Anissa Boujdaini is spoken word artieste en schrijft regelmatig voor rekto:verso. Kif Kif sprak met haar over Plantation Memories van Grada Kilomba. Het werd een boeiend gesprek over bondgenootschappen, safe spaces, dekolonisering, feminisme, en veel meer. Hieronder kan je een stukje transcriptie uit het gesprek lezen. Het volledige gesprek kan je beluisteren in je favoriete podcast app.
Kif Kif: Er zijn Westerse feministen die spreken over een universele sisterhood waar alle vrouwen, ongeacht hun kleur, achtergrond enzoverder deelgenoot van zijn, of deelgenoot van zouden moeten zijn. En Grada Kilomba schrijft:
This model of a world divided into powerful men and subordinate women has been strongly criticised by black feminists. First, because it neglects racist power structures among different women. Second, because it cannot explain why black men don’t profit from patriarchy. Third, because it does not take into account that owing to racism the way gender is constructed for black women differs from constructions of white femininity. And finally, because this model implies a universalism among women that places gender as a primary and unique focus of attention, and since race and racism are not being addressed, relegates black women to invisibility.
Ik kan het niet meer eens zijn met wat ze daar schrijft. Welke dingen vallen jou hier op?
Anissa Boujdaini: Er waren twee thema’s die ik hier belangrijk vond. Ten eerste het universele vond ik erg opvallend, maar dan op basis van vroegere, persoonlijke ideeën die ik hierover had. En inderdaad, zoals je zegt, die sisterhood. Er zijn bij mij ook momenten geweest waarbij ik geconfronteerd werd met wit feminisme dat dan spreekt over de onderdrukking van de moslimvrouw, "we moeten ze gaan redden!". Ik herinner me bijvoorbeeld een performance die ik gaf in het kader van Vrouwendag. Na mijn performance kwam een witte vrouw naar me die me vertelde hoe geweldig ze mijn optreden vond, heel positief. En dan zei ze: “Waar ik me echt niet in kan vinden, is vrouwen die een hoofddoek dragen, ik vind dat dat niet kan”. Dus het idee dat we de moslimvrouw moeten redden... (1) alsof de moslimvrouw daar om vraagt, (2) alsof dé moslimvrouw bestaat, en (3), alsof de westerse witte vrouw vrij is van onderdrukking. Er zijn verschillende facetten in heel dat verhaal of in het maken van zo’n statement, die absoluut niet kloppen. Ik herken die sisterhood helemaal niet. Maar ik merk wel dat dat vaak naar boven komt als het gaat over feminisme. En als daar dan vrouwen van kleur bij betrokken zijn, moet je bijna meegaan in dat wit feministisch verhaal om echt te kunnen spreken van sisterhood. Maar door dat te doen ontken je een element van je bestaan, van je identiteit. En wat betreft dat universele: in bredere zin – en dan heeft dat meer dan alleen met sisterhood te maken – doet dat me ook denken aan het idee “wij zijn allemaal mensen”.
Ja. “We zijn één volk.”
Ja! En ik vind het nog moeilijker – en daar heb ik zelf een tijdje over moeten nadenken – als het gaat over islam. Want zoals ik het vroeger begreep en zoals ik het uitlegde aan andere mensen was dat islam een gemeenschappelijke factor kon zijn tussen verschillende mensen en culturen en ik sprak ook heel vaak over dat universele. Maar het is pas door mij bewuster te worden van machtsstructuren gebonden aan kleur dat ik begreep dat dat universele niet zit in het ontkennen van het feit dat er kleur is. Je ziet het bijvoorbeeld als een witte man of vrouw zich bekeert tot de islam. Daarmee wordt hun witheid bijna vergeten, terwijl dat nog altijd een rol speelt. In de islamitische beleving speelt dat ook nog altijd een rol. Dus dat universele is een heel moeilijk onderwerp, of een heel gevaarlijk onderwerp. Het klinkt als iets positief, iets mooi, maar het is heel verraderlijk. Net zoals hier, als Kilomba spreekt over universal sisterhood.
Door te spreken over universaliteit ontneem je veel groepen mensen een deel van hun identiteit. Dan ontken je ook dat er machtsstructuren en machtsrelaties bestaan.
En ook, als het gaat over sisterhood, ook tussen vrouwen van kleur onderling bijvoorbeeld. Ik ben wel mee met het idee dat er daar ook machtselementen spelen. Een zwarte vrouw heeft het nog steeds veel moeilijker dan een vrouw met een lichtere huidskleur. Dat element speelt ook. Dan is het ook gevaarlijk om te spreken over sisterhood zonder te erkennen wat de problemen zijn.
Maar hoe zou jij sisterhood dan definiëren? Kan het volgens jouw bestaan, en hoe zou zich dit kunnen uiten?
Ik denk zeker dat het kan bestaan. Ik geloof dat het kan bestaan door open te staan en jezelf in vraag te stellen als het gaat over hoe je de ander bekijkt. Sisterhood is voor mij ook luisteren naar de ander. Als iemand je vertelt wat ze meemaakt, luister er dan naar, in plaats van te zeggen dat wij toch allemaal zusters zijn? Als een zwarte moslima in een overwegend niet-zwarte (later toegevoegd, nvdr) Marokkaanse moslimgemeenschap praat over haar pijn en de vooroordelen en de discriminatie die ze meemaakt binnen de gemeenschap, in hoeverre luistert een niet-zwarte Marokkaanse moslima daar naar?