De identiteitspolitiek van het verlichtingsdiscours

Van links tot rechts verwijzen heel wat politici en opiniemakers naar ‘de verlichting’ als de basis van ‘de normen en waarden van onze samenleving’. Zo wordt het een soort containerterm voor allerhande concepten als ‘kritisch denken’, ‘vrijheid van meningsuiting’, ‘secularisme’ of ‘de gelijkheid van man en vrouw’. Alleen gaat men niet altijd even consequent om met die containerterm. Het beleid en het discours van sommige politici en opiniemakers kunnen we zelfs omschrijven als een vorm van ‘anti-verlichting’.

Hoewel velen naar ‘de verlichting’ verwijzen alsof de term voor zich spreekt, is het hoegenaamd geen eenduidig begrip. Er waren radicale verlichtingsdenkers, gematigde verlichtingsdenkers en antiverlichtingsdenkers. De eerste groep streed wel degelijk voor universele mensenrechten, maar de tweede groep wou grotere democratische inspraak liever beperken tot sommige groepen en de derde groep vond individuele mensenrechten zelfs een gevaar voor het broze weefsel van de samenleving.

We klopten aan bij Ico Maly om na te gaan hoe je deze verschillende ideologische tendensen ook vandaag nog duidelijk kan zien. In dat gesprek maakte hij duidelijk hoe je de hypocrisie rond het hedendaagse verlichtingsdiscours kan ontmaskeren.

Ico Maly is voormalig coördinator van Kif Kif en werkt op dit moment als docent Digital Media & Politics aan de Tilburg Universiteit. Hij schreef eerder twee boeken over de ideologie van de N-VA en Nieuw-rechts. Recent bracht hij een nieuw boekje uit over de hedendaagse antiverlichting.

Eén van de meeste gekende protagonisten van de antiverlichting was Edmund Burke. Ook sommige hedendaagse politici inspireren zich op zijn ideeën. Jij verwijst op dat vlak vaak naar Bart De Wever. Maar is dat wel zo? Kunnen we effectief een rechtstreekse lijn trekken tussen Burke’s antiverlichtingsideeën en het gedachtegoed van De Wever? Geeft hij dat zelf letterlijk aan of is het jouw persoonlijke interpretatie? 

Het interessante aan de hedendaagse antiverlichtingsdenkers is dat ze bijzonder expliciet zijn. Het eerste zwaarwichtige stuk van Bart De Wever dat ervoor zorgde dat hij stilaan door anderen als een intellectueel werd gezien, was een hommage aan Burke. Hij zegt daarin weliswaar dat hij niet alles overneemt maar voegt eraan toe dat hij er een aantal belangrijke dingen van leerde. Sommige zaken zijn misschien veranderd, zo stelt hij, maar hij vindt het goed om sommige aspecten van Burke’s ideeën wel degelijk ter harte te nemen. Bijvoorbeeld, waar Burke ‘the spirit of gentlemen’ en ‘the spirit of religion’ als kernelementen van de natie zag, is dat volgens De Wever vervangen door ‘the spirit of enlightenment’.

Wanneer we sommige ideeën van een bepaalde denker vandaag verwerpelijk vinden, betekent dat niet per definitie dat we al zijn ideeën moeten verwerpen. Dat zou dus een zeer legitiem punt kunnen zijn van De Wever. Maar volgens jou neemt hij niet louter een kijkje ‘aan de overkant’ om iets bij te leren. Je plaatst hem wel degelijk binnen de antiverlichting. Waarop baseer je dat dan?

Eén van de belangrijkste metaforen binnen het antiverlichtingsdiscours is dat van de natie als een organisme, als iets dat niet maakbaar is, maar dat historisch groeit. De natie wordt dan een op zichzelf staande entiteit die we moeten koesteren. We mogen er niet te veel veranderingen in aanbrengen en al zeker niet te veel nieuwkomers in toelaten. Dat hoor je ook in de retoriek van De Wever. Hij spreekt constant in termen van de natie als een organisme. Migranten veroorzaken volgens hem ‘een ontsteking’ aan dat organisme en dat moet geremedieerd worden.

