Het debat over de term ‘allochtoon’ – een sterk staaltje van representatiepolitiek

Afgelopen donderdag pakte De Morgen groot uit met haar beslissing de term ‘allochtoon’ niet meer te gebruiken. Nog niet vaak werd er zo’n groot formaat lettertype gebruikt, wat de lezer doet vermoeden dat er iets heel belangrijks aan het gebeuren is.
Het debat over de term ‘allochtoon’ – een sterk s

‘Wij’ horen er automatisch bij, ‘zij’ niet.

 

Afgelopen donderdag – 20 september 2012 – pakte De Morgen groot uit met haar beslissing de term ‘allochtoon’ niet meer te gebruiken. Nog niet vaak werd er zo’n groot formaat lettertype gebruikt voor de kop van de voorpagina van deze krant, wat de lezer doet vermoeden dat er iets heel belangrijks aan het gebeuren is. Hoofdredacteur Wouter Verschelden schrijft dat het woord ‘allochtoon’ beter de wereld uit geholpen is: het denken in termen van autochtoon en allochtoon is immers een uitsluitende en binaire manier van het categoriseren van de sociale omgeving; en de term ‘allochtoon’ is een containerbegrip zonder duidelijke definiëring, maar waar wel een aantal negatieve associaties vastkleven. Kortom, met de term ‘allochtoon’ valt niet aan goede journalistieke berichtgeving te doen. Toch moet het immigratiedebat, volgens Verschelden, in alle hevigheid iedere dag opnieuw gevoerd kunnen worden. Maar daarin past volgens hem nuancering, en niet het labellen van groepen mensen aan de hand van een vaag en stigmatiserend containerbegrip, zoals ‘allochtoon’.

In de opvolgende dagen bracht de krant allerlei meningen over de term ‘allochtoon’ naar voren aan de hand van berichtgeving over de reacties van politici, interviews met bekende en minder bekende leden van etnische minderheidsgroepen, en opinies van allerhande wetenschappelijke onderzoekers. Stuk voor stuk geven ze aan hoe stigmatiserend en uitsluitend de term is, dat het functioneert als een self-fulfilling prophecy, en dat het een politiek en beleidsmatig onzinnig en analytisch onbruikbaar concept is.

De Morgen prijst zich met dit alles aan als instigator van het terminologiedebat en als kritische en progressieve stem daarin. Echter, zoals Nadia Fadil, docent aan de KU Leuven, heeft opgemerkt, dit initiatief moet gezien worden als het resultaat van jarenlange kritiek van onderzoekers en strijd van kritische middenveldorganisaties tegen allerlei vormen van negatieve beeldvorming, biologisch dan wel cultuurgerelateerd essentialisme, vooroordelen, stereotyperen, stigmatisering en discriminatie. De Morgen vergeet gemakshalve deze strijd te erkennen en vergroot daarmee de eigen rol in het aanzwengelen van het debat, ten koste van die van vele anderen.

In de vele stemmen in de krant die het initiatief prijzen, klinken ook (voorzichtige) kritieken door. Het is een belangrijke en moedige zet, zo stelt bijvoorbeeld Naima Charkaoui, directeur van het Minderhedenforum. Tegelijkertijd stelt zij dat met het schrappen van de term niet alle problemen de wereld uitgeholpen worden. De term is immers “symptoom van een onderliggende logica waarmee de samenleving jou benadert.” In andere woorden, het verdwijnen van een term houdt niet in dat de denkwijzen die aan het bestaan van bepaalde termen ten grondslag liggen ook als bij toverslag zullen verdwijnen. Nadia Fadil verwoordt het in haar opinie nog sterker: “[H]et afvoeren van de term allochtoon [betekent] geen einde aan het inbouwen van een onderscheid tussen insider en outsider.” Zij ziet in de categorie ‘extremist’ een nieuwe manier opkomen van onderscheid maken tussen mensen: “zij die zich aanpassen aan onze liberale waarden en normen, en zij die zich hier niet kunnen of willen aanpassen, en daarom hier niet thuishoren”.

Dat er in de problematische onderliggende logica tot nog toe echter verder weinig getornd wordt, daar wringt ‘em volgens mij net het schoentje. De Morgen is daarvan zelf het lichtend voorbeeld. De krant lanceert haar initiatief net ten tijde van de commotie rond de anti-islam film Innocence of Muslims. Juist over deze demonstraties, zowel in Antwerpen als in het buitenland, bericht de krant als vanouds met overmatige aandacht, zonder veel oog voor de complexiteit en de gesitueerdheid van situaties – het wie, wat en waarom van het verhaal –, en met een sterk negatieve ondertoon ten aanzien van alles wat het als ‘extremistisch’ dan wel ‘fundamentalistisch’ beschouwt. Dit is in mijn ogen een rare paradox. Wanneer het initiatief om stigmatiserend taalgebruik te verwijderen met zoveel bravoure wordt aangekondigd, dan mogen we als lezers toch verwachten dat de krant haar verdere berichtgeving aan kritische reflectie onderwerpt en waar nodig wijzigt, aanpast, het zelfs over een heel nieuwe boeg gooit?

