De wereld is voor de mensen die hard werken, is de centrale boodschap.
Na een tip van een vriend heb ik met jaren vertraging “The Pursuit of Happyness” [1] gezien, een motiverende film uit 2006 over het doorzettingsvermogen van een man, Chris Gardner, die na een zware tijd waarin hij zelfs dakloos wordt, eindelijk een succesvolle stockbroker wordt. Een waargebeurd verhaal over een geslaagde jacht op The American Dream.
Gardner, overtuigend vertolkt door Will Smith, is een verkoper en loopt overal rond met zijn “scanner”, het medisch apparatuur waarmee hij zijn brood verdient. Hij is ook vrij onvoorzichtig, een beetje lomp eigenlijk, en neemt voortdurend overhaaste beslissingen waardoor hij regelmatig in problemen geraakt. Ernstige problemen. Zoals een politiebezoek voor wanbetaling van parkeerboetes. Of een onteigening, bvb.
Zijn vrouw verlaat hem ook om een van die redenen waardoor iemand aan zijn/haar verantwoordelijkheid wil ontsnappen en omdat het gezinsleven van de Gardner’s een ware mijnenveld is geworden. En daar staat hij dan, alleen met zijn kind van vijf, overtuigend vertolkt door de zoon van Will Smith.
Het verhaal speelt zich af in San Francisco, begin jaren tachtig. Tijd van economische groei, van de opkomst van Wall Street en de grote financiële loterij. Het verhaal van Gardner is dus het verhaal van een kansarme man die de kansen die the American way of life biedt, moet leren grijpen. En het proces is pijnlijk. Gardner verliest zo goed als alles en brengt de nacht door in shelters en openbare toiletten. Maar ondertussen krijgt hij een kans om te concurreren voor een job als stockbroker, waar het uiterlijk van hoogst belang is. Gardner leidt dan een dubbelleven: overdag een keurige en bedrijvige maar onbetaalde stagiair, ’s avonds een geheime dakloze met heel zijn leven in zijn koffer. En een kind van vijf bij de hand. En zijn laatste onverkochte scanner.
Hippies
Een van de onvoorzichtigheden van Gardner is dat hij op een bepaald moment zijn kostbare scanner bij een wildvreemde straatmuzikant laat tijdens een sollicitatiegesprek. Dat is de enige keer dat hij opgelicht wordt. Door “een hippie”. “Trusting a hippie girl with my scanner. Why did I do that?” waren zijn woorden en toen vond ik die een beetje ‘incorrect’. Zoals in ‘politiek incorrect’: een gevaarlijke en veralgemenend geformuleerde uitspraak, zeg maar. Maar dat was maar een detail, want hij komt de hippie girl nog eens tegen en eist probleemloos zijn scanner terug. Eind goed, al goed.
Een andere onvoorzichtigheid leidt tot het verlies van zijn scanner in de metro, waar het in de handen van een verdwaalde gekkerd belandt. Maar de tweede keer dat hij zijn hoogstgewaardeerd bezit moet terug nemen uit iemands handen, beseffen we dat het niet zomaar over een gekkerd gaat. Het is een gekkerd die denkt dat de scanner een tijdmachine is en terug in de tijd wil reizen. Naar de jaren ‘60. Om Jimi Hendrix te zien spelen (“I gotta get back to the '60s, man. That's what I wanna do. When I was younger. I wanna see Jimi Hendrix do that guitar on fire”). Een hippie, dus. Ehum, sorry, maar wat is uw probleem met de hippies? Moet ik dan denken.
Het is meer dan een detail, er is iets structureels in de visie van de film. De wereld is voor de mensen die hard werken, is de centrale boodschap, maar de hippies, die karikatuur van de linkse activisten met hun peace & love & sex & drugs & rock & roll, die eeuwig zullen rondzwerven en nooit deugen en gek worden enzovoort.
Er is zeker een vleugje sensibilisering in het plot. Er is zeker een poging tot een eerste venster op armoede. Er is zeker een flash van kritiek op de vele keurige passanten voor wie de daklozen onzichtbaar zijn.
