Het blijft frappant dat het hele debat telkens opnieuw in de religieuze schoenen van de islam geschoven wordt en dat de eigen onderliggende ideologieën van elke twijfel vrijwaart blijven.
De studie van het Centre interdisciplinaire d’études de l’islam dans le monde contemporain over de relaties en de wederzijdse kijk tussen moslims en niet-moslims in Brussel haalde vorige week heel wat kranten en media. In de leefwereld van islamitische jongeren, zo beschrijft het onderzoek, staat religie in groeiende mate centraal, wat soms voor problematische situaties zorgt in institutionele contexten zoals het onderwijs. Zo durven leerkrachten sommige debatten steeds minder aan te gaan. Vooral kwesties zoals het Israël-Palestina conflict of de evolutietheorie vormen daarbij heikele punten.
Dat debat rond de evolutietheorie steekt natuurlijk geregeld de kop op. Al enkele jaren blijkt immers dat het merendeel van de moslimjongeren het creationisme aanhangen. Ook deze keer werd het in de berichtgeving sterk benadrukt, niet in het minst door titels zoals: “Waarom Brusselse leraars liever niets vertellen over Darwin.”
Het blijft echter frappant dat het hele debat telkens opnieuw geheel in de religieuze schoenen van de islam geschoven wordt en dat de eigen onderliggende ideologieën van elke twijfel vrijwaart blijven.
Daardoor ziet men echter niet dat er, ironisch genoeg, een enorme evolutie zit in dat hele evolutiedebat. Het zal velen immers verbazen maar de evolutieleer werd vroeger door de meeste vooraanstaande moslimgeleerden zonder problemen aanvaard – en dat reeds vanaf het einde van de 19de eeuw.
In de beginjaren van de opkomst van de evolutieleer waren er zeker ook moslimgeleerden die het creationisme onderschreven, maar die werden zelden door serieuzere autoriteiten aanvaard. Als je hun werken goed analyseert merk je immers al snel dat ze heel wat wetenschappelijkheid ontberen. Het ging hen dan ook niet echt over de evolutietheorie. Hun pleidooi was vooral een theologische reactie op de gangbare materialistische filosofieën die geassocieerd werden met de Westerse koloniale mogendheden.
De hedendaagse pleitbezorgers van een doorgedreven islamitisch creationisme baseren zich dan ook zelden op oude bronnen van degelijke islamitische geleerden. Van die kant uit is er immers onvoldoende materiaal voorhanden. Ze maken daarentegen wel gebruik van de retoriek uit conservatieve Christelijke Amerikaanse middens.
Onderliggende patronen
Zo zien we ook hier een patroon dat in heel wat andere hedendaagse debatten over islam doorschemert. Dag in dag uit worden moslims op hun geloof aangesproken en wordt dat geloof in eenzelfde adem geproblematiseerd. Het gevolg is dat heel wat moslims hun hielen in de grond boren, hun recht op religie nog harder gaan opeisen en binnen die religie onbuigzamer worden. Maar wanneer ze dat doen, doen ze dat vaak vanuit een visie die helemaal niet hun traditionele visie is.
In onze maatschappelijke debatten stelden we nooit werkelijk de vraag: “Hoe denkt de islam nu écht over evolutietheorie?” We boden geen enkele rust, ruimte en tijd om er grondig over te spreken. We vertrokken daarentegen steeds vanuit een ongefundeerde premisse: “Islam is een religie en een religie heeft per definitie een probleem met wetenschappelijke ontwikkelingen.” Die premisse hangt echter heel nauw samen met onze eigen geschiedenis. Want historisch gesproken hebben islam en wetenschap helemaal niet zo’n problematische relatie zoals dat sinds de moderniteit het geval was in de Christelijke cultuur. Het samengaan van wetenschap en geloof is eerder een evidentie in klassieke islamitische teksten.
Maar jongeren verdiepen zich natuurlijk niet altijd zeer stevig in hun eigen traditie. Wat ze wel doen is fel reageren – zeker wanneer een deel van hun identiteit telkens opnieuw wordt aangevallen. En die felle reactie vertrekt in dit geval niet vanuit islamitische principes maar wel vanuit de vooronderstellingen van de dominante groep in de samenleving. “U zegt dat religie creationistisch is? En u zegt dat ik mijn religieuze creationisme niet mag aanhangen? Vergeet het maar. Dat doe ik lekker wel.”
Een dovemansgesprek
Het is pijnlijk om te zien dat men aan beide kanten in dit dovemansgesprek steeds minder moeite doet om werkelijk te dialogeren, met als gevolg dat elke mogelijke nuance verdwijnt.
Mocht men het gesprek wel degelijk openen, dan zou men al snel merken dat het, net zoals een eeuw geleden, ten diepste eigenlijk niet over de evolutietheorie gaat en wel over het diepere wereldbeeld. De echte discussie draait immers niet rond genetica. Het gaat daarentegen over de vraag of alles in de wereld wel degelijk aan louter biologische, chemische, fysische en mechanische wetten voldoet. Het gaat over de vraag of er ook sprake is van bezieling. En over de vraag of die bezieling dan voortvloeit uit het goddelijke of niet.
Over dat soort vragen kan men uiteraard lang debatteren en discussiëren. Maar wat men niet moet doen, is ze problematiseren.
Het is dan ook uiterst bizar dat men steeds ‘de schuld’ van het vastgelopen debat volledig toeschrijft aan de moslimjongeren die, zo wordt verondersteld, ‘omwille van hun geloof niet naar de leerkracht willen luisteren’. Op zijn minst is het toch ook een tikje eigenaardig dat heel wat leerkrachten niet langer een bijzonder legitiem gesprek kunnen voeren over ons huidige wereld- en mensbeeld.
Of moeten moslims uiteindelijk ook hun geloof in God achterwege laten om als ‘gematigd’ en ‘goed geïntegreerd’ te worden beschouwd?
*
Dit opiniestuk werd, in heel licht gewijzigde vorm, gepubliceerd in De Standaard van 15 oktober 2014. Op vraag van de HoGent schreef Jonas Slaats ook een essay dat dieper op het thema ingaat. Dit essay wordt opgenomen in het boek "Hier staan we voor! Levensbeschouwingen over cruciale ethisch-maatschappelijke thema’s." N.a.v. het verschijnen van deze publicatie wordt ook een studiedag georganiseerd op dinsdag 18/11 in Gent. Klik hier voor meer info.
*