De verlichting: gematigd, radicaal of anti?

Wanneer we over ‘de verlichting’ spreken, dan verwijzen we over het algemeen naar een brede ideologische stroming waarin veel waarde gehecht wordt aan de rede, wetenschap, onderwijs en, uiteraard, de kernideeën van vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Maar wat vandaag in het politieke debat voorgesteld wordt als een eenduidige erfenis, is in wezen een voortdurende, complexe en veellagige ideologische en politieke strijd. 

De ideeën van de radicale verlichting staan almaar meer onder druk.

 

De periode van de verlichting was een eindeloos debat zonder algemene consensus. Doorheen de tijd en in de verschillende landen gingen denkers telkens op hun manier aan de haal met die nieuwe ideeën. De beweging is intern divers, en lang niet alle denkers zitten op dezelfde golflengte. Toen niet en vandaag niet. Die complexiteit zorgt ervoor dat we duidelijker moeten zijn over wat we precies begrijpen onder de erfenis van de verlichting. Concreet moeten we ten minste het onderscheid maken tussen een ‘radicale’ en een ‘gematigde’ verlichting. 

De radicale en gematigde verlichting

Als we vertrekken vanuit het hedendaagse discours over verlichting, en het dus in één adem noemen met democratie en universele mensenrechten, dan gaat het het eigenlijk over één heel specifieke intellectuele stroming binnen de veel bredere verlichting: namelijk die van de radicale verlichting. Heel veel zaken die we vandaag als normaal ervaren en toedichten aan ‘de verlichting’ – representatieve democratieën, stemrecht, scheiding der machten, publieke gezondheidszorg, een publiek onderwijssysteem, gelijke rechten voor alle mensen, enzovoort – hebben we niet aan de gematigde verlichting te danken maar aan de radicale verlichtingsdenkers. Die radicale verlichtingsdenkers, zoals de Condorcet, Raynal en Paine waren trouwens niet alleen in woorden tegen slavernij en racisme, ze zetten (in het geval van de Condorcet) actief lobbygroepen op om die slavernij af te schaffen of ze probeerden (in het geval van Paine) de afschaffing van de slavernij te realiseren via politieke weg.

De zogenaamde gematigde verlichtingsdenkers, daarentegen, waren vaak geen democraten en geen aanhangers van de universele mensenrechten. Vreemd genoeg hebben we het dan wel over de Voltaires, Montesqieus en Rousseaus van deze wereld, zij die we vandaag nog altijd roemen als de vaders van de verlichting. Veel van hun ideeën waren het doorsneedenken van de 18de eeuw en zijn nu vaak achterhaald. Het racisme van David Hume, de lage dunk van Voltaire over de gewone man of Immanuel Kants betoog tegen democratie en voor verlicht despotisme zijn gelukkig voorbijgestreefd. Ook de uitbuiting en de gruweldaden die gebeurden en gebeuren in de naam van de verlichting, zowel in de 19de als de 20ste en de 21ste eeuw, kunnen we met geen woorden goedpraten.

De zogenaamde gematigde verlichtingsdenkers, waren vaak geen democraten en geen aanhangers van de universele mensenrechten.

De verlichting is dus gediend met een kritische historische blik die het revolutionaire karakter naar waarde schat. Maar het feit dat vele ideeën ontoereikend zijn of slechts gedeeltelijk gerealiseerd werden, betekent niet dat de gematigde denkers geen merites hadden. We kunnen hier Rousseaus theorie over gelijkheid naar voren schuiven, een theorie die door de radicale denkers steevast werd geciteerd. De ideeën van de gematigde denkers hebben mee de intellectuele stroom geschapen waarbinnen de radicale ideeën van de representatieve democratie, van onvervreemdbare en universele mensenrechten, van onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen konden gedacht worden.

Als we vandaag over verlichting spreken, zo neem ik toch aan, dan spreken we over de ideeën van de radicale verlichtingsdenkers. Want ik hoop dat niemand in naam van de verlichting nog pleit voor verlichte monarchieën, racisme of het feit dat het gewone volk niet kan verlicht worden. Die aanname creëert meteen een spanningsveld. Als we aannemen dat hedendaagse verwijzingen naar de verlichting verwijzingen naar de democratische verlichting zijn, dan moeten we beseffen dat veel van hun ideeën zelfs vandaag niet altijd een evidentie zijn. Ze blijven in grote mate radicaal. We leven niet in een samenleving waar iedereen dezelfde rechten heeft. Een globale democratische revolutie of onvervreemdbare universele rechten moeten nog verwezenlijkt worden en zijn dus nog altijd het verdedigen waard.

De (hedendaagse) antiverlichting

Bovendien staan de ideeën van de radicale verlichting wereldwijd almaar meer onder druk. Deze ideeën waren invloedrijk in de tien jaar voor de Franse Revolutie, maar na de revolutie werden ze al snel in de marge geduwd. Op het eind van de 19de eeuw en in het begin van de 20ste eeuw verloren ze snel hun glans. Democratie en mensenrechten leken oubollig en werden gelijkgesteld met verlies aan macht. Het duurde tot na de Tweede Wereldoorlog vooraleer er opnieuw schot in de zaak kwam.

