Verhalen van de jeugd van tegenwoordig

Op woensdag 3 oktober wordt het boek Mogen de wijze jongens winnen, gij weet voorgesteld in De Roma. Unieke verhalen en gedichten van 13 jonge schrijvers, gebundeld door Fikry El Azzouzi.

Door: Kif Kif - 01/10/2018 - 11:58

binnenkantOp vraag van het Vlaams Fonds voor de Letteren, Iedereen Leest en CANON Cultuurcel, werkte literaire duizendpoot Fikry El Azzouzi enkele maanden als schrijver in residentie in de Spectrumschool (GO!).

Het resultaat zijn verhalen en gedichten van 13 jonge schrijvers met unieke profielen, gebundeld in Mogen de wijze jongens winnen, gij weet. Teksten die onze hedendaagse samenleving beschrijven vanuit 13 unieke perspectieven en in een heel eigen taal zijn geschreven. Ontroerende teksten, confronterende teksten. Intieme, ernstige, grappige, korte en lange teksten.

Op woensdag 3 oktober wordt het boek voorgesteld in De Roma. Vandaag staan het voorwoord van El Azzouzi en een verhaal van Mohamed El Amri voor u ter beschikking.

 

Voorwoord – Fikry El Azzouzi

Een schrijver die een residentie heeft in een school en daar leerlingen tracht te stimuleren om verhalen, gedichten, hun diepste zielenroerselen op papier te zetten. Klinkt nobel, maar niets voor mij. Dat was het eerste wat mij te binnenschoot toen het Vlaams Fonds voor de Letteren, Iedereen Leest en CANON Cultuurcel mij het proeftraject ‘schrijver in residentie’ voorstelden.
 

Wat een verantwoordelijkheid wilden ze geven aan een auteur die het liefst van al in zijn eentje werkt en al zeker niet van bemoeienissen houdt? Moest ik degene zijn die studenten zou motiveren om te lezen en te schrijven? En dat in een wereld van snelle beelden en clicks, met een concentratieboog van hooguit tien seconden… In een notendop: ik wist niet of ik de ideale kandidaat zou zijn om jongeren te enthousiasmeren, ook al omdat ik spontaan begin te geeuwen als ik mezelf hoor praten.

Anderzijds maakte ik het mezelf wel heel makkelijk. Ik kan van mijn pen leven en spui hier en daar een kritische mening over de literatuur. Dat die nog veel te wit is, dat we nog altijd dezelfde verhalen lezen. Ik kon kiezen: een verwend kind blijven of de uitdaging aangaan. Uiteindelijke stemde ik toe. Als schrijver in residentie bewandelde ik de school met een zekere schroom, maar dat maakte al snel plaats voor een zekere bewondering. Het leek alsof de hele wereld in één school les volgde. Alleen de Verenigde Naties kunnen qua diversiteit aan de GO! Spectrumschool tippen. Met het verschil dat het bij Spectrum niet van moeten is, maar dat alles heel natuurlijk gaat.

Wat mij opviel was de noodzaak van de vele aspirant-schrijvers om hun verhaal te vertellen, net als een andere manier om naar de wereld kijken, een andere manier om de wereld te beschrijven. Het is beangstigend dat er over hun wereld en hun dromen zo weinig verteld wordt.

De zoektocht ging niet altijd van een leien dakje, soms was de confrontatie te zwaar. Zo hebben enkele talentvolle studenten afgehaakt. Wat jammer is, maar te begrijpen valt. Zelfs gerenommeerde schrijvers worden regelmatig overmand door faalangst als ze aan een nieuw verhaal beginnen. Wat verwacht je dan van leerlingen die hun eerste stappen zetten? Toch hadden heel wat studenten de moed en de overtuiging om zich kwetsbaar op te stellen – schrijven is jezelf altijd een beetje blootgeven – en hun verhaal te vertellen, om gehoord te worden. Het vergt volharding om naar een wit blad te staren en te weerstaan aan alle verleidingen van deze fastfoodwereld om daarna de eerste letters neer te pennen. Om achteraf commentaar te krijgen van een leraar of nog erger, een schrijver in residentie.

