Waarom wordt 'De Waterspiegel' van Christina Iglesias voor het Museum van Schone Kunsten in Antwerpen moderne kunst en geen urban art genoemd?
Urbancultuur? U bedoelt brede broeken, sneakers en gouden tanden? Spuitbussen, basketballen, hangjongeren in een anders zo vredevolle straat? Of u hebt het over egotripperij en vrouwonvriendelijke punchlines onder begeleiding van een pompende beat?
Zie daar gaat de blanke man naar het theater. Zie daar wordt hij verwend met keurig spel en vernuftige dialogen, af en toe zelfs interactie wanneer de vierde wand aan diggelen wordt geregisseerd. We hebben geen nood aan goede scenaristen, acteurs of dramaturgen, daarvan hebben we er meer dan genoeg. Maar waar blijft nu toch die jonge generatie diversiteit, die in onze buurlanden en overzee reeds lange tijd prijzen wegkaapt en kan gelden als hedendaagse kunst in plaats van jongerensubcultuur? Waarom wordt De Waterspiegel van Christina Iglesias voor het Museum van Schone Kunsten in Antwerpen moderne kunst en geen urban art genoemd, terwijl het verwijst naar de historische slagader van de stad en dus op haar lijf geschreven is? Waarom Banksy’s stencils wel en Fabres Totem in Leuven niet? Een modewoord, zo doen sommige Vlaamse opinieleiders urbancultuur af.
Het gaat echter verder dan een whatsinaname-discussie. Terwijl de cultuursubsidiekranen dichtgaan en verkalken, vat menig creatief duizendpoot de tijdsgeest met een duidelijk stedelijk geïnspireerd karakter. Jane Smiley, begenadigd Amerikaans schrijfster en winnares van de Pulitzer en tal van andere prijzen, zegt: “an urban novelist never minds a little decay”, een uitspraak die verraadt hoe de mens anno 2013 zijn wereld aanschouwt. Durft iemand nog te ontkennen dat de menselijke beschaving afbrokkelt eerder dan te floreren? Nochtans zijn we talrijker en intelligenter dan ooit. De uitspraak van Smiley is een mooie samenvatting van wat urban theatermakers, podiumdichters, dansers, muzikanten en beeldend kunstenaars ons tonen, namelijk: een beetje bederf. Was het ooit anders? Heeft niet elke gevestigde kunststroming deze constante in zich? Het raakt aan de essentie van een wereldbeeld. Toch blijft urban een randfenomeen.
Dan is er ook nog de misvatting dat mainstream Hip Hop over bitches en dollars hetzelfde is als urbancultuur. Het is hooguit verre familie.
Kent u slam poetry? De stoere neef van de poëzie die het papier terzijde heeft gelegd en zijn woordkunst aan de man brengt op een podium? Zogenaamde slammers bestormen hun publiek met sterke taal in een krachtige jas van theatrale performance, terwijl een groot deel van de klassieke dichters met een bang hart gedichten voorleest alsof ze niet gemaakt zijn om luidop te leven. U raadt het al, de laatstgenoemden krijgen recensies en aandacht in de media. Slammers zijn de schattige modegril. Zoals gewoonlijk wordt het wachten tot de Vlaming zich laat wekken.
Zou diversiteit een probleem vormen? Is de blanke boer niet klaar om zijn gekleurde medemens au sérieux te nemen als het om kunst gaat? We mogen er niet om liegen, urban spreekt voornamelijk de goed geïntegreerde nieuwe Belg aan. Maar ik kan niet geloven dat wij Vlamingen, met onze onvoorstelbaar open geest, ongelijkheid op grond van ras en huidskleur zouden tolereren.
Er is maar één manier om urbancultuur uit het straatje van de randcultuur te loodsen, namelijk: door te doen. Zaterdag zag ik op de opening van het maffe Mestizo Arts Festival in de Arenbergschouwburg een groep getalenteerden die geen pamflet maakte van haar diverse afkomst, maar er fier op was en de nodige diepgang, professionaliteit en kwaliteit kon bieden om als kunst te worden bestempeld. Een welgekomen in-the-face-weerwoord aan al wie denkt dat urbancultuur maar een hype is.