Opmerkelijk aan de opmars van N-VA is dat de kritiek erop hen slapend groot maakt.`Dat komt omdat deze partij inzet op een imago van wellevendheid, genre: ‘Ja wij zijn Vlaamsgezind, wat is daar mis mee?’ Wie daar harde taal tegenoverzet, bijvoorbeeld aangaande hun vreemdelingenbeleid of ten aanzien van de sociaaleconomische koers die men wil varen, voedt merkwaardig genoeg de sympathie voor de underdog. Ook al is die kritiek soms volkomen terecht. N-VA werkt dit doelbewust in de hand door de replieken doorgaans te beperken tot een verontwaardigde respons of een berustende maar ontwijkende reactie.
Deze strategie van de beleefdheid, dat is de look & feel die N-VA wil uitdragen aan de Vlaamse medemens. Daar zijn wij, ondermeer door onze burgerlijke en katholieke achtergrond en ons collectief verlangen naar conformisme, ook erg vatbaar voor. Dat werkt dus. Het electoraal verdampen van een extreemrechtse partij als het Vlaams Belang vinden wij bijvoorbeeld al een prima verandering. De politiek oogt daarmee alvast wat fatsoenlijker, ook al betekent dit dat hun partijprogramma daardoor nu wel op tafel komt te liggen.
Tegelijk valt het erg op dat de fatsoenstrategie een grote mate een zaak van stijl is, waar niet altijd de waarden of de consequente en principiële houding bij hoort, die je er wel bij verwacht. Er zit met andere woorden iets bedrieglijks in. Dat wordt duidelijk als je Bart De Wever zijn retoriek ten aanzien van de politieke uitersten van het spectrum vergelijkt.
Eerste ronde: De Wever vs Dewinter
In het dubbelinterview in De zevende dag met Dewinter kon De Wever bijvoorbeeld het extreemrechtse geweld mooi pareren door een moreel standpunt in te nemen: de taal van Dewinter zoekt de provocatie op: ‘U legt de vinger niet op de wonde, u steekt de vinger in de wonde en draait die zoveel mogelijk rond. U maakt de mensen bang voor problemen die er zijn.’ De Wever heeft blijkbaar geen problemen met de wijze waarop het Vlaams Belang aankijkt tegen onze hedendaagse samenleving, en wat zij al dan niet als de belangrijkste problemen vooropstellen. Hij benadrukt daarentegen vooral de radicaliteit van de partij: ‘heb de moed van uw overtuiging, en durf de Islam gewoon te verbieden.’ Dewinter heeft hier weinig verweer tegen omdat De Wever de pijnpunten die het Vlaams Belang altijd maar wil benadrukken, zelf voluit onderschrijft, maar desondanks het bondgenootschap afwijst.
Door niet steeds te opteren voor een discours van oorlogstaal, zo stelt De Wever, kan zijn partij wél dingen veranderen. ‘Die stijl, dat gaat niet.‘ Anders gezegd: door een diplomatische strategie – een nieuwrechts programma in beleefde volzinnen - kan men de programmapunten van het Vlaams Belang wel salonfähig maken. ‘Zo werkt het, zo werkt het meneer Dewinter.’ Maar: ‘Jurgen Ceder moet van mij niet door het stof kruipen hoor, dat hoeft helemaal niet.’ Zich publiek distantiëren van het racistisch 70-puntenprogramma van het Vlaams Blok is blijkbaar een overbodige bijkomstigheid.
Tweede ronde: De Wever vs Almaci
In het grote Antwerpse kopstukkendebat daarentegen, wordt Meyrem Almaci (Groen) meermaals blaffend de les gelezen. Wanneer Almaci zich de vraag stelt of Dewinter haar eigenlijk wel als Vlaming en Antwerpenaar aanvaardt, waar Dewinter overigens opvallend ontwijkend op antwoordt, en zij op basis daarvan stelt dat Dewinter in dat geval geen recht van spreken heeft over democratie, springt De Wever voor Vlaams Belang in de bres: ‘Alsjeblief zeg, kom eens van die Moral High Ground af. U beslist hier wie over democratie mag spreken, alsjeblief zeg. U kiest er voor om voor het debat bepaalde mensen geen hand te geven die toch ook democratisch verkozen zijn. Ik vind dat echt spijtig.’ Deze uithaal herhaalt De Wever nog eens op het einde van het debat: ‘Ja, ja het is goed, kruip maar al terug op uwe Moral High Ground. Het is goed, ik ben een racist, ik weet het al. … Uw morele verontwaardiging, ge hebt daar uw tijdschrift voor.’
