De zonden van Vice

Een waarheidsgetrouwe film maken over de voormalige Amerikaanse Vice-president Dick Cheney is niet vanzelfsprekend. Daar waren de makers van Vice zich ook terdege van bewust. De film opent dan ook met een verantwoording: “This is a true story. Or at least as true as it can be, given that Dick Cheney is the most secretive politician in history… But we did our fucking best.

Een 'family man'... maar ook iemand die verantwoordelijk was voor bombardementen en folteringen.

 

Inderdaad. They did their fucking best. Een film die Dick Cheney niet alleen tot leven brengt door de indrukwekkende vertolking van Christian Bale maar die er ook in slaagt om een verhaal te vertellen dat wel eens heel nauw bij de realiteit zou kunnen aansluiten. En die realiteit grijpt naar de keel. Oorlog, foltering en misdaden tegen de mensheid staan centraal in het leven van Dick Cheney. Hij is een spilfiguur in de machtsspelletjes die ervoor zorgen dat een land als Irak zonder reden wordt binnengevallen en uiteengereten. Mede door zijn toedoen zullen 1.000.000 burgers sterven.

De verwoesting van Irak wordt echter al te vaak met een boutade afgedaan als ‘een oorlog om olie’. Het ging echter om meer dan dat. Het ging om het privatiseren van oorlog. Het ging om wat Naomi Klein ooit omschreef als disaster capitalism: geld verdienen aan chaos. In mijn boek Fast Food Fatwa’s schreef ik daarover ooit het volgende: “De schaal van zo’n geprivatiseerde vorm van oorlog werd ondertussen enorm. In 2007 werd de jaarlijkse omzet van de huurlingenindustrie reeds op zo’n 4 miljard dollar geschat. En alleen al een bedrijf als Halliburton haalde 20 miljard dollar binnen aan logistieke projecten in Irak.” In een voetnoot voegde ik daar het volgende aan toe: “Niet onbelangrijk daarbij is het feit dat Dick Cheney, de vicepresident van de VS ten tijde van de Irakoorlog, een voormalig CEO was van Halliburton.”

Donkere kanten

Hoewel de film wil verhelderen hoe het mogelijk is dat de machtigen van de wereld zich op zo’n gore manier kunnen verrijken met het leed van de zwakken, biedt hij geen rechtlijnige verklaring. Adam McKay, de schrijver en tevens regisseur van de film, wil ons geen alles verklarende (samenzwerings)theorie voorschotelen maar net aantonen dat de geschiedenis steeds een kwestie is van mensen – mensen met zowel mooie als donkere kanten. Al zijn die donkere kanten soms wel heel donker.

Dat zorgt voor een eigenaardig evenwicht in de film. Aan de ene kant krijg je te zien hoe ‘normaal’ sommige facetten van Cheney’s leven zijn. Aan de andere kant krijg je te zien hoe sommige van de grootste gruwelen in de recente geschiedenis tot stand konden komen. Aan de ene kant is hij uiteindelijk maar een family man. Een man met een drankverleden, een vader met een gezin en een politicus met ambitie. Aan de andere kant, telkens wanneer je er bijna mee gaat sympathiseren, krijg je beelden te zien van de bombardementen en folteringen waar hij verantwoordelijk voor was.

Maar ondanks deze poging tot balans ga je je toch vooral met Dick Cheney identificeren. En dus niet met zijn slachtoffers. Daar zit dan ook het grootste probleem van de film. Hoe kritisch ook, in sommige opzichten maakt de film exact de fouten die hij wenst aan te kaarten. De ‘ander’ wordt gereduceerd tot ‘collateral damage’ in een verhaal dat in de eerste plaats over Amerika gaat.

Hoe kritisch ook, de ‘ander’ wordt gereduceerd tot ‘collateral damage’ in een verhaal dat in de eerste plaats over Amerika gaat.

Dat valt uitzonderlijk sterk op in de laatste scene. Cheney mag zich rechtstreeks tot de camera richten voor een bewogen eindpleidooi. Zo wordt de kijker van de film op een uiterst directe manier aangesproken en krijgt Cheney de mogelijkheid aangeboden om zijn gedrag te vergoelijken. Die scene wordt onmiddellijk gevolgd door de boodschap dat de beurswaarde van Halliburton met 500% steeg door de Irakoorlog. Dat doorprikt voor een deel de hypocrisie van Cheney’s speech, maar het bezit eenvoudigweg niet dezelfde emotionele impact. Cheney krijgt immers de mogelijkheid om met kordate stem en veel passie uiteen te zetten dat hij misschien harde beslissingen nam, maar dat hij ze enkel nam om zijn medeburgers te beschermen tegen ‘de terroristen’. Niemand dient hem op even directe wijze van wederwoord om te verduidelijken dat hijzelf en de club mensen rondom hem in werkelijkheid de grootste terreurzaaiers zijn.