Maar Gardner is ook heel erg kritisch op wat hij rondom ziet. Op de middelmatigheid van de asian-american daycare van zijn zoon, op de schijnvriendschap van de enige vriend, op zijn gevluchte ex-vrouw (“Mom left because of Mom”). Al die sukkelaars verdienen hun mislukking. En omdat we af en toe het gevoel krijgen dat hij ook een vrij onaangename en agressieve man wordt, weet de kijker ook dat Gardner een slachtoffer is van zijn eigen dikke schuld. Het gaat dus over een innerlijke strijd. We zien een mens die alle obstakels overwint, het grootste obstakel zijnde zichzelf.
De platitudes van een Hollywood-film
“The Pursuit of Happyness” is een succesverhaal. En succesverhalen zijn goed om mensen te motiveren om vooruit te gaan ondanks de vele obstakels op de weg in een onrechtvaardige wereld. Maar succesverhalen worden ook veel te vaak misbruikt door anderen om te zeggen dat het grootste obstakel uiteindelijk de persoon zelf is, om de verantwoordelijkheid voor een mislukking op de schouders van de mislukte te laten liggen.
En de balans tussen motivatie en afgunst is niet eenvoudig, misschien zijn daarom de platitudes van een Hollywood film soms zo ergerlijk. Want dat van Gardner is nog altijd een waargebeurd succesverhaal uit de miljoenen waargebeurde verhalen van kansarmen die alleen maar armer zijn geworden tot de komst van magere Hein. Ondanks hun vele sterktes en hun potentieel.
Gardner is het bewijs dat het kan. Als er een wil is, is er een weg. En dat is fijn. Het probleem is de veronderstelling dat als er geen weg is, dat het gevolg is van het gebrek aan wil. Dat de film mensen kan motiveren om verder te gaan is prachtig, maar dat Gardner neerkijkt op hippies, wijst systematisch op een andere boodschap in de film: niet alleen is de wereld van de doorzetters, de wereld is enkel en alleen van de doorzetters. En dat is zorgwekkend. Want wat doen we dan met de 99% van de mensen die niet zo’n natuurlijk talent en doorzettingsvermogen hebben als Gardner? Wat doen we met wie andere prioriteiten heeft en op andere manieren de wereld wil verbeteren? Wat doen we met die vele andere mensen die ook recht hebben op geluk? Op geluk, niet op de zoektocht naar geluk.
In de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring staat geschreven dat iedereen het recht heeft op “Life, liberty and the pursuit of happiness”. Waarom de pursuit en niet de happiness zelf? Omdat het geluk voor iedereen iets anders betekent? Omdat niemand jouw geluk kan garanderen? Dat is begrijpelijk, maar niemand houdt ons tegen ons om een basis aan geluk van zo veel mogelijk mensen te proberen bereiken en om iedereen te steunen in hun zoektocht, wetend dat sommige mensen meer steun nodig hebben dan anderen. Klinkt dat te hippie, misschien?
Velen denken dat, als de staat te veel voor de burgers zorgt, ze op termijn niks meer zelf zullen ondernemen. Dat is een risico dat ik kan begrijpen. Maar aan de andere kant zit een maatschappij waarin mensen enkel bezig zijn met hun eigen succes en neerkijken op de mislukkingen van de anderen. En ik heb de indruk dat we vandaag met een gevaarlijke snelheid in die richting varen, mede dankzij het simplistisch discours van verhalen zoals dat van “The Pursuit of Happyness”.
Gardner maakt een indrukwekkend parcours mee om, zonder hulp, een miljardair te worden. Dat is voor velen inspirerend en bewonderenswaardig, maar hij is in elk geval een uitzondering. En het is aan ons om te zien of we een samenleving willen waarin enkel de uitzonderingen recht hebben op happiness en de rest, de overgrote meerderheid, zich moet tevreden stellen met de pursuit ervan.
[1] De titel van de film maakt intentioneel gebruik van de typefout in “happiness”.
Dit artikel is het eerste deel van een oefening ihkv rekto:verso academy, een denktank over de mogelijkheden voor nieuwe vormen van kunstkritiek. Zie hieronder de videorecensie van dit artikel.