Waarom denkt De Wever zich het recht te kunnen toe-eigenen dat alleen hij kritiek mag hebben op het Vlaams Belang? In De zevende dag benadrukt hij publiekelijk dat hij het morele gelijk aan zijn kant denkt te hebben. Hij sluit nochtans niet uit dat hij ooit met het Vlaams Belang zou samenwerken, maar niet als zij die hardere taal blijven spreken. Hij kiest er dus zelf ook voor om niet samen te werken met deze partij, ook al is ze een van de grootste partijen in Vlaanderen. Desondanks beschouwt hij zichzelf wel als de grote democraat, die zelfs oproept tot een ‘democratische revolutie’. Als linkse politici in wezen hetzelfde zeggen – ook Peter Mertens (PVDA+) reageerde verontwaardigd op Dewinter zijn uithalen naar Almaci – namelijk dat ze het Vlaams Belang niet als een democratische partij aanvaarden omdat die van zijn extremisme en onverdraagzaamheid een erezaak maakt, dan is dat voor De Wever plots een preuve van links dogmatisme en arrogantie. Dat is op zijn zachts gezegd inconsistent, aangezien De Wever met zijn sloganeske verwijten aan het adres van linkse politici eigenlijk zijn eigen standpunten van tafel veegt. Immers, hij wil alleen samenwerken met Vlaams Belang als die partij verandert, en dus geen Vlaams Belang meer is. Dat komt in wezen op hetzelfde neer als een cordon sanitaire rond een democratisch verkozen maar fout gedachtegoed, ook al wil men dat zo niet noemen.
Bashen…
De Wever wimpelt kritiek graag af door met de ogen te draaien – daar gaan we weer, het N-VA-bashen, zo primitief… - hoewel hij linkse kopstukken altijd maar opnieuw buiten spel probeert te zetten met gelijkaardig retorisch geschut. Dit vrijblijvende bashen van een linkse houding is niet alleen intellectueel alles behalve deugdzaam, het is ook in ethisch opzicht erg bedenkelijk. Want hoewel De Wever zelf natuurlijk continu in het preekgestoelte kruipt om collega’s en journalisten de levieten te lezen, verwacht hij met zijn kritiek op links eigenlijk dat deze politici hun waarden en normen herzien. Zij mogen blijkbaar geen principiële houding meer aannemen tegen een extreemrechtse partij. Ook al worden zij, zoals Almaci, in debatten persoonlijk geschoffeerd. Dat mogen zijn niet, omdat De Wever dat ook niet doet. Omdat Vlaams Belang nog steeds een erg grote partij is en hij die kiezers niet voor het hoofd wil stoten.
Of De Wever dat nu leuk vindt of niet, linkse politici hebben het morele gelijk wel degelijk aan hun kant wat hun houding ten aanzien van extreemrechts betreft. Het feit dat hij daar zoveel moeite mee heeft, legt bovendien een kramp in zijn kracht van verandering bloot, die de volgende jaren allicht steeds meer op de voorgrond zal komen te staan. N-VA wil immers zelf de morele overwinnaar zijn in een volgens hen totaal verziekt politiek landschap en zij eisen zich daarbij blijkbaar het alleenrecht op morele verontwaardiging toe. Ook Siegfried Bracke profileert zich graag als een roerganger van het fatsoen: hij weet wat netjes is en wat niet. Hij weet wat het volk wil. De ongeloofwaardigheid daarvan gaat gelukkig ook aan het brede publiek niet onopgemerkt voorbij. De hele N-VA-strategie om onze politieke ‘realiteit’ te willen ‘deblokkeren’ heeft duidelijk een verschuiving van de gangbare moraal op het oog: laten we in Vlaanderen een stap naar rechts zetten. Linkse politici zijn daarom de kop-van-jut. Zij zouden inzake thema’s als asiel, veiligheid en inburgering voor een verrottingstrategie opteren.
Argumenten heeft N-VA daar blijkbaar niet voor over, wel heel wat krachtig aangeblazen retoriek waarmee De Wever het publiek tijdens debatten op zijn hand probeert te krijgen. Bijvoorbeeld via oppervlakkige en selectieve vergelijkingen met het beleid in het buitenland. Wat we zelf doen, doen we beter? Ook opmerkelijk: De Wever zal linkse politici niet snel als ‘marxisten’ proberen de mond te snoeren. Die discussie gaat hij helaas uit de weg. Maar dat is dan wel de discussie die de volgende jaren het politieke agenda zal bepalen, of N-VA dat nu fatsoenlijk vindt of niet. We kunnen dus alleen maar hopen dat er steeds meer politici de weg naar die Moral High Ground vinden. Waar het ‘morele bergafwaarts’ toe leidt, het pad van de Moral Low Ground zeg maar, dat weten we in Vlaanderen al enkele decennia.