Eén van de dingen die me in Oman zo getroffen heeft is hun ontspannen manier van omgaan met de regels. Zij volgen de regels wel, maar ze doen dat op een ontspannen manier.
Naar aanleiding van het offerfeest werd ik door de Syrische socioloog Omar Nahas uitgenodigd voor een gezellige maaltijd. De Argentijnse islamoloog Sergio Saleem Scatolini zou ook van de partij zijn. Sergio was immers even op vakantie in Antwerpen, na een langdurig verblijf in Oman waar hij onderzoek verricht rond klassieke Ibadhitische teksten. Een tijd geleden verbleef ook Omar heel even in Oman. Hij leefde er mee met de gemeenschap van Sjeik Hamood al-Sawafi. Het werd voor hem een heel diepgaande spirituele ervaring. Ik was bijzonder benieuwd naar zijn ervaringen, waardoor ik maar al te graag op zijn uitnodiging in ging.
Zo bevonden we ons die avond bij Omar thuis. Muziek van Mercan Dede speelde op de achtergrond terwijl Omar het eten serveerde en het onderwerp langzaam verschoof van de kennismaking naar theologische, maatschappelijke en spirituele kwesties. Een paar uren lang voelde ik me in het Andalusië van de 10de eeuw – twee moslims en een christen uit verschillende delen van de wereld die vrijelijk van gedachten wisselden en naar diepere waarheden zochten.
Wat hier volgt is een gedeelte van het gesprek zoals zich dat ontspon tijdens ons samenzijn.
*
Jonas: Ik ben er zelf nooit geweest. Hoe is Oman?
Omar: “Oman lijkt het archetype van de Arabische wereld. Je kan er gelukkig alle clichés nog zien. Zowel in de gebouwen, de kleren en de gewoontes als in de manier waarop Omani’s met elkaar omgaan. Eén van de mooie aspecten van zo’n levenswijze geworteld in de oude tradities is hoe gastvrijheid nog steeds enorm belangrijk is. Men maakt er nog echt tijd voor mensen.”
Sergio: “De tijd wordt er inderdaad anders beleefd. Daar heb je tijd, hier heeft de tijd jou. Zo gaan ze er vaak vanuit dat je de tijd in drie moet delen: een derde van de dag om te werken, een derde voor familie en vrienden, en een derde voor jezelf om tot rust te komen.”
Omar: “In Oman leggen ze daardoor ook heel diep contact. Ze nemen je werkelijk op wanneer ze je leren kennen.”
Sergio: “In het algemeen zijn Omani’s zeer beleefd. Ze spreken zich publiekelijk haast nooit uit over andere mensen, laat staan dat ze harde woorden gebruiken om hen af te wijzen. Ze zullen ook zelden mensen proberen bekeren – ook geen andere moslims. Ze hebben een religieuze gevoeligheid en zijn zeer trouw aan de vijf gebeden, maar daarbuiten praten ze niet zo vaak over religie. Misschien komt dat een beetje door de specifieke geschiedenis van de Ibadhitische gemeenschap, waarop soms neergekeken werd door andere moslims. Ibadhieten, vooral die van het binnenland, zijn dan ook meestal wat terughoudender dan andere moslimgemeenschappen en absoluut niet aanvallend of strijdlustig. Af en toe hoor ik bijvoorbeeld dat sommigen door enkele Saoediërs als afvalligen beschreven worden wanneer ze naar Mekka gaan maar dan reageren Omaanse Ibadhieten meestal met: “Broeder, we zijn allemaal moslims met dezelfde sjahada (geloofsbelijdenis) en dezelfde qibla (gebedsrichting). Laat het oordeel van afvalligheid voorlopig maar aan God over.”
Jonas: Omani’s vellen dus weinig oordelen?
Omar: “De sjeik bij wie ik verbleef, oordeelde zelfs niet in zijn denken. Net dat zorgt er voor dat je tot je werkelijke kern kunt komen. Zijn ogen zijn trouwens blind. Maar net daardoor voel je nog meer hoe onbevooroordeeld hij met je omgaat. Hij ziet je uiterlijk niet, maar ‘kijkt’ wel recht in je hart.”
