‘Gunst’, dat is een belangrijk woord. ‘Vergunning’ is integendeel een ongelukkige keuze voor wat meestal op papierwerk neerkomt.
“quizá la saudade tampoco sea saudade"
Valeria Luiselli
Beste lezer,
Bijna onmiddellijk na mijn aankomst in het land volgde ik een cursus Nederlands, zonder enig succes. Ik kon namelijk mijn gebrekkige taalkennis niet op straat toepassen, want als ik een “Smos ham en kaas, alstublieft” bestelde, was het antwoord “White or Brown bread?” (en dat gold ook voor de buschauffeur, de wafelverkoopster en de ambtenaar aan de balie van het districthuis). Telkens opnieuw. Enorm frustrerend was dat. Het is toen dat een van mijn beste vrienden besloot dat, hoewel hij schitterend Spaans en Engels kon spreken, vanaf dat moment, ongeacht hoeveel geduld het hem zou kosten, het tussen ons ofwel Nederlands of gebarentaal zou worden. Of muziek, uiteraard. Een keer vroeg ik na een uitputtend concert, tussen pot en pint, of we ‘efkes’ in het Engels konden spreken. Hij zei “Neen”. Ik ben daar nog altijd dankbaar voor. Zijn moeite was een gunst, een van de meest doeltreffende manieren die er bestaan om mensen te motiveren.
Aangemoedigd door de vooruitgang in onze communicatie besliste ik een Nederlandstalige opleiding te volgen met de overtuiging dat ik ergens een omgeving moest kunnen vinden waar men verplicht was om Nederlands te spreken, zelfs tegen beginnelingen zoals ik. Mijn eerste gesprek met de coördinatrice verliep in het Engels maar ze besloot mijn geval te verdedigen na de belofte dat ik de taal zou leren, omdat het perspectief van een nieuwkomer interessant kon zijn. Tijdens mijn eerste jaar heb ik heel hard afgezien. Had ik geweten dat ik me maandenlang een sociaalgehandicapte zou voelen, dan was ik er misschien niet aan begonnen. Ignorance is bliss, zeggen ze: bij het begin van mijn tweede jaar kon ik eindelijk mijn eerste vraag stellen, tot verbazing van mijn klasgenoten die meer dan terecht dachten dat ik niet kon volgen, laat staan een zin articuleren, omdat ik tot dat moment mijn mond dicht hield.
Ik had dus, dankzij die vriendelijke uitzondering van de coördinatrice, op een informele en fonetische manier de Nederlandse taal geabsorbeerd. Geen wonder, dat is blijkbaar de gewone gang van zaken. Maar dan moest ik vorm geven aan dat allemaal, want een vlotte conversatie met mij was nog altijd niet mogelijk en op papier kon ik mijn woorden nog altijd niet zetten.
Ik ging dan naar een taalinstituut, waar na het afleggen van een toelatingsexamen de objectieve conclusie was, aangezien mijn 0 op 20 voor grammatica, dat ik tot niveau één behoorde, maar dat zag ik niet zitten, dat had mijn motivatie in de grond kunnen boren. Toch was er een beetje hoop: voor deel twee van mijn examen moest ik een brief schrijven en daarvoor kon ik wel rekenen op mijn vriend, de dikke Van Dale. En ja, met de dikke Van Dale aan mijn zijde heb ik een deftige brief geschreven. Na een kort gesprek heeft de leraar uitgelegd dat hij de moeite zou doen om mij in zijn niveau te laten beginnen. Niveau drie. Het was niet zonder risico: dat kon betekenen dat hij extra moest werken om mijn eventuele achterstand vooruit te helpen. Ik zal altijd dankbaar zijn voor deze kans om niet te beginnen bij “Goede dag, mijn naam is Orlando”, vooral omdat ik al wist dat het antwoord van de buschauffeur, de wafelverkoopster en de ambtenaar aan de balie van het districthuis “Pleased to meet you” zou zijn. Niveau drie was een redelijke uitdaging en uiteindelijk heb ik behoorlijk gepresteerd, dankzij de steun van mijn leraar en mijn medeleerlingen, die allemaal een beetje moeite moesten doen om naast een fonetische en informele leerling te zitten. Nogmaals bedankt allemaal.
De beste studente van de klas was een Italiaanse advocate. En hoewel de meeste andere studenten heel tevreden waren met hun resultaten, was zij toch droevig omdat haar Nederlands nog veruit niet genoeg was voor haar doel: zij wou ook in Vlaanderen als advocate werken. Toen besefte ik dat mijn prestatie ook ondermaats was ten opzichte van mijn ambitie: ik had al lang door dat ik niet vertegenwoordigd werd in de Vlaamse media of de Vlaamse politiek. Ik had al beseft dat ik mezelf moest leren vertegenwoordigen.
Hoewel ik al lang in het Spaans schreef, had ik minder en minder te vertellen aan mijn 'andere' landgenoten na zo veel jaren in het buitenland. Ik had het gevoel dat ik meer wou vertellen aan mijn 'nieuwe' landgenoten, maar mijn Nederlands was toen niet voldoende om ‘mijn ei te leggen’. En over Vlaanderen schrijven in het Engels wordt altijd afgekraakt met gemakkelijk taalnationalisme. Inhoud is vaak van ondergeschikt belang als we op de man spelen.