McKay had ervoor kunnen kiezen om die boodschap niet enkel met gruwel insinuerende archiefbeelden doorheen Cheney’s verhaal te monteren. Hij had ook de 1,5 miljoen slachtoffers van de ‘War on Terror’ aan het woord kunnen laten – ofwel door één van hen filmisch ‘tot leven te wekken’ ofwel door reële familieleden aan het woord te laten. Maar geen van hen krijgt een stem. Integendeel. De enige ‘tegenstem’ in de film is die van de witte, Amerikaanse verteller.

Farao’s en Romeinse keizers

Films als Vice stellen mensen als Dick Cheney uiteindelijk al te zeer voor als ‘gewone politici’ met een groot ego die zich door de omstandigheden laten meeslepen in een hardvochtige ‘realpolitiek’. Maar zo’n invulling maakt hun machtspositie niet voldoende duidelijk. Het lijkt beter om Cheney en zijn omgeving voor te stellen als de hedendaagse farao’s of Romeinse keizers. Met een korte shot alludeert de film daar ook op, maar het idee verdwijnt weer snel in de achtergrond. Doorheen de film wordt daardoor niet voldoende verduidelijkt dat dergelijke figuren ook vandaag met een duim omhoog of een duim omlaag kunnen beslissen of iemand leeft of niet. Meer nog, ging het bij Romeinse keizers om enkele gladiatoren in een arena, dan gaat het vandaag om duizenden en nog eens duizenden volledig onschuldige slachtoffers die vermoord, gefolterd, beschoten en verkracht worden. Hoe ‘real’ de politiek ook is, niets kan zoveel onrecht en mensenrechtenschendingen goedpraten.

Doorheen de film wordt niet voldoende verduidelijkt dat dergelijke figuren in geen enkel opzicht verschillen van Romeinse keizers die met een duim omhoog of een duim omlaag kunnen beslissen of iemand leeft of niet.

In die optiek is het ook bijzonder problematisch dat de film het doet uitschijnen dat een specifieke ideologische strekking binnen de Amerikaanse politiek voor de grote problemen zorgt. Er wordt te weinig in rekening gebracht hoezeer de machtspositie van het Amerikaanse presidentschap op zich problematisch is – los van elke zogezegde ideologische tegenstelling. Want geheel terecht wijst de film op de problematische politieke visie van ‘unitary executive theory’ (‘de theorie van gecentraliseerde uitvoerende macht’). Deze theorie baseert zich op een vergaande interpretatie van een artikel in de grondwet en houdt in dat de Amerikaanse president de volledige controle over de uitvoerende macht bezit. Hij zou zich ook voor geen enkele beslissing of daad moeten verantwoorden. In sommige republikeinse beleidskringen is die theorie inderdaad bijzonder populair. De film laat echter niet zien hoezeer democraten in diezelfde tendens meegaan.

Zo wordt Obama kort in beeld gebracht en wordt zijn democratische beleid als een soort tegenhanger van Cheney’s ideeën gepresenteerd. Nochtans werden de moordende drones in eerste instantie onder Obama ingezet. Daardoor werd tijdens zijn ambtstermijn aan de Amerikaanse president de autorisatie toegekend om eender wie eender waar te laten afknallen zonder ook maar enige vorm van proces. Het gevolg daarvan is dat vandaag iemand als Trump diezelfde beslissingsmacht heeft en dat het gebruik van drones verdriedubbelde – ook in landen waar de VS officieel helemaal niet in oorlog is, zoals Yemen en Somalië.

Oorlog is geen entertainment

Maar net dat is het punt van politieke ‘almacht’: je kan ervoor zorgen dat je nooit geconfronteerd wordt met het lijden dat je anderen aandoet.

Je kan dus wel wat filosofische ‘zondes’ opmerken in Vice. Meer nog, je kan je afvragen of de hele opzet niet van meet af aan gedoemd was om problematisch te zijn. Louter op zijn cinematografische kwaliteiten bekeken, is de film ijzersterk en was hij zijn vele Oscarnominaties waard: gewaagde dramaturgische scenes, fantastische acteerprestaties en een zeldzame kritische blik op het politieke establishment. Het geheel vormt zonder twijfel een gedurfde spreidstand tussen humor, drama, fictie en documentaire. Maar net door die spreidstand krijgt het ook een wat wrange nasmaak. Oorlog is geen entertainment en hoort dat ook niet te zijn. Cheney en zijn trawanten horen niet thuis in de filmgeschiedenis. Ze horen thuis in de gevangenis.

Maar net dat is het punt van politieke ‘almacht’: je kan ervoor zorgen dat je nooit geconfronteerd wordt met het lijden dat je anderen aandoet. En je kan ervoor zorgen dat je er nooit voor aangeklaagd, vervolgd of veroordeeld wordt. 

Dat mag ook het antwoord zijn op diegenen die misschien zullen stellen dat de film een al te progressieve kijk laat zien. Het gaat hier helemaal niet om een politieke ‘mening’. Het gaat niet om zomaar wat jammerlijke gebeurtenissen die je zowel vanuit een rechts als een links perspectief kan bekijken. Het gaat letterlijk om miljoenen slachtoffers – elk met een leven dat minstens even belangrijk was als dat van Cheney. Alleen, over hen worden geen spannende biografische hollywoodfilms gemaakt.