Carnaval is geen vrijgeleide voor racisme

De praalwagen van De Vismooil’n maakt gratuit gebruik van antisemitische clichés. Ze nemen genoegen met een beschamend lage drempel voor antisemitische 'humor'. En daarom bereiken ze niets meer dan een bevestiging dan voorbijgestreefde vooroordelen.

De voorbije dagen schrokken we opnieuw door het carnavaleske gebruik van racistische stereotypes in ons land. Nochtans is er ook potentieel goed nieuws: de meer dan 140-jarige traditie van de Noirauds wordt vanaf dit jaar aangepast. Voortaan zullen de Noirauds niet meer doen aan blackface tijdens hun liefdadigheidsactie: “Nous devons évoluer” is de verklaring van de organisatie van het gebeuren. Als tegemoetkoming zal de Belgische driekleur hun gezichten versieren. Het resultaat zullen we pas dan kunnen oordelen.

De negatieve evoluties zijn niet daarom minder zorgwekkend. Zo ging in dezelfde week een problematische video viraal, waarbij laatstejaarsstudenten van het College Paters Jozefieten in Melle zich als ‘moslims’ of ‘Arabieren’ hadden verkleed, in het kader van hun 100 dagenviering. In de beelden zien we leerlingen met gewaden, tulbanden, boerka’s, nikabs en… een bomgordel. In de video lachten de studenten bevolkingsgroepen uit door een stigmatiserende parodie van dansjes en gebeden.

Je kan niet anders dan denken aan hoe een fenomeen van dergelijke schaal een symptoom is van een maatschappelijk probleem. Hoeveel mensen in hoeveel maatschappelijke posities hebben bijgedragen tot jongeren die daar geen graten in zien? Hoeveel politici, opiniemakers, journalisten en hoofdredacteurs, hoeveel ouders, leerkrachten en studenten? Minstens één schooldirecteur, dat staat vast. In een opiniestuk daarover spitste Warda El-Kaddouri zich toe op de halfslachtige verontschuldiging van directeur Jan De Gendt (“We hadden zeker niet de bedoeling om te provoceren of te kwetsen. Je moet dit bekijken in de carnavaleske sfeer van de 100 dagenviering”). Relativeren, dus. Contextualiseren. Goede bedoelingen. En vooral niet beseffen dat een handeling beledigend is: er bestaan enkel mensen die zich beledigd voelen.

Dat is helaas niet het enige voorbeeld van hoe de normalisering van racistische stereotypes voor de meest hallucinante taferelen zorgt. Meer aandacht werd gegeven aan de antisemitische praalwagen die tijdens het carnaval van Aalst paradeerde. De beelden gingen de wereld rond en nogmaals werd België internationaal op de vingers getikt, deze keer door de Europese Commissie. In De Standaard werd de situatie zo beschreven: "De Aalsterse carnavalsgroep De Vismooil’n pakte uit met een praalwagen met daarop karikaturale poppen van joden, met grote haakneuzen, pijpenkrullen en een geldkist. Daarmee wilde De Vismooil’n duidelijk maken: dit jaar sparen we onze centjes voor een mooiere praalwagen volgend jaar."

 

De Jood als gierigaard

In een oud interview op Kif Kif, gaf comedian Kamal Karmach ons zeer interessante inzichten in de moeilijke verhouding tussen humor en beledigingen: "Er wordt vaak beledigd in comedy. Wat belangrijk is, is dat het niveau van de grap navenant is. Ik schrap veel omdat de grap niet goed genoeg is voor de belediging die ik maak. Je moet getuigen van artistieke creativiteit en zelfs genialiteit voordat je me doet lachen met iets dat ik beledigend vind. De drempel voor iets dat heel choquerend is, moet heel hoog liggen. De fout is dat we genoegen nemen met een heel lage drempel voor racistische humor."

Dit verklaart waarom men in toenemende mate niet kan lachen met islamofobe, racistische, antisemitische, seksistische en aanverwante vormen van 'humor': wie die fenomenen werkelijk schokkend vindt zal het niet snel grappig vinden. Het is enkel grappig bij wie het gebruik van stigmatiserende stereotypen zodanig ingeburgerd is geraakt, dat het niet meer choqueert.