Sergio: “De sjeik is natuurlijk een heel spirituele man. Maar in de Omaanse samenleving zijn er op zich wel veel scheidingslijnen die je pas begint te kennen als je tussen de lijnen leert lezen. Omwille van de Omaanse terughoudenheid om zich over allerlei zaken uit te spreken, moet je je ogen en oren soms heel goed open houden om bepaalde aspecten van de Omaanse samenleving waar te nemen. De Sultan en de Groot Moefti (de belangrijkste spirituele autoriteit van het land) zorgden er voor dat de etnische en religieuze verschillen geen bron van verdeeldheid werden maar we leven wel in een gesegregeerde maatschappij. Problemen worden vermeden door aan iedereen voldoende ruimte te geven. Men zou haast kunnen zeggen dat elke groep ook in verschillende sociale en mentale ruimtes leeft. Moskeeën, markten, autogarages, shopping malls, het strand, valleien en bergen zijn plekken waar we elkaar fysiek tegenkomen, maar het samenkomen van mens tot mens, als gelijken in het aangezicht van God, is veeleer een privékwestie.
Maar weet je, het systeem heeft tot nu toe gewerkt. De samenlevingen in de Golfstaten zit nu eenmaal anders in elkaar. Het zijn tribale, familiale staten waar men als gast mag vertoeven. Van migranten wordt dus verwacht dat ze respect tonen, maar niet dat ze zich integreren. Ze worden niet eens actief aangespoord om Arabisch te leren. De lokale bevolking zal eerder Engels of Urdu leren om voor de communicatie te zorgen.”
Jonas: Daarnet gaf je echter aan dat Ibadhieten zelf jammer genoeg niet altijd op een dergelijke respectvolle openheid kunnen rekenen binnen de bredere islamitische wereld. Ze vormen dan ook een aparte tak naast de klassieke onderverdeling van Soennie en sjia. Hoe zit dat precies?
Sergio: “Dat is in de eerste plaats een historische kwestie. Het gaat om een eeuwenlang proces waarbij ook Ibadhieten, net als de sjiieten, er een andere mening op na houden over sommige kwesties zoals de wijze waarop men het kalifaat moest leiden of hoe men met andersdenkenden moest omgaan. Maar daarnaast zijn er ook enkele theologische en rituele verschillen.”
Omar: “Tijdens het gebed, bijvoorbeeld, hou je als soenniet je handen onder je hart en plaats je de rechterhand op de linkerhand. Ibadhieten, daarentegen, houden hun armen naast het lichaam tijdens het gebed. Ik deed spontaan zo met hen mee toen ik daar was. Maar na een tijdje vroegen ze me waarom ik dat deed. Ze zeiden me dat ik best kon bidden zoals ik gewoon was. Ik antwoordde dat ik door het te doen er ook het nut van begreep: in plaats van met mijn bewegingen bezig te zijn, begon ik meer vanuit mijn hart te bidden.”
Jonas: Ik veronderstel dat je meerdere voorvallen kan opnoemen waarin zo’n verschillen je tot nadenken stemden. Hoe kijk je nu dan naar de vele verschillen tussen de verschillende vertakkingen en stromingen binnen de islam?
Omar: “Ik vind het al moeilijk genoeg om Moslim te zijn. Waarom zou ik het mezelf nog moeilijker maken door me te identificeren met één specifieke stroming binnen de islam? Sunnisme, sjiïesme en alle andere vertakkingen ontstonden uiteindelijk allemaal vanuit de Koran en de uitleg van de profeet. Ik geloof ook dat er behoefte is aan een soort “grondislam”, aan een islam die voorafgaat aan al dat onderscheid. Als ik zoiets zeg, lijkt dat natuurlijk sterk op de onderliggende gedachte van het salafisme, maar daarom is het nog niet onzinnig. Waarom zouden we op sommige vlakken inderdaad niet teruggrijpen naar de profeet en zijn metgezellen? Zij waren noch sunnieten noch shjiëten noch ibadhieten. Als individu zie ik vooral Mohammed als inspiratiebron. Ik volg wat hij zegt. Het volgen van de uitleg en de uitleg op de uitleg maakt het allemaal té ingewikkeld.
Eén van de dingen die me in Oman dan ook zo getroffen heeft is hun ontspannen manier van omgaan met de regels. Uiteraard zijn ze ook in Oman met de ‘regels’ van hun godsdienst bezig. Er is goed en kwaad en juist en fout, maar op één of andere manier is het er niet krampachtig. Zij volgen de regels wel, maar ze doen dat op een ontspannen manier.”
