Federale regering lanceert maatregelen tegen racisme: veel aanmoediging, weinig actie

Om stilstand in het langverwachte interfederaal actieplan tegen racisme tegen te gaan lanceerde de federale regering een reeks maatregelen, zonder te wachten op de Vlaamse regering. Dat is een belangrijke stap na meer dan 20 jaar stilte en politiek getalm. Het plan bevat enkele concrete maatregelen, maar blijft op de meeste vlakken zeer vaag.

Een paar interessante maatregelen zijn onder meer een versterking van de sociale inspectiediensten, implementatie van een monitoringscomité voor middenveldorganisaties, onderzoek naar discriminatie bij huizenleningen en praktijktesten die de onpartijdigheid van de federale overheidsdiensten zelf moeten testen. Jammer genoeg blinkt het rapport ook uit in vage, niet concrete beloften en hier en daar nauwelijks verhuld non-beleid. 

Een belangrijke eerste stap dus, maar waarschijnlijk niet voldoende om snel impact te hebben op groepen die racisme meemaken. De maatregelen rond politiegeweld houden zelfs een achteruitgang in tegenover de beloftes die gemaakt werden in het federaal regeerakkoord. 

Communautaire en ideologische spanningen

2001 was het jaar waarin de Belgische overheid op de VN-wereldconferentie tegen racisme de belofte deed om een interfederaal actieplan tegen racisme op stellen. Het verloop is ondertussen jammer genoeg gekend: het actieplan is er, meer dan twintig jaar na datum, nog steeds niet. Het politiek getalm zet zich verder, maar de Vivaldi-regering zet alvast een eerste stap door de federale maatregelen uit het plan alvast aan te kondigen. Op basis van een voorbereidende startnota en gesprekken met Unia en middenveldorganisaties (de Napar-coalitie) werd een 50 pagina’s tellend document gelanceerd door Staatssecretaris van Gelijke Kansen Sarah Schlitz (Ecolo). Het werd goedgekeurd door de Ministerraad op 15 juli.

Als de goedkeuring van de federale maatregelen kan gelezen worden als een manier om de Vlaamse regering onder druk te zetten, is het totale gebrek aan communicatie daarover des te opvallender

Volgens een artikel in Le Soir zitten de spanningen rond het plan op verschillende niveaus: de methodologie, waarin langs Vlaamse kant (lees: N-VA) de eis gesteld wordt tot een plan met verschillende eisen op de verschillende bevoegdheidsniveaus. In het zuiden van het land verkiest men een duidelijke gemeenschappelijke basis van het plan. Een communautaire spanning dus. 

Daaronder speelt zich natuurlijk een duidelijk ideologisch meningsverschil af, onder andere over het structurele karakter van racisme, de rol van islamofobie, dekolonisatie en politiegeweld. Ook zijn er verschillende visies op wie het besluitvormingsproces moet leiden. 

Als de goedkeuring van de federale maatregelen kan gelezen worden als een manier om de Vlaamse regering onder druk te zetten, is het totale gebrek aan communicatie daarover des te opvallender. Op Twitter namen zelfs premier De Croo en bevoegd staatssecretaris Schlitz niet de moeite om iets te laten horen. Als gevolg was er in de Nederlandstalige pers, op een kleine uitzondering na, geen letter te lezen over de maatregelen tegen racisme. Als politici ernstig zijn in hun voornemen om racisme te bestrijden, is het geen overbodige luxe om hier duidelijk over te communiceren.

Een opvolgingscomité met middenveldorganisaties

Het plan is opgesteld uit een deel 'transversale' (overkoepelende) en 'beleidsdomeinspecifieke' maatregelen. Transversaal gaat men aan de slag met coördinatie van het beleid, monitoring, onderzoek, opleiding en sensibilisering, bescherming van slachtoffers, de bestrijding van cyberhaat en internationale samenwerking. Beleidsdomeinspecifiek komen arbeidsmarkt, veiligheid, gezondheids- en welzijnsbeleid, huizenmarkt en de spoorwegen aan de beurt. 

In de inleiding van het plan wordt kort aangekondigd dat er intersectioneel te werk gegaan wordt. Nochtans worden bijna nergens in het plan concrete maatregelen tegen meervoudige discriminatie aangekondigd op het snijpunt met ‘raciale criteria’, waardoor de indruk wordt gewekt dat intersectionaliteit enkel wordt gebruikt als hip buzzword, maar niet als leidend principe. 

Bij elke actie wordt een verantwoordelijk regeringslid aangeduid, maar verder bevat het plan geen indicatoren, timing of budgetaanwijzingen. Het aangekondigde monitoringscomité in overleg met het middenveld lijkt voorlopig de enige stok achter de deur, maar wie weet kunnen we ook hopen op een opvolging door de oppositie?

Aanpak cyberhaat

Enkele opvallende voorstellen uit het plan zijn een beleid rond cyberhaat, hoewel daar erg geleund wordt op de goodwill van socialemediaplatformen. De juridische hervormingen die voorgesteld worden om verschillende vormen van haatspraak voor de correctionele rechtbank te brengen (een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet) zullen waarschijnlijk nog veel politiek ellebogenwerk nodig hebben om effectief gestemd en geïmplementeerd te worden. Verder zou de politie extra middelen krijgen om via technologische toepassingen cyberhaat beter op te sporen. 