Dezelfde elementen komen ook terug bij figuren als Thierry Baudet, Trump, Le Pen, Salvini of Francken. Zelfs bij iemand als Jonathan Holslag. Hun denken over mensenrechten zit altijd ingebed in de context van de natie en de wijze waarop we die overeind moeten houden. Het gaat bij hen dus nooit over universele mensenrechten. De Wever zegt daarover expliciet dat we die naïeve, kosmopolitische verlichtingsdromen van wereldburgerschap ondertussen hebben geconfronteerd met de wijsheid van iemand als Roger Scruton – nog zo’n conservatieve antiverlichtingsintellectueel.

Van zodra je mensenrechten en gelijkheid centraal stelt, bevinden alle oplossingen zich op een hoge schaal. Maar het zijn telkens opnieuw dezelfde partijen die zoiets blokkeren.

Je kan het antiverlichtingsdenken dus aftoetsen aan de wijze waarop ze het belang van de natie boven de rechten van individuen plaatst. Schuilt daaronder ook geen specifiek mens- en wereldbeeld dat er van uit gaat dat niet alle mensen gelijk zijn?

Dat zie je inderdaad in de concrete maatregelen die ze naar voor schuiven. Ze zullen zich steevast verzetten tegen maatregelen die grotere gelijkheid beogen. Quota voor vrouwen bijvoorbeeld. No pasaran! Dat vinden ze oneerlijk en zal volgens hen de ‘normale’ dynamiek in de samenleving kapot maken. Of neem nu werkloosheidsuitkeringen. Die willen ze maar al te graag beperken, want anders creëren we zogezegd een hangmatcultuur en is de natie niet langer ‘viriel’, niet langer ‘strijdbaar’. In de woorden van Dries Van Langenhove: “We moeten onze rug weer rechten als Vlaamse jeugd.” Het gaat dus om het idee dat een nadruk op rechten tot een zwakke natie zal leiden en tot het uiteenrafelen van sociale cohesie.

Een heel typisch tegenargument van de rechterzijde zou hier natuurlijk kunnen zijn: “Wat wil je dan? We kunnen toch ook niet zomaar alles aan iedereen geven?”

Dat is zo’n dooddoener inderdaad. Maar de kern van de vraag is natuurlijk welke oplossingen we zullen aanreiken voor de hedendaagse maatschappelijke uitdagingen. Hoe gaan we ze aanpakken? Op welk niveau? En waar zitten de hefbomen? Van zodra je daarover nadenkt heb je meteen door dat alle grote problemen van deze wereld zich op een globale schaal bevinden. Ecologie is een evident voorbeeld. Zeker ook ecologie als een drijfveer van migratie. Zoiets krijg je niet opgelost op Vlaams niveau. Of je hoort sommigen bijvoorbeeld zeggen: “Jullie kosmopolieten organiseren valse concurrentie. Jullie zorgen ervoor dat de Polen hier aan een lager loon komen werken.” Waar zit in dit geval het antwoord? In sociale zekerheid natuurlijk, maar dan minstens op Europese schaal.

Van zodra je mensenrechten en gelijkheid centraal stelt, bevinden alle oplossingen zich op een hoge schaal. Maar het zijn telkens opnieuw dezelfde partijen die zoiets blokkeren. Iemand als Thierry Baudet, bijvoorbeeld, stelt zeer letterlijk dat we moeten kiezen tussen de grenzen van de natie of de mensenrechten.

In aanloop naar de verkiezingen van 2018 schreef De Wever een opiniestuk met als insteek dat we zogezegd moesten kiezen tussen onze sociale zekerheid of het binnenlaten van alle vluchtelingen. Dat was zeer gelijkaardig.

Voila. Je hoort constant dezelfde redenering. En dat is ook waarom ik mijn laatste boek schreef: ik wil mensen helpen om die retoriek te leren herkennen.

Hoe komt het eigenlijk dat mensen dat niet spontaan herkennen? Zoals je het nu schetst is het eerder opzichtig. Waarom kijken mensen er dan toch zo vaak over, ook als ze van zichzelf zouden zeggen dat ze de verlichting hoog in het vaandel dragen en pro mensenrechten zijn?

In de retoriek van de hedendaagse antiverlichting is 'de verlichting' niet langer een strijd van rechten, emancipatie en democratie maar een onderdeel van een identitair waardendiscours.