Toch was ik danig onder de indruk van deze verhalen in een nieuwe taal, verhalen met verrassende formuleringen, met grappige wendingen, verhalen waar het vertelplezier van afspat. Ik las gedichten die me bij de keel grepen, maar ook slam poetry, geestig, rouw en teder. Hoe meer verhalen ik las, hoe meer ik de indruk had dat ‘de Vlaming’ een illusie is. De werelden die zij beschrijven zijn zo veel meer en tonen een groots beeld van de nieuwe samenleving die ons land rijk is. Daar ben ik deze nieuwe schrijvers erg dankbaar voor.
 

Wie ik nog graag wil bedanken: Bert Roos, zijn hulp en motivatie waren van onschatbare waarde. Christine Hannes, de directrice van de GO! Spectrumschool, met een hart voor haar leerlingen en een oprecht engagement. De vele leerkrachten die de aspirant-schrijvers steunden in hun project. Ruth Lasters die niet alleen een geweldige schrijfster is, maar ook fantastische workshops geeft. Thomas Blommaert die met het bijzondere idee kwam om een boek uit te geven met verhalen van jongeren uit het beroepsonderwijs. En het Vlaams Fonds voor de Letteren, Iedereen Leest en CANON Cultuurcel om dit proefproject mee te ondersteunen.

 


coverOmsingeld – Mohamed El Amri

Dit gebeurde in de zomervakantie een dag voor we naar Marokko zouden vertrekken.
 

Vrijdag 10 juli 2015, het is ramadan en een hele warme dag. Normaal regent het hier het hele jaar door, nu, net wanneer de ramadan begint, is het snikheet. Tijdens het vrijdaggebed was het in de moskee nog warmer, ik zag iedereen zweten. Maar de imam bleef maar praten. Na een uur was hij nog niet gestopt, zoveel energie had de imam. Ik denk dat hij stiekem heeft gegeten.

Na de sauna in de moskee had ik een drukke dag met mijn vrienden. Een drukke dag is voor mij: gaan zwemmen in het Sint-Annekezwembad op Linkeroever. Daarna een beetje voetballen en trainen op panna’s. Voor wie niets van voetbal kent: een ‘panna’ is de bal door de benen spelen. Daarna hebben we urenlang zitten discussiëren over welke voetballer er nu beter is: Messi of Ronaldo. Dat vind ik uiteraard een domme vergelijking. Ronaldo is duizend keer beter, heeft een beter kapsel, wittere tanden en een mooiere vrouw.

Door al die discussies over voetbal is het bijna etenstijd geworden. Eindelijk. Nu snel douchen, mama helpen. Tafel dekken, glazen en borden uit de keukenkast. Daarna de soepkom, dadels, chebekia. Voor degenen die niet weten wat er tijdens de ramadan wordt gegeten: chebekia zijn de lekkerste honingkoeken. 21.50 uur. Nog tien minuten. Ik kijk op mijn horloge. Nog steeds tien minuten. Ik ga naar de badkamer om mijn handen te wassen. Negen minuten. Het lijkt eeuwig te duren. Ik kijk door het raam en zie op straat mensen rennen die op tijd willen  eten.

Acht minuten. Ik ga naar de badkamer en spoel mijn mond. Zeven minuten. De tijd staat stil. Zes minuten. Ik ben de rituele wassing voor het gebed vergeten. Voor degenen die niet weten wat een rituele wassing is: je begint met een ‘bismillah’ op te zeggen. Je wast drie keer je handen. Je spoelt dan drie keer je mond. Je reinigt drie keer je neus. Drie keer je gezicht. Drie keer allebei je armen. Eén keer je hoofd. Eén keer je oren. Drie keer beide voeten. Klaar.

Eindelijk mogen we eten. Mijn moeder heeft zoals altijd heel lekker gekookt. Ik moet een beetje slijmen bij mijn moeder, ze zal dit ook lezen. Maar ik lieg echt niet, mijn moeder is een keukenprinses. Tijdens de ramadan beginnen we altijd met harira, dat is een Marokkaanse soep. Daarna eten we gebraden kip met olijven. Dat heeft mijn moeder gemaakt omdat ik, mijn zus en zusje gebraden kip met olijven heel lekker vinden. Maar voordat ik aan de gebraden kip begin, bid ik eerst. Dat is mijn dagelijkse routine, zo kan de soep al wat zakken.