Waar in het regeerakkoord nog een omfloerste verwijzing stond naar de aanpak van politiegeweld, is die in dit plan verdwenen. Geen stilstand dus, maar achteruitgang

Interessant is verder ook dat er een 'audit' per sector uitgevoerd zal worden, op bedrijfsniveau, om structurele arbeidsdiscriminatie en vooroordelen op te sporen. Daartoe zal de FOD Werkgelegenheid, in samenwerking met academici, worden belast met het verzamelen van informatie over de diversiteit in de verschillende sectoren. Deze gegevens worden vervolgens gebundeld en doorgegeven aan de verschillende paritaire comités. Die moeten op hun beurt toelichten wat de moeilijkheden zijn bij het aanpakken van de discriminatie, en voorstellen doen om de situatie te verbeteren. Deze audits kunnen, dankzij recente federale wetgeving, gebruikt worden voor het gericht opzetten van proactieve praktijktesten. Ook een beloofde financiële versterking van de sociale inspectiediensten kan hiertoe bijdragen.

Verslechtering aanpak politiegeweld, wel praktijktesten

De maatregelen die aangekondigd worden bij de politie, waar het racisme nochtans welig tiert, zijn teleurstellend. Een inspiratieloze lijst van haalbaarheidsonderzoeken, interne werkgroepen en ‘goede praktijken’ slagen er amper in om het non-beleid toe te dekken. Waar in het regeerakkoord nog een omfloerste verwijzing stond naar de aanpak van politiegeweld, is die in dit plan verdwenen. Geen stilstand dus, maar achteruitgang. Het enige hoopgevende geluid is de aankondiging van een kader rond ‘professioneel profileren’ en een haalbaarheidsstudie naar de digitalisering van registratie van politiecontroles. Willen die uitmonden in een echte aanpak van etnisch profileren, dan zal men echter ook eindelijk een kader moeten opmaken voor de verzameling van gegevens rond etniciteit. 

Het plan bevat enkele interessante pistes, maar over het algemeen moet vastgesteld worden dat het blijft steken bij voorzichtige voorstellen, haalbaarheidsonderzoeken, stimulering en uitnodiging, en weinig concreet afdwingbare en becijferde acties

Een bijzonder interessant voorstel is het verrichten van praktijktesten om de onpartijdigheid van de eigen dienstverlening te evalueren. “De federale overheidsdiensten onderwerpen zich vrijwillig aan discriminatietesten om de mate van onpartijdigheid van hun diensten te beoordelen en om na te gaan of werknemers van overheidsdiensten ingaan op discriminerende verzoeken. Deze controle zal worden uitbesteed aan een onafhankelijk derde orgaan. De resultaten worden ingezet voor bewustmakingsdoeleinden, ze worden ook verwerkt in de opleiding van het personeel en kunnen worden gebruikt als basis voor disciplinaire maatregelen in gevallen van discriminerend gedrag”, zo staat te lezen.

Dit voorstel geeft een interessante nieuwe draai aan het neutraliteitsdebat waarbij momenteel levensbeschouwelijke tekens verboden worden: in tegenstelling tot dat verbod kan een neutrale dienstverlening op deze manier correct geobjectiveerd worden. Terecht vragen middenveldorganisaties dan ook bij monde van de Napar-coalitie om hier een stopzetting van het hoofddoekenverbod voor ambtenaren aan te koppelen. 

Hier en daar goodwill, maar te weinig stokken achter de deur

Door deze federale bevoegdheden ook mee op te nemen in het plan bekent de federale overheid in ieder geval dat ook in België racisme een realiteit is. De voorgestelde maatregelen zijn helaas wel vooral verkennend van aard: uitwisselen, onderzoek, het inzetten van bemiddelaars en vorming. Ook wordt er een studie aangekondigd naar discriminatie bij het toegang geven tot hypothecair krediet. 

Het plan bevat enkele interessante pistes, maar over het algemeen moet vastgesteld worden dat het blijft steken bij voorzichtige voorstellen, haalbaarheidsonderzoeken, stimulering en uitnodiging, en weinig concreet afdwingbare en becijferde acties. Met een groot deel van de legislatuur al achter de rug en veel politieke tegenstand en desinteresse is maar de vraag of de federale regering er echt in zal slagen een beleid te voeren dat voelbaar is voor de doelwitten van racistische discriminatie en uitsluiting. Nochtans zijn het die groepen die het hardst geraakt worden door de huidige crisis waarbij oorlog, klimaatverwoesting, pandemie en recessie op elkaar inhakken. 



Over de auteur:

Nina Henkens studeerde af als sociologe en onderzoeksjournalist en werkte verschillende jaren als beleidsmedewerker rond kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties. Als algemene coördinator van Kif Kif is ze verantwoordelijk voor het dagelijks reilen en zeilen van de organisatie. Haar expertisedomeinen zijn de leefwereld van jongeren in de marge en de spanning tussen mensenrechten, veiligheid en discriminatie.