie, zo zou je het inderdaad wel kunnen noemen. Je zou het ook kunnen omschrijven als een kruisbestuiving van seksisme en racisme in heel wat percepties en standpunten opgenomen in het debat. Dat er structurele verschillen bestaan in de posities en ervaringen van mannen en vrouwen wordt nauwelijks gezien en erkend als feitelijke realiteit onder de witte meerderheid, maar wordt wel gezien als van groot levensgroot belang voor mannen en vrouwen van migranten gemeenschappen. Dat het racisme hier en daar afdruipt van opmerkingen over ‘allochtonen’ is stuitend, maar moet allemaal kunnen onder het mom van ‘we noemen de dingen eens recht voor zijn raap’. Deze gedachtegang leidt ertoe dat het gedrag van mannen uit migranten gemeenschappen seksistisch genoemd mag en zelfs moet worden, en dat het seksisme van witte mannen onbesproken blijft en opgevat wordt als uitzonderlijk, minder ernstig, onschuldig of zelfs niet bestaand. Het spreken over migranten bewerkstelligt hiermee voor een belangrijk deel het zelfbeeld van witte Vlamingen: bij ‘ons’ zijn mannen en vrouwen gelijk aan elkaar, ‘allochtone mannen’ onderdrukken hun eigen vrouwen en vallen daarbij ook ‘onze’ vrouwen lastig.
Wat ook opvalt, is dat Vereecke afgedaan wordt als een verzuurde zeurpiet. Dit is een verwijt dat feministen niet vreemd is. Sterker nog, zodra feministen kritiek hebben op de – nog altijd op velerlei vlakken bestaande – structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen (en tussen mannen onderling en vrouwen onderling), dan wordt er al snel geschermd met flauwe stereotypen rond feminisme als oubollig en ongezellig en niet meer van deze tijd. Het feminisme als pretbederver. Uiteindelijk is het een makkelijke manier om het inhoudelijke gesprek uit de weg te gaan en kritiek de mond te snoeren.
Het idee dat de rol van feminisme wellicht ooit belangrijk was maar nu is uitgespeeld, is een belangrijk gegeven in onze samenleving. De opvatting dat mannen en vrouwen nu gelijk zijn en dat feminisme daarmee passé is, helpt niet wanneer we inhoudelijk het gesprek willen blijven aangaan over de ongelijkheden die nog altijd bestaan. Onderzoekers hebben deze hardnekkige opvatting aangeduid met de term ‘postfeminisme’. Het fenomeen postfeminisme komt in Westerse landen op verschillende manieren tot uiting, maar heeft terugkerende kenmerken die elkaar soms lijken tegen te spreken. Enkele voorbeelden van postfeministisch denken zijn: het wijzen op de enkele topvrouwen die op de werkvloer door glazen plafonds wisten te breken met te zeggen dat glazen plafonds dus niet meer bestaan; het benadrukken van de vergrote individuele mogelijkheden, keuzevrijheid en verantwoordelijkheid van vrouwen ten koste van een kritische blik op nog altijd bestaande ongelijkheden op politiek, sociaal en cultureel vlak; het beschouwen van de gewonnen seksuele vrijheden van vrouwen als emancipatie par excellence; het hanteren van de tunnelvisie van de witte en middenklasse door de ervaringen van een bepaalde groep vrouwen als norm te nemen ten koste van de aandacht voor andere groepen vrouwen; het beweren dat het kritisch willen bespreken van structurele gegenderde ongelijkheden niet meer van deze tijd is; het vinden dat diegenen die wel hardnekkig willen blijven wijzen op ongelijkheid ongezellig en verzuurd zijn en doorslaan in hun feministische project en betrokkenheid. Postfeminisme is niet iets dat mannen toebehoort – ook vrouwen kunnen zich rijkelijk bedienen van visies die in het postfeministische straatje passen. Vereecke verwijst overigens zelf ook naar enkele elementen van dit fenomeen met de observatie dat: ‘Nogal wat vrouwen keren zich af van het traditionele feminisme, vanuit de vastgeroeste veronderstelling dat feministen per definitie humorloze, gefrustreerde manwijven zijn’.
Postfeminisme is een conservatief verschijnsel dat wordt uitgedragen door Westerse populaire cultuur en media, maar vindt ook haar vele uitingsvormen op sociaal en politiek vlak. Ook Vlaanderen kent zo haar postfeministische protagonisten. Zo maakte Patrick de Witte de visie van Kathleen Vereecke in zijn opiniestuk dat een dag later dan het hare verscheen met de grond gelijk. Van de hoofdredacteur van P-Magazine kunnen we niet veel anders verwachten dan dat hij het seksisme van (witte) mannen in het beloeren en ongevraagd fotograferen van jonge vrouwen die zich nietsvermoedend vermaken op festivals, en meer in het algemeen in het keuren van vrouwenlichamen in media en magazines, totaal bagatelliseert. Wel zien we enkele opvallende postfeministische tendensen terug in zijn betoog. Wekelijks bieden enkele meisjes zich uit eigen beweging bij de redactie van zijn tijdschrift aan voor een zogenaamde ‘babe-shoot’, waaruit hij afleidt dat het okay is dat vrouwen in het algemeen dienen als lustobject voor mannen. Het idee van vrije keuze krijgt hier volledig voorrang op een kritische overweging van sociaal-culturele processen die meisjes ertoe kunnen bewegen zich aan te bieden als ‘babe’. De notie van keuzevrijheid, dat vrouwenbewegingen vaak als startpunt namen en nemen voor hun vertoog en actievoering, wordt in dit verband ontdaan van haar gesitueerdheid en daarmee juist tegen het feminisme ingezet. Want als vrouwen nu eenmaal zelf ‘babe’ willen zijn, waar hebben feministen dan eigenlijk nog kritiek op?
Waar we van Patrick de Witte een discours als deze kunnen verwachten, komen postfeministische standpunten in Vlaanderen vandaag de dag echter uit velerlei hoeken. Het postfeminisme als conservatief fenomeen is niet enkel vervelend voor feministen die continu hun feministische betrokkenheid naar hun sociale omgeving toe moeten verdedigen in plaats van dat die vanzelfsprekend is. Het is verontrustend en zelfs gevaarlijk wanneer het onze blik vertroebelt op de vele politieke, sociale en culturele ongelijkheden tussen mannen en vrouwen die vandaag de dag bestaan. Machtsverhoudingen tussen individuen en groepen mensen zullen niet dezelfde zijn als vijftig jaar geleden, ze bewegen naar gelang historische, politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Feminisme strijdt voor een samenleving vrij van dominantie, en haar rol is dan ook nog lang niet uitgespeeld. Dat betekent dat we steeds weer nieuwe feministische en antiracistische antwoorden moeten vinden op de problemen die we vandaag de dag tegen komen. Opvattingen dat seksisme enkel iets is van mannen en jongens uit migrantengemeenschappen, dat feminisme passé is en feministische kritiek oubollig is, helpen ons niet echt om verder te komen. Vereecke roept in deze context dan ook op tot een nieuw ‘vrouwelijk feminisme’ dat voor haar de antithese is van antifeministisch machismo en dat nieuwe antwoorden zoekt en nieuwe humorvolle wegen bewandelt. Ik kan mij alleen maar bij haar oproep aansluiten, en ik hoop vele anderen met ons.