Het zou dus jaren duren. Jaren van blogposts in gebroken Nederlands voordat iemand zei dat die graag mijn nog altijd regelmatige taalverkrachtingen leesbaar zou willen maken. Die iemand is Kif Kif. Een organisatie die gelooft in de stem van de ondervertegenwoordigden. Daar ben ik ook dankbaar voor. Voor de moeite die zij nog altijd doen om mijn stem te laten weerklinken.
Het is dankzij die moeite van vrienden en anderen dat ik mijn plaats gevonden heb in deze samenleving. Die moeite is een onbetaalbare gunst.
‘Gunst’, dat is een belangrijk woord. ‘Vergunning’ is integendeel een ongelukkige keuze voor wat meestal op papierwerk neerkomt. En sommige mensen verwisselen die twee woorden graag van plaats.
De voorbije maanden heb ik namelijk een aantal mensen horen spreken over het verlenen van de Belgische nationaliteit als een ‘gunst’. Dat zeggen vooral migratiespecialist Theo Francken (N-VA) en Justitieminister Annemie Turtelboom (Open Vld) maar ik ben er zeker van dat zij geen uitzondering zijn. Francken wil dat de Belgen zich niet verplicht voelen om papieren te geven aan anderen [1][2]. Turtelboom wil dat de Belgen niet aanvaarden dat iemand die de ‘gunst’ van de Belgische nationaliteit krijgt, nog de moed heeft om de Belgische instellingen uit te dagen [3].
Allebei maken ze gebruik van het beeld van een ‘gunst’, van een welwillende, barmhartige ziel die iets schenkt en daarvoor bedankt moet worden, om de verontwaardiging van de Vlaming te prikkelen. Om het idee te creëren dat iemand die de Belgische nationaliteit krijgt en toch enige ontevredenheid laat zien, niets minder is dan een ondankbare klootzak die desnoods uit het land moet worden gezet.
Maar er is een ernstige misvatting: het gaat niet over een ‘gunst’. Het gaat, in de meeste gevallen, over de wet. Het Belgische systeem draait rond rechten en plichten, niet rond plichten en gunsten. We hebben recht op vrij verkeer in het land en daarom moeten we niet dankbaar zijn voor de mogelijkheid om naar de zee te gaan op zaterdagochtend. Eigenlijk, als dat recht op een of andere manier gehinderd wordt, hebben we de plicht om de instellingen die dat recht moeten garanderen uit te dagen. Het is ook niet omwille van een gunst van Theo Francken, Annemie Turtelboom of wie dan ook dat ik nu een Belg ben. Het is de pure toepassing van de wet. Moet ik daar dankbaar voor zijn? Moet ik dan 'braafkes' een democratie aanvaarden die helemaal niet perfect is? Moet ik de plicht om zo’n democratie uit te dagen aan de ‘echte’ Belgen laten?
Een gunst is uiteraard een manier om mensen te motiveren, maar wie dankbaarheid eist, moet eerst zien dat zijn verhaal klopt. Want als het niet klopt, kan die het respect van de anderen beginnen vergeten. Als je van een gunst spreekt, moet je goed weten wat een gunst is. Want je vergelijkt jezelf met de gunst die een leraar of een beste vriend met hun moeite en geduld kunnen verlenen. Je vergelijkt jezelf met een coördinator die van alles op het spel zet om iemand te verdedigen, overtuigd van de verrijking die gepaard gaat met de noodzakelijke moeite.
En daarvan, van een gunst, zitten jullie, mijnheer Francken, mevrouw Turtelboom, mijlenver.
Als ik, als Belg, geen recht heb om de Belgische instellingen uit te dagen, dan mogen jullie gerust de Belgische nationaliteit van mij afnemen. Want ofwel ben ik een Belg ofwel ben ik het niet, maar een tweederangs Belg zal ik niet worden.
Mvg,
O.
PD: Ben, Ann, Dirk, Tina, Carolina, Annelien: merci.
[1] Terzake 5.09.12 http://www.canvas.be/programmas/terzake/server1-170148c7%3A137cc6091cb%3A-7f72#panel-epi
11:44 “Da’s een gunst he mensen. We moeten die mensen geen papieren geven, he. Dat is ons wettelijk niet opgelegd. We zijn daar niet toe verplicht. Waarom doen we dat dan?”
[3] http://www.atv.be/wakker-op-zondag/wakker-op-zondag-10-juni-2012
- “De nationaliteit aan iemand geven dat is een gunst. Dat is een gunst die je als samenleving geeft om te zeggen “je mag onze nationaliteit [hebben].”
- “Als deze persoon systematisch het land dat hem een gunst verleent, systematisch het land uitdaagt, zijn democratie uitdaagt, zijn samenlevingsmodellen uitdaagt, dan denk ik dat het legitiem is dat een openbaar ministerie, dat zij proberen dossier in te dienen om die nationaliteit [af te nemen].”