Het kan niet de bedoeling zijn dat verenigingen gaan denken in de plaats van de personen in armoede, maar wel dat ze hen gaan ondersteunen in hun contacten met de media.
Mensen in armoede worden niet altijd even genuanceerd weergegeven in de media. Het ‘netwerk tegen armoede‘ heeft zich daarom geëngageerd om actief te werken rond beeldvorming en armoede. Dit doen ze via een arsenaal aan invalshoeken, gaande van vorming voor journalisten, mediatraining voor mensen in armoede en het opleiden van ervaringsdeskundigen die later kunnen worden opgenomen in de expertendatabank. Daarnaast organiseren ze overlegplatformen, waar zowel media-actoren als organisaties uit het sociaal cultureel middenveld met elkaar in gesprek gaan. Vorige vrijdag was er zo’n dialoog over de beeldvorming van jongeren in armoede. Een kort verslag.
Begeleiding
Er bestaan geen specifieke richtlijnen voor jongeren en armoede, maar naar aanleiding van de Humo reportage over realitytelevisie eerder dit jaar, werd wel een programmacharter opgesteld voor non-fictie. Dit document werd onderschreven door zowel de VRT, POF (Private Omroepfederatie) en de VOTP (Vlaamse, onafhankelijke Televisieproducenten). Samen met de Code van de Raad voor Journalistiek vormt dit de leidraad voor het omgaan met beeldvorming in de media, zo stelt Mevrouw Els Henderieckx (Vlaamse Mediamaatschappij).
De media draagt niet alleen een grote verantwoordelijkheid in de weergave van de werkelijkheid, maar ook in het opvangen van eventuele effecten die uit een media-optreden kunnen volgen. Een omroep moet de mensen soms tegen zichzelf beschermen, door middel van een integrale begeleiding, zo stelt Mevrouw Henderieckx. Dit begint al bij de casting, waar vaak psychologen worden ingezet om kandidaten te screenen en wordt doorgetrokken naar constante begeleiding van de persdienst indien personen meewerken aan een televisieprogramma. Afleveringen worden altijd op voorhand vertoond aan de betrokkenen en er kan nabegeleiding worden aangewend wanneer dit nodig wordt geacht.
Er werd tevens afgesproken dat kinderen niet mogen worden afgebeeld in een bezwarende context. Dit zorgt evenwel voor een continue spanningslijn op een redactie. Het afwegen van het behoud van de privacy van het kind, kan op sommige momenten in conflict komen met de maatschappelijke relevantie. Zo koos de Vlaamse Mediamaatschappij er bewust voor om geen foto’s van de kinderen van het busongeval in Sierre te tonen omdat dit niet noodzakelijk werd geacht voor het verhaal. Andere mediaorganisaties kozen er voor om dit wel te doen. Het al dan niet in beeld brengen van een jongere is voor elke redactie een ethisch dilemma, waar geen éénduidige richtlijnen over bestaan.
Realiteit en relevantie
Een ander, constant spanningsveld is de afweging tussen het weergeven van de werkelijkheid en de manier waarop dit gebeurt. Welke elementen zijn relevant binnen het verhaal dat wordt gebracht, en welke doen er helemaal niet toe? Of anders gesteld, wat is het nut om bepaalde zaken wel te tonen en andere zaken niet? Om het heel concreet te maken: als je mensen in armoede aan het woord laat, is het dan nodig dat er ook vochtplekken in beeld worden genomen? Of een grote televisie? De manier waarop dergelijke zaken worden getoond draagt uiteraard bij aan het beeld dat de kijkers erop nahouden. Niet weinig werkt dit stereotypering in de hand. Iedereen rond de tafel is het erover eens dat dit allesbehalve wenselijk is, en dat stereotypering en veralgemening actief moet worden tegengegaan. Dit kan gebeuren door niet te verzeilen in eenzijdige portretten, maar oog te hebben voor de complexiteit en de meervoudige identiteit van personen.
Betutteling
Niet alleen de programmamakers en journalisten kunnen maatregelen treffen om genuanceerder met beeldvorming om te gaan, ook de armoedeorganisaties zelf kunnen hier een rol in spelen. Zo stelt Stefan Kolgen (Stampmedia) dat overbescherming ook niet gewenst is. Al te vaak worden mensen afgeschermd van de media, en precies daarom wordt er zo vaak over hen, in plaats van met hen, gepraat. Een effectievere denkpiste is inzetten op het weerbaarder maken van mensen die worden geïnterviewd, in plaats van hen af te schermen. De rol van de armoedeorganisaties is hierin cruciaal, al blijft het voor hen een voortdurende zoektocht naar het evenwicht tussen het weerbaarder maken van personen in armoede zonder hen te betuttelen. Het kan niet de bedoeling zijn dat verenigingen gaan denken in de plaats van de personen in armoede, maar wel dat ze hen gaan ondersteunen in hun contacten met de media.
To do
Tijdens het overlegplatform werd niet enkel gesproken over de valkuilen van huidige beeldvormingsprocessen, maar werd tevens aandacht besteed aan manieren om hier genuanceerder mee om te gaan. Enerzijds moeten journalisten en programmamakers proberen om de complexiteit van armoede durven weer te geven. Anderzijds moet er een prominentere aanwezigheid komen van ervaringsdeskundigen die weten hoe de media werkt en wat de effecten daarvan kunnen zijn. Zij kunnen dan bijvoorbeeld programmamakers bijstaan bij castings, mensen in armoede begeleiden bij hun perscontacten en programma’s kritisch doorlichten, zowel tijdens als na de montage. In elk geval kunnen armoedeorganisaties op beide vlakken van belang zijn, zowel door journalisten te sensibiliseren, als door mensen tot op te leiden tot ervaringsdeskundige, ondermeer door het aanbieden van mediatraining.
Iedereen rond de tafel is er van overtuigd dat de kennis over beeldvorming van (jongeren)armoede nog niet volledig is. Het gaat om een voortschrijdend inzicht. Het denkproces is niet af, en dat is de beeldvorming zeker ook niet. Maar er wordt hard aan gewerkt.