Ik ben Charlie niet!
En ik zal nooit meer Charlie zijn!
Wie ik ben is een kritische geest naar de samenleving en in het bijzonder naar onze eigen manier van omgaan met de dingen. Kritisch naar mijn eigen denken en doen. Het leven heeft geleerd dat IK niet steeds gelijk heb. Het heeft me geleerd dat de kijk op de wereld rond mij kan veranderen met de jaren. En godzijdank, wie nooit van gedacht veranderd is gedoemd om in zijn verdere leven aan dezelfde ideeën en principes vast te hangen. Opvattingen uit de jaren dat we klein en onschuldig dingen leerden van onze ouders zijn soms aan herziening toe. Ik herinner me nog de grappen die in de familie circuleerden over andere etni of andere religies. Er werd gespot met andermans gebrek of geloof. En ik, jonge knaap vond het allemaal best. Er werd dan eens gelachen thuis! Lachen werd niet veel gedaan, tenzij het op de kap van een ander was. Ook als kind heb ik de spot ondergaan van sommigen. Door mijn gekwetstheid van toen, leerde ik echter anderen te begrijpen.
Maar eer het zover was heb ik zelf gekwetst, met anderen de spot gedreven. Dat ik dat kan schrijven en bekennen is voor mij een teken dat ik die zaken heb weten te plaatsen binnen de context dat ik ben opgegroeid. Ik was geen wreed beest, ik was een jongeman die er van overtuigd was dat moslims, zigeuners zo van ons verschillen dat ze minder waren dan ikzelf. Cultuuretnocentrisme heet dat met een heel duur woord. Denken dat je eigen cultuur beter is dan die van een andere.
We dragen allemaal gewoontes, opvattingen mee van thuis uit. De meeste zijn eigen aan wie we zijn en kunnen we niet veranderen. Onze kijk naar relaties, opvoeden, zelfs als we al dan niet onze tanden poetsen zijn aangeleerde zaken. We staan er niet bij stil. Maar het is er. Daar is helemaal niets mis mee! Zaken anders aanpakken zou ergens een verraad zijn naar zij die het ons hebben aangeleerd. Dus we doen het niet. Een opvatting over anderen, angst voor de wereld en zelfs het jezelf ontplooien zijn zaken die je gewild of ongewild hebt opgepikt thuis. Dat heet opvoeden. Kinderen doen hun ouders op zoveel gebieden na en lossen verwachtingen in. Men is loyaal aan wat je ouders je hebben geleerd.
Maar soms wringt het. Soms begin je een ander idee te krijgen over bepaalde zaken. En dan wordt het moeilijk.
Ik neem hier het voorbeeld van Nekmi. Nekmi was een Turkse man waar ik samen mee aan de lopende band stond in de autofabriek. Ik was op mijn hoede voor hem. 'Turken waren nu eenmaal slecht. Er zat al eens een goeie tussen maar je moest geluk hebben. ' Dus op mijn hoede deed ik net als de meeste collega's. Ik meed de man. Hij was vriendelijk. Ik bedankte beleefd.
Op een dag was ik mijn sigaretten vergeten. Ik kwam in de rookruimte en besefte toen pas, dat ik de saffen niet mee had. Nekmi had het gezien en vroeg me als ik een sigaret wilde. Na hem zolang te hebben genegeerd, bood hij me een sigaret aan. Alle alarmbellen gingen af bij mij. Wat moest hij van me? Roker dat ik ben, aanvaarde wel de sigaret en we begonnen te praten. Hij bood me een pakje sigaretten aan om de dag door te komen. Ik vroeg als hij er zelf geen tekort zou komen en hij toonde een tweede pak. “Ik rook als een Turk” was zijn verklaring. We begonnen te lachen. Naarmate ik hem beter leerde kennen, begon ik de mens naast de Turk te kennen en te appreciëren. Op een dag vroeg hij me bij hem thuis om zijn vrouw en dochtertje te leren kennen.
Ik had in mijn korte carrière nog geen betere collega tegen gekomen.
Toen ik thuis over mijn ervaringen met Nekmi vertelde werd ik met argusogen bekeken. Eerst was er ongeloof, dan werd gezegd dat ik geluk had dat ik 'er een goeie' heb uitgekozen en dat ik beter op mijn hoede bleef voor dat volk.
Ik was verscheurd. Enerzijds hechte ik aan wat ik geleerd had 'Turken kan je niet vertrouwen' en anderzijds had ik een goed gevoel bij Nekmi.
Ik liet na mijn ontslag bij de autofabriek Nekmi los en richtte me weer op de familie. Maar er was iets veranderd. Ik had de mens achter het 'Turk zijn' leren kennen.
Zo heb ik enkele lessen nodig gehad om me los te werken van de opvatting dat moslims, Turken en Marokkanen 'slecht' zijn. Wie weet welke fijne mensen ik niet heb weggejaagd door de opvatting die ik meekreeg?
De ultieme les was het aanvaarden van de mens die voor je staat. Welk geloof of opvatting hij/zij ook heeft. En nog blijft het moeilijk om in te gaan tegen de opvattingen in de familie of bij vrienden. Het is een bijna onwinbare strijd tegen vooroordelen, misvattingen en regelrechte haat ten aanzien van wat onbekend is.
Dat brengt me bij Charlie terug;
Is het nodig om met iemands rotsvast geloof de spot te drijven? Wat heb je aan cartoons die iemand schofferen? Zouden we het zelf graag hebben mocht er op dergelijke manier met onze opvattingen worden gelachen?
Ik zal de eerste zijn om het geweld af te keuren dat op die redactie is gepleegd. Ik keur het langs geen kanten goed. En vrije meningsuiting is een goed dat we moeten blijven verdedigen zonder angst dat er wraakacties komen. Maar is het nodig om mensen of hun goden belachelijk te maken? Wie is daarbij gebaat? Ik in ieder geval niet. Het drijft mensen uit elkaar. Terwijl de roep om integratie luider wordt.