Sergio: “Dat is waar. Vele moslims in het Westen zitten vaak heel erg vast in een heel enge focus op bepaalde regels. Daarom is het als moslim soms veel leuker in Oman. Iedereen is er moslim, wat er voor zorgt dat men de religie niet als een vlag hoeft te gebruiken om zich van de rest te onderscheiden. Wanneer je in de meerderheid bent, kan je jouw identiteit niet enkel – of toch niet prioritair – vastplakken aan je religie. In het uittekenen van je identiteit zoek je immers naar datgene wat je ‘anders’ maakt. Welke blanke zou zichzelf honderd jaar geleden in België of Nederland als ‘blanke’ beschouwen en daaromheen een ‘cultuur’ uitwerken? Blanken die In Congo woonden deden dat natuurlijk wel omdat ze er in de minderheid waren. Daarenboven, wanneer men een minderheid is, gaat men de eigen groep ook minder snel bekritiseren – terwijl dat soms echt nodig is. Maar minderheden willen zichzelf sneller verdedigen dan in vraag stellen.”
Jonas: Af en toe sta ik er zelf ook wel van te kijken dat sommige moslims nogal obsessief bezig zijn met de specifieke regeltjes en uiterlijke details van hun geloofsbeleving om schijnbaar als een harnas over hun identiteit te trekken.
Sergio: “Wat Omar zegt over de wijze waarop hij de profeet als voorbeeld neemt, kan ik natuurlijk heel goed begrijpen, maar er zijn ook moslims die de neiging hebben om de tijd van de profeet te ‘overromantiseren’. Ze zweren dan bij het letterlijk beleven van de islam zoals dat toen gebeurde maar doen geen moeite om wetenschappelijk na te gaan wat er werkelijk gebeurd is. De typische vrome geschiedenis van heel wat religieuze boekjes is historisch vaak niet correct. Bizar genoeg leidt dat tot een vroomheid die aan het verleden trouw wil blijven hoewel het weinig respect vertoont voor datzelfde verleden want de zogezegde historische feiten kunnen dan domweg hedendaagse illusies zijn die in dienst staan van God weet welke ideologie.
Dat geld ook voor de meer ‘liberale’ moslims. Zo ontkennen zij soms de kwaliteiten van de voorislamitische tijd in de Arabische landen. Ze houden er dan een geïdealiseerde visie van de profeet en de Koran op na maar ook in het Arabië van die tijd waren er gebieden en groepen waarin de vrouwen meer rechten hadden dan gedacht. Niet alles wat van ver of dicht met islam te maken heeft, is het allerbeste en allerverhevenste op aarde. En wat in de eerste islamitische gemeenschap de gewoonte was, vormde niet altijd een breuk met het voorgaande. De onderdelen van de Arabische culturen die niet verboden werden in de Koran of door de Profeet, bleven immers bestaan.
Daarenboven, zelfs als we vaststellen dat Mohammed in zijn gemeenschap er voor zorgde dat vrouwen meer rechten kregen, dan moeten we dat niet als een eindpunt zien. We moeten net blijven streven naar verdere gelijkberechtiging en dat telkens opnieuw toepassen in onze eigen context en tijd. Ik bekijk het profetisch voorbeeld liever als een aanzet met een ‘open einde’. Ik zie het dus meer als een vertrekpunt voor toenemende rechtvaardigheid dan als een verplicht eindpunt. Wat zich ten tijde van de profeet in Medina ontwikkelde was een voorbeeld om ons aan te moedigen tot sociale betrokkenheid bij het scheppen van steeds rechtvaardigere en barmhartigere samenlevingen. Het was niet bedoeld als een dwangbuis om ons in een soort religieus museum gevangen te houden.
Heel wat moslims staren zich dan ook veel te blind op de specifieke beleving van een welbepaalde vorm van islam uit een welbepaalde tijd. Mohammed was wel de zegel van de profeten, maar, zoals Allama Iqbal schreef, de tijd van profeten is met hem dan ook gedaan, nu zijn we in de tijd van de rede. We moeten dus ook met onze rede naar oplossingen zoeken en niet gewoon er willen uitzien zoals de profeet en de eerste moslims.”
