De vraag aan de regering om tussen te komen is – op z’n zachtst gezegd – onrustwekkend
‘Godsdienstlessen horen niet thuis op onze scholen’ kopte Patrick Loobuyck in DeMorgen zijn opiniestuk (12/06/2012). Niet alleen de titel lokte verbazing uit maar ook de onwaarheden in zijn artikel over de islamleerkrachten en geruchten hierrond. Eerdere artikels in De Standaard (11/06/2012) en Zaman (11/06/2012) brachten namelijk wel de nuancering waar andere media blind voor waren. De jonge islamleerkracht , Hüsmen Ciftci, die gebrandmerkt werd als extremist, bleek een leergierige leerkracht te zijn die inzette op de uitroeiing van bijgeloof en een verdraagzame houding bij jongeren.
Vreemd dat de filosoof met geen woord rept over de culturaliserende vragen die de algemeen directeur van de scholengroep, Jacky Goris, afvuurde op de islamleerkracht. Of hij homo’s op de brandstapel wilde. Of hij meerdere vrouwen had. En of hij een fundamentalist was (Zaman, 11/06/2012). Vooroordelen die al ingebakken zijn bij iedereen, zelfs onze politici en ‘neutrale’ rechtsstaat.
Als we verder kijken dan onze neus lang is, komen we tot opmerkelijke vaststellingen : de oorzaak ligt niet bij de zogezegde radicalisering maar in de structuren van onze oh-zo-democratische samenleving. In ons onderwijssysteem dat ongelijkheid reproduceert in plaats van de kloof kleiner te maken. In het anti-moslimisme dat verkocht wordt als vrijheid van meningsuiting. Op de arbeidsmarkt waar we nog steeds campagnes moeten houden om ervoor te zorgen dat iedereen ( ongeacht etnie, geslacht, leeftijd en levensbeschouwing) gelijk behandeld wordt. En dan nog blijken we als land – op cruciale maatschappelijke domeinen - te buizen in internationale onderzoeken.
Scheiding kerk en staat
Dat de discussie omtrent opleiding voor islamleerkrachten prangender is dan ooit zal niemand ontkennen. Vooral de moslimgemeenschap niet. Maar de vraag aan de regering om tussen te komen is – op z’n zachtst gezegd – onrustwekkend. Belgische moslims zijn namelijk doordrongen van principe van de scheiding van kerk en staat, omdat juist in dat principe hun vrijheid gewaarborgd wordt. De regering is de laatste partij om te oordelen of te beslissen wat de inhoud mag zijn van islamitische lessen. De regering doet dit trouwens ook niet bij andere levensbeschouwingen als de katholieke, protestantse, joodse, zedenleer, … Waarom bij de islam dan wel?
Maar om zijn voorstel om een vak filosofie in te stellen in plaats van godsdienstlessen, zijn alle argumenten bruikbaar. Met een zekere bekeringsijver, die je volgens Loobuyck enkel zou kunnen toespelen aan Leonard en Abu Imran, blijft hij fulmineren tegen het godsdienstonderwijs. Nog interessanter wordt het als we doordenken op zijn voorstel. Stel dat de godsdienstlessen verdwijnen ten voordele van zo’n algemeen levensbeschouwelijk vak, zou het katholiek onderwijs dan nog overeind blijven? Welk bestaansrecht heeft het vrij onderwijs dan nog? En meer nog: wie heeft hier baat bij?
Het klopt natuurlijk wel dat onderwijspersoneel dan ook de Belgische wet, de visie en het pedagogisch project van de school moet onderschrijven. Maar dat mag geen afbreuk doen aan de verworven vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting en gedachte. Als iemand wil geloven dat de wereld geschapen is door God of ontstaan door de big bang is dat zijn/haar recht. Jij mag het op uw beurt idioot vinden, maar de één kan de ander niet opleggen iets anders te geloven, zeker omdat geen van beide standpunten te bewijzen zijn. Maar meer nog omdat er geen wet is die verplicht om het één of ander te geloven, ook niet in onze seculiere rechtsstaat. Vrijheid , een principe waar we te pas en onpas mee ten strijde trekken tegen de islam als het ons uitkomt. Maar in andere gevallen in de kiem willen smoren.
‘Onze’ samenleving
De opiniemaker beweert dat ‘ons onderwijs dient om jongeren te vormen tot autonome mensen die in staat zijn om op een eigen manier hun leven vorm te geven’. Maar nergens bekritiseert hij de dictatuur van het onderwijs die jongeren dwingt hun eigenheid te ontkennen door een hoofddoekenverbod in te voeren, of leerkrachten die leerlingen aanvallen omdat ‘hun’ religie slecht zou zijn, of de toekomst van leerlingen hypothekeren omdat ze een ‘ander’ waarden- en normenkader zouden hanteren.
Heel het pleidooi van de moraalfilosoof houdt totaal geen rekening met sociaal-economische en maatschappelijke factoren als scholing, financiële zekerheid, armoede, discriminatie, racisme, …. Iets waar ook Yamilla Idrissi blind voor blijkt te zijn (DS, 12/06/2012 ). Dat terwijl een levensbeschouwing altijd in een bepaalde context vorm krijgt. Verschillende onderzoeken en theoriën vertellen ons veel over de relatie van maatschappelijke (uitsluitings)processen en religiebeleving. Hoe meer iemand het gevoel van uitsluiting en machteloosheid ervaart, hoe groter de kans op radicalisering. Het probleem ligt dus niet zozeer bij het individu alleen, maar vooral bij onze samenleving die we amper in vraag durven stellen.
Niettemin is volgens Loobuyck radicalisering inherent aanwezig in de godsdiensten. Niet wetende dat hij juist omwille van dat standpunt, de enige ‘radicaal’ blijkt te zijn in dit verhaal.