Hoeveel mensen hebben de boeken gelezen van de filosofen waar ze de mond van vol hebben? Ik vraag me echt af hoeveel mensen in België het werk van, pakweg, iemand als De Condorcet gelezen hebben. Dat zullen er heel weinig zijn. Dus van waar komt dan onze kennis over de verlichting? Sinds de jaren negentig is het een dominant onderwerp in het Westen om onszelf te definiëren. We hebben over de verlichting leren denken als een deel van onze identiteit. Meer nog, we hebben dat in een specifieke context leren doen: “wij zijn verlicht en de migrant – met name de moslim – is dat niet.” Op zo’n moment is de verlichting niet langer een strijd van rechten, emancipatie en democratie maar een onderdeel van een identitair waardendiscours.

Je zag dat heel goed in het voorstel van Patrick Dewael om een preambule toe te voegen aan de grondwet. Die preambule zou een aantal van onze waarden benadrukken – waaronder de verlichting en de mensenrechten. Nieuwkomers en migranten zouden deze dan moeten ondertekenen om hun engagement expliciet te maken. De redenering is immers dat ‘wij’ dat allemaal heel erg normaal vinden, maar ‘zij’ niet. Om de harmonie in onze samenleving te verzekeren moeten we die nieuwkomers dus duidelijk maken waar ‘wij’ voor staan. Kortom: het gaat hier niet over rechten maar wel over waarden die we anderen willen opleggen als verplichting. Het gaat over een soort ritueel waarin we onszelf verkopen als een erfgenamen van de verlichting. En de reden waarom we daar de erfgenamen zouden van zijn, is niet omdat wij bepaalde principes consequent toepassen maar wel omdat we ons verbeelden dat sommige van onze overgrootvaders deel waren van die verlichting. Dat staat natuurlijk haaks op de verlichting want in plaats van een strijd voor verbetering voor elke mens wordt het een kwestie van traditie.

Het gevolg is dat men onwennig of zelfs agressief reageert wanneer iemand werkelijke verlichtingsideeën naar voor schuift. De conventie van Genève? Die moeten we inperken. Een globale verklaring die mensenrechten voor migranten wil garanderen? Neen, die kunnen we niet ondertekenen, want als we hun mensenrechten respecteren zouden er wel eens meer naar hier kunnen komen.

Kritiek op mensenrechten krijg je natuurlijk niet enkel vanuit rechtse hoek. In sommige meer linkse hoeken krijg je soms ook te horen dat mensenrechten een Westerse uitvinding zijn en dat men doorheen een mensenrechtendiscours enkel de Westerse (neo)koloniale dominantie wenst te bestendigen. Wat is jouw antwoord daarop?

We moeten afstappen van het idee dat er zoiets bestaat als een cultuur die inherent ingebed zit in een specifieke locatie of bevolking.

We moeten onze geschiedenis kennen. De globalisering is niet gestart in de 20ste eeuw maar lang daarvoor. Dat zie je goed aan de literatuur van de radicale verlichtingsdenkers. Veel van hun ideeën zijn afkomstig van islamitische en joodse vrijdenkers uit de 16de en 17de eeuw.

Natuurlijk is het ook zo dat bepaalde dominante denkbeelden uit de verlichting mee aan de basis lagen van het kolonialisme. Maar tegelijkertijd waren er ook mensen als Raynal, die als één van de eerste fundamentele kritiek gaf op het kolonialisme in Indië. Zijn werk werd daardoor ook één van de grote inspiratiebronnen voor de revolutie in Haïti.

We moeten dus afstappen van het idee dat er zoiets bestaat als een cultuur die inherent ingebed zit in een specifieke locatie of bevolking. Je kan eenvoudigweg niet zeggen ‘dit is echt Westers en dit niet’. Zo zit de wereld niet in elkaar. Er is steeds een constante uitwisseling van ideeën geweest. Dus laten we over die ideeën praten. Dat lijkt me het belangrijkste.

 

Dit is een klein en verwerkt onderdeel van een gesprek dat je in zijn geheel hieronder als podcast kan beluisteren. In die podcast gaan we dieper in op de oorsprong van de verschillende strekkingen in het verlichtingsdenken en op het feit dat fascistische idealen volledig terug zijn als gevolg van de antiverlichting. We analyseren waarom het rechtse antiverlichtingsdiscours zo gemakkelijk ingang vindt bij een brede laag van de bevolking en we bespreken hoe we een wetenschap van de haalbare alternatieven kunnen ontwikkelen om dat discours te counteren.

Wil je op de hoogte blijven van onze volgende podcasts? Abonneer je dan op Koffie met Kif Kif via Itunes, Spotify, Stitcher of je favoriete podcast app.