De ironie wil nu net dat zelfs zo’n kritische reportage, doordrongen van introspectie en zelfreflectie, niet kan ontsnappen aan de machinerie van ons ‘multicutlureel debat’ – dat nog het liefst middels angstbeelden en ultieme tegenstanders opereert.
Het artikel “Seksisme in Brussel: Law and Order Herstellen” heeft blijkbaar gevoelige snaren geraakt. Na uithalen in De Standaard van Joost Vandecasteele over mijn ‘politiek correct denken’ en Luckas Vander Taelen over mijn selectieve verontwaardiging is het nu de beurt aan Mia Doornaert om mij van “onwetenschappelijke blinde vlekken” te beschuldigen. Een antwoord.
Het maatschappelijk debat, of althans wat we vaak als maatschappelijk debat begrijpen, fungeert als een van de plekken waarin tegenstrijdige meningen elkaar – het liefst met harde hand – confronteren. Althans, zo willen we het graag zien. Begrijp het als het gladiatorengevecht van een intellectuele elite, die de wapens heeft geruild voor de pen (of het toetsenbord) en elkaar tot ieders vermaak met alle ruwheid confronteert.
Lang heb ik aan dit gladiatorengevecht deelgenomen. Ondertussen ben ik echter tot de conclusie gekomen dat ik meer kan bereiken in de strijd voor een inclusieve en multiculturele samenleving door dit gladiatorengevecht te aanschouwen, te bestuderen en vooral zijn werking bloot te leggen. Daarom een poging om volgens de code van het maatschappelijk debat even tussenbeide te komen.
Tot spijt van wie het benijdt, mijn artikel voor DeWereldMorgen.be was geen poging om seksisme in Brussel goed te praten, noch om te ontkennen dat de Anneessens wijk welig tiert van mannen – inderdaad vaak van Marokkaanse achtergrond – die elk loslopend vrouwelijk wild graag aanklampen (Regel nummer een: de realiteit erkennen).
Los van het feit dat ik de verhalen ken, heb ik die zelf proefondervindelijk mogen ervaren toen ik twee jaar op de Lemonnierlaan woonde (Regel nummer twee: zichzelf presenteren als iemand die de realiteit kent).
Bovendien vond ik de reportage van Sofie Peeters sterk (Regel nummer drie: positioneer je in het pro/contra kamp).
De documentaire ‘Femme de la Rue’ slaagde er immers in om iets te doen wat weinige commentatoren in de hele polemiek konden, namelijk de problematiek van seksisme niet tot de Arabische man herleiden maar consequent als een structureel probleem kaderen en duiden. Bovendien getuigde de reportage van Peeters van een bijzonder groot kritisch bewustzijn over de machtsdynamieken die het thema ‘seksisme’ en ‘multiculturalisme’ omringen.
Meer dan louter een reportage te zijn over Arabische mannen en seksisme in Brussel, was het ook vooral een reportage over de ruimte die er is om een bepaald probleem aan te kaarten zonder onmiddellijk in het pro/contra kamp van de multiculturalisten te worden geduwd. Alleen daarom verdiende deze reportage alle aandacht die ze kreeg.
De ironie wil nu net dat zelfs zo’n kritische reportage, doordrongen van introspectie en zelfreflectie, niet kan ontsnappen aan de machinerie van ons ‘multicutlureel debat’ – dat nog het liefst met behulp van angstbeelden en ultieme tegenstanders opereert.
Voor alle duidelijkheid, mijn artikel in DeWereldMorgen.be was geen poging om aanklachten rond seksisme in Brussel te muilkorven. Het was vooral een analyse van de machtsdynamieken die werkzaam zijn zodra het thema ‘seksisme’ en ‘multiculturalisme’ aan bod komen. De mechanismen die dan ingezet worden zijn de volgende.
1. Seksisme wordt vooral als een probleem van de ‘ander’, i.c. de moslimander, gezien. De manier waarop seksisme zich in ons alledaags leven uitdrukt – of het nu gaat om het glazen plafond, de loonverschillen tussen mannen en vrouwen, of het feit dat het vrouwenlichaam nog steeds de grond is op basis waarvan onze reclame-industrie haar producten aan de man brengt – blijven dan ondergeschikt aan dit ene grote probleem (iets wat de reportage van Peeters nu juist wél aan bod laat komen).
2. De problematiek in zulke termen kaderen zal niets verhelpen, noch aan het seksisme binnen minderheidsgroepen, noch aan het seksisme binnen de bredere samenleving. De beste wijze om seksisme in alle rangen te bestrijden is om vrouwen die reeds jaren met zulke gevechten bezig zijn te ondersteunen. De ironie wil nu net dat vrouwenorganisaties sinds de eeuwwisseling met een structurele onderfinanciering worden geconfronteerd en vele ‘allochtone’ vrouwenorganisaties intussen van het Vlaams socio-cultureel landschap zijn gevaagd.
3. De problematiek van seksisme aanklagen in bepaalde grootstedelijke buurten fungeert als een van de prioritaire middelen waarmee een sterker veiligheidsdiscours zich nestelt. Dat is niet alleen mijn ‘mening’, het gaat hier om een mechanisme dat intussen ruim gedocumenteerd werd – getuige de werken van David Theo Goldberg, Guy Baeten en nog vele anderen onderzoekers die over de thema's stad en multiculturaliteit werken.
4. Het seksisme van de Arabische man (net zoals dat van de Afro-Amerikaanse man in de VS of de Surinamer in Nederland) is niet louter een cultureel gegeven maar een uitdrukking van hypermasculiniteit, die typisch is voor mannen die uit het systeem worden geweerd, en die dus hun ‘mannelijkheid’ als enig verweermiddel hebben.
Zulke stellingen innemen is niet minimaliseren, goedpraten of wegcijferen. Het is kaderen. Dit is wat een wetenschapper doet en dit is waarom een antropologie of sociologie van de multiculturele samenleving vandaag ‘gevaarlijk’ is. Niet omdat het dogma’s verspreidt, maar vooral omdat het niet meegaat in het huidige ‘clash-of-civilization’ dogma's en deze juist tot onderzoeksobject heeft gemaakt.
Nadia Fadil is docente van de vakgroep antropologie aan de KULeuven en verricht onderzoek naar minderheden, multiculturalisme en religie