Mensenrechten en democratie zijn nu eenmaal politieke keuzes: ze veronderstellen niet alleen een mensbeeld, maar ook een beeld van een ideale samenleving. Ze vergen sociale en politieke strijd. Je kunt je dan ook inbeelden dat de radicale verlichtingsideeën niet meteen enthousiast onthaald werden door de elites. De 1 procent van de 18de eeuw, de adel en de clerus verzetten zich als een duivel in een wijwatervat, wilden de klok terugdraaien en de feodale maatschappij in ere herstellen. Deze stroming staat bekend als de tegenverlichting of counter-Enlightenment.

De strijd tegen de verlichting en de democratische principes van de radicale verlichtingsdenkers is even oud als de verlichting zelf en was uitermate succesvol.

Ook een deel van de nieuwe burgerij in de 18de eeuw had het niet hoog op met de verlichtingsdenkers. Die burgerij had een bloedhekel aan de radicale verlichtingsdenkers en hun strijd voor gelijkheid, universele rechten, vrijheid en democratie. Zij wilde niet terug naar vroeger, zij wilde bouwen aan een andere toekomst, aan de tweede moderniteit.

Het fundament van de antiverlichting ligt in het nationalisme.

Het fundament van deze antiverlichting ligt in het nationalisme. De nationalist en het nationalisme zijn begrippen die pas aan het einde van de 18de en vooral in de 19de eeuw ingang vinden, begrippen die de opmars van het antiverlichtingsdenken weerspiegelen. Natie en nationaliteit zijn termen die al eerder gebruikt werden, maar die pas in de 19de eeuw hun huidige betekenis zullen krijgen. Dit onderlijnt het vernieuwende karakter van de antiverlichting: in naam van de tradities en instituties wordt er gestreefd naar de opbouw van een nieuwe toekomst ten dienste van een nieuwe opkomende elite. Die elite pleit tegen één mensheid, tegen democratie en tegen universele rechten. Hun vernieuwing is de ver- beelding van de wereld als een wereld van organische naties. In de antiverlichtingstraditie wordt een specifiek natiebegrip gelanceerd. De natie staat hier niet voor de jakobijnse verlichtingsdefinitie van het concept ‘een groep rationele mensen op een grondgebied onder een regering’. De natie wordt binnen de antiverlichting begrepen als een cultureel, taalkundig en etnisch homogene gemeenschap. Die gemeenschap is een uniek organisme, gekneed door de geschiedenis. De metafoor van het lichaam staat centraal in deze organische visie op de natie. In die visie verhoudt de mens zich tot de samenleving als een cel tot het lichaam. De natie is meer dan de som van haar delen, ze is een entiteit op zich. Het individu is in deze visie ondergeschikt aan het geheel.

Waar radicale verlichtingsdenkers de nadruk leggen op het universele, zien we dat binnen de antiverlichting de focus ligt op het particuliere, het unieke, op alles wat de mensheid verdeelt en isoleert. De natie primeert. Sociale relaties worden niet langer gekenmerkt door vrije mannen en vrouwen, ze worden bepaald door wederkerige morele verplichtingen zoals die bestaan tussen ouders en hun kinderen. Elk individu heeft een openstaande schuld ten opzichte van de voorouders. Elk individu heeft de plicht om het kostbare weefsel van de natie te vrijwaren van veranderingen, elke verandering kan immers het hele organisme in gevaar brengen.

In de stoere verklaringen in het migratiedebat, in de discussies over taal en integratie in onze samenleving, horen we niet zelden echo’s van het natiebegrip van de antiverlichtingsdenkers.

Het is vanuit die visie op de natie dat antiverlichtingsdenkers zich verzetten tegen de verlichting en vooral tegen de radicale verlichtingsdenkers. Hun strijd voor vrijheid, gelijkheid, democratie en universele mensenrechten wordt beschouwd als een aanval op de natuurlijke en morele orde van de natie. De strijd voor gelijkheid en universele rechten leidt tot de degeneratie van de natie.

Als we even de sprong maken naar vandaag, dan zien we nog altijd dezelfde tegenstellingen. In de stoere verklaringen in het migratiedebat, in de discussies over taal en integratie in onze samenleving, horen we niet zelden echo’s van dit natiebegrip. Als De Wever stelt dat ‘het maatschappelijk weefsel is ontstoken’ door de migratie naar België, dan vertolkt hij heel duidelijk de antiverlichtingstraditie. De huidige wereld wordt bekeken met een specifieke ideologische lens en dat uit zich onder meer in dergelijke ‘organische’ metaforen. De mogelijke oplossingen komen onvermijdelijk uit diezelfde ideologische koker.

In de 21ste eeuw wordt de wereld nog altijd gevormd door de strijd tussen die verschillende ideologische bewegingen die elk vechten voor hun moderniteit. Het duiden van die ideologische tradities is dan ook vandaag nog relevant. Het laat ons toe om bewust te worden van de historische context waarbinnen we leven. Het laat ons toe om de huidige debatten te plaatsen binnen een groter kader, binnen een geschiedenis. En het laat ons dus ook toe om de balans op te maken waar we naartoe evolueren.

 

**** 

Deze tekst werd overgenomen uit De Hedendaagse Anti-verlichting van Ico Maly, uitgegeven bij EPO. Klik hier voor meer info.

Enkele lichte redactionele ingrepen werden in de tekst aangebracht om het geheel meer tot zijn recht te laten komen als een op zichzelf staand opiniestuk. Er werden o.a. enkele paragrafen achterwege gelaten die dieper ingaan op en meer nuance bieden rond enkele elementen die in het stuk worden aangehaald.



Over de auteur:

Ico Maly is docent Digital Media & Politics aan Tilburg University en hoofdredacteur van Diggit Magazine.