Deze paradoxale zet houdt dan ook een sterk staaltje van representatiepolitiek in. De krant profileert zichzelf als kritisch en als welwillende partij in de discussies over de integratie van minderheden. In een interview met De Wereld Morgen noemt Jan Blommaert, taalantropoloog en discoursanalist, dit “een overwinning op het niveau van de politieke cosmetica”. Immers, als de media op zo’n gedurfde manier de hand reikt naar minderheden, dan hebben die toch straks wel minder te klagen? “Kijk eens hoe goed we bezig zijn. We noemen hen niet langer allochtonen. Zal je ze ook aanwerven in jouw bedrijf? Ah, dat is iets anders.”

Tegelijkertijd verandert De Morgen dus niets in haar manier van berichtgeving wanneer het gaat om etnische minderheden, die ander van vreemde origine, zeker als die ander moslim is. De krant blijft doorgaan met het disproportioneel aandacht schenken aan het probleemgedrag van een kleine groep van moslimjongeren in Antwerpen en vergeet de mooie kanten van Borgerhout eens goed in de schijnwerpers te zetten. Zoals Ikrame Kastit schrijft over de feestdag van zaterdag 15 september in Borgerhout: “De media hebben van het spektakel gesmuld – een beetje van de stoet, maar vooral helaas van de rellen. De berichtgeving was op die manier precies het omgekeerde van de realiteit: in Borgerhout zelf was de stoet hoofdzaak, en de rellen een gebeurtenis in de marge.” Als marginale elementen continu onder het vergrootglas worden gelegd, dan maakt het volgens mij niet veel uit welke terminologie je daarvoor hanteert, het effect zal veelal op hetzelfde neerkomen. Het uitvergroten van bepaalde negativiteit blijft dan het beeld bepalen en bevestigen dat veel mensen hebben van specifieke etnische minderheidsgroepen.

Een ander voorbeeld van selectieve aandacht vinden we de laatste dagen terug op de buitenlandpagina’s van de krant. Waar we zouden mogen verwachten dat de grove mensenrechtenschendingen in de gevangenissen van Georgië een uitgebreide analyse krijgen en dat er protest wordt aangetekend tegen grof machtsmisbruik van overheidswege, wellicht in combinatie met het aankaarten van politiegeweld van eigen bodem, zien we dat de berichtgeving over Georgië marginaal blijft naast die over reacties en demonstraties vanuit de islamitische wereld als protest tegen de anti-islam film uit de V.S. Van een kritische analyse van het schandaal in Georgië en solidariteitsbetuigingen aan de slachtoffers van het geweld is tot nog toe niet veel terecht gekomen. Juist dit soort van representaties maken van de islamitische wereld continu een bolwerk van conservatisme en fundamentalisme, een wereld die al dan niet expliciet wordt gespiegeld aan het Westen, dat verondersteld wordt vrij en tolerant te zijn en te functioneren op basis van mensenrechten en democratie. Het wij-zij denken wordt gecreëerd en in stand gehouden.

Nog een voorbeeld van problematische representatiemechanismen vinden we in de veelvuldig gebezigde oproep aan moslims zich te distantiëren van geweld en fundamentalisme, om zogezegd hun verantwoordelijkheid te nemen. Zulke oproepen maken van individuele burgers medeplichtigen aan zaken waar ze niets mee te maken hebben, maar waar ze op grond van hun ‘vreemde origine’ toch aan worden verbonden. In De Morgen van zaterdag 22 september vinden we een uitgebreid interview met imam Nordine Taouil. De imam wordt gepresenteerd als een ‘kritische Antwerpenaar’ en een ‘gematigd moslim’, die zijn verantwoordelijkheid tegenover balorige Antwerpse jongeren wel neemt. De categorie ‘gematigd’ valt hier positief uit in een impliciete vergelijking met een kleine groep radicalen alsook met zijn eigen vroegere uitspraken. En met de nadruk op de opmerking dat hij verantwoordelijkheid neemt, wordt geïmpliceerd dat dit in tegenstelling staat tot de meeste anderen die weigeren het goede voorbeeld te geven. De Leidse politicoloog Peyman Jafari toont de absurditeit van het veronderstellen van individuele verantwoordelijkheid voor gedrag van leden van het collectief waar men toe gerekend wordt. Met gepaste ironie trekt hij deze denkwijze door naar de verantwoordelijkheid van ‘autochtonen’ en hun cultuur in de context van de rellen door jongeren in het Nederlandse Haren in zijn opiniestuk in De Volkskrant. “Het is niet alleen tijd dat autochtone ouders op hun verantwoordelijkheid worden gewezen, maar ook dat de autochtone gemeenschap ondubbelzinnig het gerel van autochtone jongeren veroordeelt en excuses aanbiedt.”