Jonas: Maar spiritueel gesproken zit er toch ook heel veel goeds in het idee van het ‘navolgen van de profeet’? Je kan profeten en heiligen toch steeds als leidraad nemen en je eigen daden spiegelen aan die van hen? Als Christen vind ik het heel gewoon van Christus en figuren zoals Franciscus, Theresia van Avilla of Romero als spiritueel voorbeeld te nemen.
Sergio: “Uiteraard kan Mohammed als spiritueel voorbeeld dienen. Maar we moeten hem niet in het absurde immiteren. Mohammed was inderdaad profeet tijdens zijn leven. Maar we moeten misschien maar eens leren dat we zijn handelingen in hun context moeten begrijpen en dat zijn profeetschap eindigde wanneer hij stierf. Eigenaardig genoeg lijkt het wel alsof de Christenen die van Christus zeggen dat hij eeuwig leeft, in praktijk hem veel minder proberen imiteren, terwijl sommige broeders en zusters, voor wie de profeet enkel een mens was zoals alle anderen, hem toch een bijna goddelijke status toekennen.
We kunnen dus wel steeds naar de Koran en de Hadith verwijzen, maar we moeten ook op onze eigen benen leren staan en de waarden die in bronnen onderstreept worden als richtlijnen gebruiken om doordachte afwegingen te maken, in plaats van de ons blind te staren op de vormen en ons bij elk detail af te vragen of we het wel exact doen zoals de profeet het deed.”
Omar: “Vaak kijken moslims inderdaad niet verder dan de letter van de traditie en vergeten ze de geest. Ze leren de regels dan niet begrijpen vanuit ervaring of inzicht maar vragen zich letterlijk af of ze naar de hel zullen gaan omdat ze bepaalde regeltjes al dan niet tot in de puntjes hebben verzorgd.”
Jonas: Nu je spreekt over het paradijs en de hel… Sergio, hoe denk jij eigenlijk over de hel? In het begin van de avond vertelde je dat je in veel opzichten de Ibadhileer volgt en ik heb me laten vertellen dat de Ibadhi’s heel strikt zijn in hun overtuiging dat de hel iets eeuwig is.
Sergio: “Ik geloof inderdaad dat we keuzes maken die bepalend zullen zijn voor de toestand van lijden of geluk die we in het hiernamaals zullen kennen. Maar laat het duidelijk zijn dat de afweging over wat daar precies toe leidt aan God overgelaten moet worden. Het is niet aan de mensen om de handelingen, woorden en gedachten van anderen te veroordelen. Enkel God kan beslissen wie gestraft moet worden en we mogen onszelf niet in de plaats van God stellen. Maar eenmaal je de keuze hebt gemaakt om je op geen enkele manier tot God te richten en eenmaal God’s oordeel is geveld, dan is de hel natuurlijk wel eeuwig. En ons brein kent die eeuwigheid want we zijn de zonen en dochters van de tijd, van de enkele seconden die we in dit heelal even te voorschijn komen.
Jonas: Zelf heb ik toch wat moeite met een concept van een ‘eeuwige hel’. Volgens mij is de hel eerder een soort permanente keuze om van het goddelijke pad af te wijken. Anders gezegd: in mijn ogen blijven sommigen er telkens opnieuw voor kiezen om zich van een leven in liefde te verwijderen. In die zin is er voor mij niet veel verschil tussen het leven voor en na de dood. Finaal moet er ook in de hel nog steeds keuzemogelijkheid bestaan want ook na de dood is er, denk ik, nog steeds kans tot omwenteling van de ziel.
Omar: “Daar treed ik je in bij. Ik kan een eeuwige hel niet rijmen met een alles vergevende God. Als God werkelijk rechtvaardig en allesvergevend is, moet er voor vredevolle mensen altijd de mogelijkheid bestaan om zich weer tot God, de Vrede, al Salaam, te keren. Ook na de dood.
Maar met Sergio ga ik akkoord dat wij niet kunnen beslissen wat er precies voor zorgt dat we werkelijk van Gods pad afwijken. Het is zeker mogelijk datje een zuivere ziel hebt terwijl je lichaam compleet zondig is.”
Sergio: “Of omgekeerd.”
--
Jonas Slaats is theoloog , schrijver en activist. Op Kif Kif verschijnen zijn gesprekken met invloedrijke spirituele leiders en bekende artiesten uit de islamitische wereld in het Halal Monk dossier.