het begrip van vrije meningsuiting wordt vanuit een angstvallige houding om te beperkend te zijn, te ruim beschouwd, wat ertoe leidt dat fenomenen zoals laster en discriminatie zich ten onrechte mede gaan verschuilen onder diezelfde noemer.
Binnen het kader van de democratie wordt een open debatcultuur gekoesterd omwille van enerzijds de vrijheid van meningsuiting, anderzijds omwille van de overtuiging dat debat de meest zinvolle wijze is om conflicten op te lossen. Op zich zeer zinnige uitgangspunten uiteraard. Kritisch denken is zeker essentiëel en noodzakelijk binnen maatschappelijke debatten, censuur in die richting wordt dan ook niet ten onrechte veroordeeld.
Het kritisch denken wordt daarbij echter onvoldoende gedefiniëerd. Er worden te weinig kwalitatieve eisen gesteld, mede met het doel een zo’n groot mogelijk publiek te bereiken. Die inhoudelijke verwatering heeft echter een nefaste invloed op de kwaliteit van het debat en op termijn mogelijks zelfs op haar voortbestaan.
Ook het begrip van vrije meningsuiting wordt vanuit een angstvallige houding om te beperkend te zijn, te ruim beschouwd, wat ertoe leidt dat fenomenen zoals laster en discriminatie zich ten onrechte mede gaan verschuilen onder diezelfde noemer. De grote vraag is dan ook welke keuze men dient te maken? Kiest men voor een open debatcultuur ter verdediging van de democratie en neemt men de kwalijke randfenomenen erbij als noodzakelijk kwaad, of is net dat noodzakelijk kwaad de grootste bedreiging voor het democratisch debat?
Recapitulerend op de stelling dat debat de beste wijze is om conflicten op te lossen - een uitgangspunt dat elk zinnig mens zal onderschrijven - moet men zich echter ook realiseren dat om dit beoogde doel te bekomen dit debat uiteraard moet leiden tot niet noodzakelijkerwijze verzoening doch echter wel op zijn minst wederzijdse erkenning en begrip tussen tegengestelde opvattingen. Vanuit diplomatisch oogpunt zijn er daartoe enkele minimale vereisten: zoals beleefdheid, redelijkheid en niet in het minst de wil tot het uiteindelijk bekomen van een harmonische samenwerking. Men moet zich echter realiseren dat niet iedereen deze uitgangspunten deelt. Personen die uit zijn op polarisatie zullen zich bewust niet houden aan deze vereisten, wel integendeel, door een afwijkende houding zullen zij trachten iedere mogelijkheid tot toenadering te ondermijnen. De open debatcultuur gebruiken zij om hun houding te legitimeren, verwijzend naar de vrije meningsuiting, daar waar hun doel niet de uiting van een mening is maar het voeden van het conflict. Het risico bestaat dat door deze kwaadwillige tussenkomsten er een moeheid ontstaat bij personen met een oprecht engagement en dat daardoor op termijn het geloof in het debat ondermijnd wordt. Ook bestaat het risico dat wat er zich in dat debat afspeelt aanzien wordt als een weerspiegeling van de samenleving en dat kan een gevaarlijke self fulfilling prophecy zijn, een tendens die zich trouwens duidelijk vandaag de dag afspeelt. Een debat met onvoldoende moderatie kan dus aanleiding geven tot radicalisering in plaats van conflictbeheersing.
Wat is het alternatief ?
Een duidelijk gemodereerd debat, hetwelke mogelijks leidt tot uitsluiting? Het klinkt alleszins weinig veelbelovend. Maar de vraag dient men te stellen, tot uitsluiting van wat? Van de minder opgeleide burger? Dat is een stelling die niet opgaat en die al te dikwijls misbruikt zal worden door zij die naar populistische polarisatie streven. Redelijkheid en menselijkheid gaan uiteraard niet parallel samen met opleiding, noch met welbespraaktheid. Sterker nog: juist door onredelijkheid uit te sluiten zal men zij die normaliter niet gehoord worden beschermen en de kans geven naar buiten te komen. Pas als het schreeuwen ophoudt zullen zij de kans hebben zich te verwoorden. De stelling dat de opendebat cultuur dus Jan-met-de-pet dient is een foutieve stelling die gebruikt wordt door volksmenners, net om Jan de mond te snoeren en in het gareel te laten lopen. Men kan dus feitelijk stellen dat juist om vrije meningsuiting te verdedigen spelregels noodzakelijk zijn en zij die zich daar doelbewust niet aan houden zelfs indien nodig de mond te snoeren. Toegegeven, die beslissing is een zeer moeilijke keuze, maar wel een noodzakelijke. Het argument dat moderatie de objectiviteit van het debat in het gedrang brengt hoeft niet noodzakelijkerwijze correct te zijn. Trouwens kan men de vraag stellen of objectiviteit sowieso wel bestaat, elke actie die men onderneemt alsook elke actie die men niet onderneemt heeft implicaties die een feitelijke stellingname inhoudt. Erkenning ervan is soms meer verhelderend en zeker intellectueel oprechter dan het ten onrechte ontkennen ervan.