De genoemde representatiemechanismen, tezamen met vele anderen, leiden momenteel tot een tweeledige beeldvorming:

- De Morgen is de welwillende partij door hun initiatief de term ‘allochtoon’ te schrappen van hun pagina’s. Aangezien deze welwillende beweging wordt gemaakt vanuit het blikveld van de meerderheid, kunnen blanke seculiere lezers zich inbegrepen voelen in de constructieve opstelling.

- Moslim gemeenschappen in binnen- en buitenland lijken ofwel te worden gerepresenteerd door een kleine groep radicalen, ofwel aan hun mate van extremisme of verantwoordelijkheid afgemeten te worden.

Met andere woorden, de onderliggende logica van het wij-zij denken lijkt allerminst afgebroken te worden, het krijgt hooguit nieuwe dimensies. Zo heeft De Morgen zich als medium een positiever zelfbeeld aangemeten, en blijven de stigmatiserende representaties van moslims, in België en wereldwijd, een feit. Gender speelt een rol in de representaties, waarbij vooral het beeld van moslimmannen negatief is, wat uiteraard ook uitwerking heeft op beeldvorming over moslimvrouwen. Zij blijven de impliciete slachtoffers van hun patriarchale en extreme mannen. Voor het idee van moslimvrouwen als welbewuste agents blijft dan geen ruimte over. Overigens leidt de constante en reductieve focus op extreme moslims ertoe dat andere minderheidsgroepen volledig uit het oog verloren raken – over hun ervaringen, behoeften, ontwikkeling en problemen wordt in het publieke debat maar weinig gesproken.

Er bestaat een belangrijke wisselwerking tussen beeldvorming en alledaagse praktijk. Die relatie is er niet een van objectieve weerspiegeling. Het gaat hier, zoals hierboven geargumenteerd, om representatietechnieken die het ‘wij’ in een positief, en ‘zij’ in een negatief daglicht stellen. Diegenen die worden gerekend tot ‘wij’ kunnen zich comfortabel wentelen in hun normatieve positie. In tegenstelling tot diegenen die gerekend worden tot ‘zij’ – een positie vanwaar men zich altijd moet verdedigen. ‘Wij’ horen er automatisch bij, ‘zij’ niet, of dit nu op grond is van origine, religieuze identiteit, of de mate van omhelzing van (neo)liberale waarden. Representaties van de media dragen in grote mate bij aan ideeën van wie er wel of niet bij hoort, en daarmee aan de houdingen die individuen en groepen mensen opnemen ten opzichte van elkaar. De media staan niet los van een samenleving die racisme, seksisme andere vormen van discriminatie als kenmerken heeft. Door representatietechnieken bloot te leggen, zien we wie er al dan niet tot een ‘echte Vlaming’ wordt gemaakt, hoe dit wordt bewerkstelligd, en wat we ertegen zouden kunnen doen.

Juist de besproken representatiemechanismen en de effecten ervan dienen in vraag te worden gesteld. Een discussie over terminologie is dan ook op zijn best een vorm van symptoombestrijding en blijft comfortabel ver weg van de kern van de problematiek. Het gaat hier niet alleen om selectieve aandacht, negatieve representaties, categorische opdelingen, homogeniserend denken, stigmatisering, discriminatie en uitsluiting, maar ook om de privileges van de meerderheid – ofwel het niet te maken krijgen en weinig voeling hebben met alle voorgenoemde zaken. Ik roep De Morgen dan ook graag op om een discussie aan te gaan over deze problematiek, en de verkregen inzichten consequent door te trekken naar de eigen journalistieke praktijk.

De cultuurtheoreticus en socioloog Stuart Hall schrijft dat representaties draaien om het overdragen van betekenissen. De betekenisgeving krijgt vorm in een machtsveld en waarin de fantasie en de obsessies van de meerderheid een uitweg vinden. Regimes van representaties en betekenisgeving kunnen worden uitgedaagd, bestreden en getransformeerd. Het is dan ook juist nu de taak van de media om de categorie ‘wij’ te verbreden naar een inclusief verhaal, waarin ruimte is voor verschil, conflict en democratische discussie en onderhandeling. Het is net de vervulling van deze taak die ons allemaal vooruit kan helpen – ongeacht de termen die we dan nog gebruiken om de verschillen binnen dat nieuwe wij zichtbaar en bespreekbaar te maken.

 ---

Nella van den Brandt doctoreert aan de UGent over het thema feminisme, antiracisme, religie en diversiteit in de Nederlandstalige vrouwenbeweging. Zij is lid van de Algemene Vergadering van vzw ella, kenniscentrum gender en
etniciteit