VOORPUBLICATIE | 'Bintje' is een onthutsende roman over identiteit, vaderliefde, onderwijs en geweld

In 2021 won Tuly Salumu de Kif Kif-schrijfwedstrijd 'Het Vrije Woord' in de categorie 'kortverhaal'. Haar winnende tekst, 'De gelijkenis tussen mensen en pannekoeken', is hier te lezen. Op 16 november komt haar debuutroman 'Bintje' uit, die in het verlengde ligt van haar kortverhaal. 'Bintje' is een onthutsende roman over identiteit, vaderliefde, onderwijs en geweld. Een voorpublicatie van de eerste scène van het boek.

Die zomer sneeuwde het in de keuken. Vlammen sloegen uit de koekenpan waarin vader diep in de nacht cornedbeef bakte als hij terugkeerde van zijn braspartijen. De pan was zo versleten dat de antikleeflaag afschilferde en we stukjes zwart uit onze omelet moesten vissen. Ik gruwelde ervan, maar het geld voor nieuw keukengerei ontbrak.

‘We moeten sparen voor je tantes en nonkels in Congo,’ zei moeder schouderophalend.

De gestolen chocoladesigaretjes, de nachtelijke Tiny-boekjes die we in het schijnsel van de maan lazen – Kokó had het allemaal gezien. Als een donkere, mannelijke Mona Lisa leek hij ons van alle kanten te begluren

Ik was die morgen wakker geworden van de rooklucht in mijn slaapkamer. Naast mij lag Bodi met zijn duim in zijn mond. Zijn ochtendadem streelde mijn wang. Mijn broer had de laatste tijd moeite om in slaap te vallen. Hij lag urenlang te staren naar het portret van Kokó dat in een houten kader aan de muur hing. Als vader ons instopte, nam hij het portret weleens van de muur en vertelde hij dat Kokó voor zijn dood minister was geweest in Congo. Ook al lag hij al vele jaren begraven op een kerkhof in Kinshasa, toch waren we doodsbang voor de zwarte man die ons vanachter het glas streng toekeek. De gestolen chocoladesigaretjes, de nachtelijke Tiny-boekjes die we in het schijnsel van de maan lazen – Kokó had het allemaal gezien. Als een donkere, mannelijke Mona Lisa leek hij ons van alle kanten te begluren. In zijn ogen blonken trots en vastberadenheid, of iets ertussenin.

‘De geest van Kokó gaat je pakken,’ kirde ik elke avond voor het slapengaan, in mijn flanellen pyjama en met mijn mond vol roze kindertandpasta. Dan lag Bodi rillend van het angstzweet in bed, hopend dat het keurig geschoren kroeshaar van Kokó niet boven de lakens kwam wippen.

Ik was uit bed gesprongen om te kijken of er toch geen spoken in onze kamer waren binnengeslopen. Maar het 12 13 bedeinde was leeg, op onze voeten die boven de lakens staken na. Ik had in mijn ogen gewreven en ontgoocheld in de spiegel gekeken: mijn krullen waren weer niet gegroeid. Ik had de posters van Bart Kaëll en Whitney Houston aan mijn kant van het bed een kusje gegeven en was met mijn knuffelbeer nieuwsgierig de gang op gerend in de heerlijke wetenschap dat het zondag was en ik dus boterkoeken kreeg en de hele dag kon spelen.

Tatá kwam aangelopen met een kleurrijke doek rond haar hoofd, zag de ravage die haar zoon had aangericht en zeeg neer op haar knieën

In de hal lag vader laveloos te snurken in de ochtendzon. Braaksel plakte aan zijn overall, trok als het slijmspoor van een slak over de vloer. Ik stapte in een boog rond zijn slappe lichaam naar de woonkamer. Rook hing als een nevel in de ruimte en drong mijn neusgaten binnen. Voorzichtig schuifelde ik verder naar de keuken. Uit de koekenpan knetterde het vuur tegen de dampkap. Roet besmeurde de witte keukendeurtjes die versierd waren met mijn mooiste tekeningen. Portretten van mijzelf, Bodi, mijn ouders en Tatá. Het papier krulde door de hitte, de hoeken blakerden zwart. Met trillende stem schreeuwde ik om hulp. Rook prikte in mijn ogen en in mijn neus. Ik weet niet hoelang ik daar heb gestaan, of het seconden of minuten waren, maar plots liep er iets warms langs mijn been. Een donkergeel plasje vormde zich op de vloer. Moeder kwam haastig uit de gang gelopen. Haar wangen waren rood en gezwollen. Ze droeg haar roze ochtendjurk waar ik gewoonlijk onder kroop om haar oksels te kietelen tot ze buikpijn kreeg van het lachen. Maar nog voor ik naar haar toe kon lopen, stuurde ze me met trillende stem terug naar mijn kamer, en ik wilde wel gehoorzamen maar het lukte me niet, want mijn voeten waren met de vloer vergroeid.

Moeder plensde met een vuil bierglas water in de pan. De vlammen bleven oplaaien en haar lange mahoniehout gekleurde haar vatte vuur. In een mum van tijd verschrompelden de punten van haar lokken tot witte schilfers die dwarrelden in de ochtendzon. Ik stond dwaas met mijn handen in de lucht terwijl ze de steel van de pan in een handdoek wikkelde en op het balkon smeet. Lang heb ik gedacht dat sneeuw een teken was dat God in de hemel een vuurtje stookte.

Tatá kwam aangelopen met een kleurrijke doek rond haar hoofd, zag de ravage die haar zoon had aangericht en zeeg neer op haar knieën. Jammerend omklemde ze de paternoster die rond haar nek bungelde en begon te bidden. Ik glipte naar buiten, op het balkon, en keek naar de verwoeste pan. De verkoolde resten van het rundvlees smeulden na en sisten in de motregen. Negen verdiepingen lager werd de zondagse stilte verbroken door de ronkende bestelbus van de bakker. Een oude vrouw in een zandkleurige lange jas slofte met haar boodschappentrolley voorbij. Ze droeg een plastic regenkapje boven haar permanent. Een man stoeide met zijn hond op een uitgestrekt grasveld, tussen rozenstruiken die in cirkelvormige perkjes waren geplant. Een streep groen in een zee van beton. Ons flatje maakte deel uit van een gebouwencomplex van vier identieke woontorens. Wij noemden ze simpelweg de blokken.

Ik ging terug naar binnen en kroop op de schoot van Tatá. Mijn natte broek plakte aan haar dijen. Ze slaakte een gil, trok mijn pyjama uit en nam me mee naar de badkamer. Met vochtige voetjes schuifelde ik langzaam achter haar aan. Het schaamrood stond me op de wangen. Ik was zeven, te oud om nog in mijn broek te plassen. In de gang stapten we behoedzaam rond het reutelende lichaam van vader. Ik keek naar zijn wegdraaiende ogen, zijn schuimende mond. Voorzichtig legde ik mijn knuffelbeer in zijn handen, terwijl ik me afvroeg wie die ochtend om boterkoeken zou gaan.

'Bintje' komt op 16 november uit bij Borgerhoff & Lamberigts.



Over de auteur:

Tuly Salumu is redacteur, leerkracht, en en auteur van het binnenkort te verschijnen boek 'Bintje'. Ze won in 2021 de schrijfwedstrijd van Kif Kif in de categorie 'kortverhaal'.