De praalwagen van De Vismooil’n maakt gratuit gebruik van antisemitische clichés (de Jood als gierigaard), zonder pointe, zonder grap, zonder kritiek die als verantwoording daarvoor kan dienen. Ze nemen genoegen met een beschamend lage drempel voor antisemitische 'humor'. En daarom bereiken ze niets meer dan een bevestiging dan voorbijgestreefde vooroordelen.

‘De langste tenen’

De situatie bleef escaleren. Klachten werden ingediend, de burgemeester van Aalst verdedigde zijn inwoners in een opiniestuk en Michael Freilich zat vast tussen zijn kiezers en zijn partij. In Terzake ging burgemeester D’Haese in gesprek met Claude Marinower, een Antwerpse schepen met joodse achtergrond.

Dezelfde non-argumenten van het incident in Melle werden nogmaals aangehaald (er was geen antisemitische bedoeling, alles moet in de context van het carnaval worden gezien, “ik heb een Jood in Aalst die zegt dat dat niet kwetsend is”), maar het carnaval van Aalst wordt ook gepresenteerd als een gebeuren waarbij “met alles de draak wordt gestoken” en “niemand rond het parcours heeft er aanstoot aan genomen”. Geen enkel bewijs dus dat de gebruikte stereotypen niet antisemitisch van aard zijn. Echter een kwalijke en expliciete poging om de impasse te wijten aan een “opiniekaravaan” die op een “goed georganiseerde” manier verder trekt.

Patrick Loobuyck mengde zich ook in de discussie en tikte zelf de Europese Commissie op de vingers: “Niet alles wat we ongepast vinden, kan zomaar juridisch verboden worden. In een open samenleving moet men tegen een stootje kunnen. Wie de vrijheid van meningsuiting laat bepalen door de mensen met de langste tenen, zal niet veel vrijheid overhouden...”

Is dat wat gratuit gebruik van antisemitische stereotypen is? 'Een stootje'? En wie daarover klaagt heeft gewoon 'lange tenen'? Los van hoe bedenkelijk het is dat de tweede invloedrijkste intellectueel van Vlaanderen dit insinueert, is het wel pertinent zich af te vragen of zoiets juridisch mag worden aangepakt. Dat is ook niet toevallig het antwoord van D'Haese wanneer Marinower vraagt of het anders kan dan met gebruik van dergelijke stigma’s: “Vraagt u eigenlijk van mij dat ik een vorm van censuur in Aalst invoer en dat ik dat moet verbieden, is dat uw vraag?”

Neen, de vraag is niet om het gebruik van racistische, antisemitische, islamofobe of misogyne stereotypen te censureren of te verbieden. Wel moet het gebruik van deze stereotypen duidelijk worden benoemd. Anders vervaagt de betekenis van woorden, en het is uitermate gevaarlijk om de betekenis van racisme, antisemitisme, seksisme, of de grens tussen antisemitisme en antizionisme of tussen islamkritiek en islamofobie, te laten vervagen.

Konden niet ontbreken: ‘de moslims’

Ook de houding van UNIA als waakhond van de evolutie van dergelijke dynamieken is in deze kwestie zwak. Met begrip voor “mensen die gekwetst zijn” (en niet gekwetst worden) zeggen ze: laat ons aan tafel zitten. Dat klinkt vreedzaam, neutraal en beheerst, maar uiteindelijk komt het neer op het zelf niet willen bewaken waar de grenzen liggen. En in deze gevallen zijn grenzen duidelijk overschreden.

Het valt vooral te betreuren dat sommigen zelfs dit voorval misbruiken als aanleiding om ‘de moslims’ (dixit D’Haese) te beschuldigen voor de toename van het antisemitisme in Europa. Op prime time, zonder enige vorm van tegenspraak.

En zo trekt de parade verder, terwijl we vrolijk de mensen negeren die dagelijks gekwetst worden door ons onverstoord gebrek aan besef van de problematische aard van onze daden, ‘tradities’ en ‘humor’.