De dood van het politieke interview

Is het politieke interview dood, vragen ze zich af bij Hautekiet. Uiteraard is dat politieke interview dood. Niemand die dat ook tegenspreekt, maar men loopt wel netjes rond de olifant.
De dood van het politieke interview

Zie hier de dood van het politieke interview: iedere nitwit kan antwoorden van 1 minuut 30 seconden debiteren die op een debatfiche staan.

 

Is het politieke interview dood, vragen ze zich af bij Hautekiet. Uiteraard is dat politieke interview dood. Niemand die dat ook tegenspreekt, maar men loopt wel netjes rond de olifant. Het politieke interview is niet zozeer dood omdat het niet meer fris klinkt of spannend is. Het is ook niet zozeer dood omdat de politicus mediatraining heeft gehad of debatfiches ter beschikking heeft en daardoor zichzelf niet meer aan de galg praat. Het is dood omdat het interview geformatiseerd is en gecommodificeerd. Het is dan ook al langer dood, het is zachtjes en traag maar zeker doodgeknepen in de laatste decennia. Een politiek interview moet niet spannend zijn, het moet ook niet snel of sappig zijn, het moet de kijker, lezer of luisteraar informeren. En net dat is al lang niet meer het geval: het interview reproduceert propaganda.

De redenen daarvoor zijn lang niet alleen bij de politicus te zoeken of de mediatrainers (al maakt dat de zaak er niet beter op), maar bij de productievoorwaarden van het interview zelf. Een interview is vandaag een performance van 5 minuten op radio en televisie en wordt afgenomen door een interviewer die in het beste geval 1 dag (wat vrij utopisch is vandaag) voorbereidingstijd heeft gehad. Dat betekent dat de interviewer de beleidsnota’s, de andere interviews en al het andere materiaal niet heeft gelezen. Dat materiaal zou zijn vragen scherper en relevanter kunnen maken en het zou de journalist toelaten propaganda-antwoorden te doorprikken. Het betekent ook dat de journalist geen wetenschappelijke literatuur heeft geraadpleegd, laat staan dat de journalist interviews heeft afgenomen met andere mensen (middenvelders, partijgenoten, andere journalisten) om zijn interview met de politicus te verdiepen, om inhoudelijk sterk te staan, onzin en propaganda te doorprikken.

Zo haalt men het ondertussen legendarische interview aan tussen De Vadder en Leterme in de Zevende Dag als illustratie van het feit dat de politicus schuld treft aan de dood van het politieke interview. De ironie wil dat Leterme daar effectief een inhoudelijk antwoord geeft op de vragen van De Vadder, en dus geen debatfiche aframmelt of de lesjes mediatraining reproduceert. Dat fragment is inderdaad een illustratie van de dood van het politieke interview, maar om heel andere redenen. Het toont de extreme formatering van het politieke interview: de politicus mag maar 1 minuut en dertig seconden praten vooraleer hij onderbroken wordt. Zie hier de dood van het politieke interview: iedere nitwit kan antwoorden van 1 minuut 30 seconden debiteren die op een debatfiche staan.

In de evaluatie van het politieke interview wordt vandaag niet zozeer de inhoud van wat gezegd wordt beoordeeld, maar wel de vorm. Het moet sappig, spannend en nieuw zijn. Een goed politiek interview is dan een interview waarin de interviewer ‘hard’ overkomt  en de politicus schijnbaar hard wordt aangepakt. Korte en harde vragen, snel onderbreken en verdacht-makende herformuleringen worden dan gezien als een goed en scherp politiek interview. En net dat is de dood van het politiek interview, want ze doodt de inhoud, de informatie. We leren daar niets mee.

Kortom, de dood van het politieke interview is oud nieuws. De voorbeelden die in Hautekiet aangehaald werden van interviews uit de ‘goede oude tijd’ tonen dat men binnen die context een heel vreemd beeld heeft van een ‘goed politiek interview’. Ik dacht dat we gingen getrakteerd worden op een vintage Maurice De Wilde, een journalist die weken zo niet maanden onderzoek deed vooraleer hij zijn interviews voor uitzending opnam. Wat hem toeliet om die geïnterviewden inhoudelijk het vuur aan de schenen te leggen.

De dood van het politieke interview is het gevolg van de enorme commercialisering en formatisering van het medialandschap. Die evolutie heeft media-politici gebaard die inspelen op die nieuwe realiteit. De BV’s werden politicus en de politici werden BV. Iedereen genoot mediatraining en dat volstaat om je 5 minuten lang als sympathieke pee te verkopen en je programma voor te stellen als goed voor iedereen. En de journalist? Die heeft geen tijd om dat verhaal te onderwerpen aan kritische vragen. Ziedaar de dood van het politiek interview.

 

 

>>> Ico Maly (1978) is doctor in de cultuurwetenschappen. Hij doceert Nieuwe media en politiek aan de Universiteit Tilburg (NL) en is gastprofessor Politiek en Cultuur aan het RITS in Brussel. Maly schreef o.a. N-VA | Analyse van een politieke ideologie (EPO, 2012) en De beschavingsmachine. Wij en de islam (EPO, 2009).  In 2014 schreef hij samen met Jan Blommaert & Joachim Ben Yakoub het boek Superdiversiteit en democratie (EPO).