Na het bidden volgt de tweede ronde van de maaltijd en eet ik verder. Mijn zus, zusje en moeder zijn al klaar met eten en beginnen te bidden. Ik blijf eten, mijn buik ontploft bijna, maar ik kan maar niet stoppen met eten. Ik krijg er buikpijn van en moet gaan liggen.

Na een kwartiertje gelegen te hebben, sturen m’n vrienden me een berichtje: ‘Wannabe Ronaldo, kom naar ’t pleintje.’ Ik kijk naar de klok, het is al 23 uur. Laat, maar nog niet te laat. Ik doe m’n zwarte Nikes aan en wil vertrekken. Mijn moeder houdt me tegen en vraagt: ‘Waar ga je heen?’

‘Ik ga naar de moskee.’

‘Oké, maar na het gebed onmiddellijk naar huis komen’, antwoordt mijn moeder.

Met een schuldgevoel verlaat ik het huis want in werkelijkheid ga ik niet naar de moskee. Ik had met drie vrienden afgesproken om na het gebed op straat rond te hangen. Nabil, Walid, Ayoub en ik, wij houden van rondhangen.

Nabil eet stiekem tijdens de ramadan. Dat doet hij achter het kerkhof. Wij wisten dat maar zeiden niks. Ramadan is tussen jou en God. Dat zijn onze zaken niet. En omdat Marokkanen toch niet lezen, komt niemand dit te weten.

Walid is de player van onze vriendengroep. Hij had elke week een nieuwe vriendin. Wij wisten dat, maar zeiden niks, wij waren ook een beetje jaloers.

Ayoub durft het meest, hij is van niets of niemand bang.

Ik ben gewoon de meeloper, maar wel de beste voetballer van allemaal.

We wandelen over de Turnhoutsebaan en plots haalt Ayoub een spuitbus uit zijn zak. Hij spuit ‘fuck ronaldo’ op een raam van een café. Dat doet hij om mij uit te dagen. Ik neem de spuitbus af en schrijf ‘fuck messi’. Enkele minuten later horen we sirenes en worden we omsingeld door de politie. Ik had de spuitbus nog in mijn hand en gooi ze snel weg. We lopen allemaal weg.

Nabil en Walid worden al snel opgepakt. Nabil is een dikzak en dikzakken zijn uiteraard niet zo snel. Walid neemt het niet serieus, hij denkt dat hij onschuldig is.

Ayoub heeft een goeie conditie, zijn bijnaam in de buurt is ‘paard’ omdat hij loopt als een paard. En ik speel elke dag voetbal, dus daardoor hebben ze ons niet kunnen pakken. Maar we zagen elkaar als broeders, dus keerden Ayoub en ik om.

Ik word meegenomen door een politieman met een slangentatoeage op zijn nek, ik denk dat hij in de dertig is en hij lijkt ook op een slang. We worden in de auto gezet. Er zijn agressieve agenten bij die ‘het zijn altijd dezelfde makakken die problemen maken’ tegen ons roepen. Gelukkig worden we niet hardhandig meegenomen.

Tijdens het verhoor ontken ik eerst. De agent lacht en wijst naar mijn vingers. Daar zit nog verf op. Ik kan niet meer ontkennen.

Thuis had niemand dit verwacht van ons. Mijn moeder komt me halen op het  politiebureau. Ze geeft me eerst een boze blik, daarna wordt ze verdrietig. Ze zegt dat ze mij niet meer vertrouwt. Dan pas realiseer ik me wat ik haar heb aangedaan. Ze geeft me een preek dat ik zo’n stommiteiten niet meer moet doen, vertelt me hoeveel moeite ze doet om mij op te voeden en dat ik haar zoveel pijn doe.
 

De dag erna zijn we naar Marokko vertrokken. Parijs, Marseille, Barcelona, Almeria. Eindelijk op de boot. Ik kan Nador al vanop kilometers afstand ruiken. Ik ben ook superblij om mijn zieke opa te zien, die aan de ziekte van Alzheimer lijdt. We hadden leuke herinneringen, spijtig dat hij mij niet meer herkent. Omdat ik de schade aan het café moet betalen, heb ik geen geld. De vakantie werd daardoor heel raar en gevaarlijk. Politie, drugs, geesten en nog andere zotte dingen. Maar dat vertel ik je een andere keer.