Eén jaar na de dood van Adil: het collectieve trauma

Dit artikel werd een jaar geleden geschreven. Omdat het nu twee jaar geleden is dat Adil overleed, publiceren we het opnieuw:

Vandaag is het een jaar geleden dat Adil werd weggerukt van zijn naasten, na een voor hem fatale politieachtervolging. Zijn tragische dood bracht heel wat teweeg, zowel in het publiek debat, als aan de keukentafels. Of hoe een druppel de emmer doet overlopen.

In tekenfilms, kinderliedjes en kinderverhalen wordt de politie geframed. Ze vangen de boeven, brengen teddyberen terug en helpen iedereen die in nood verkeert. Ze staan symbool voor veiligheid, rechtvaardigheid en bescherming. Het zijn helden. 

Wanneer er kinderen in het spel zijn, wordt er vanzelfsprekend verzacht, verbloemd, gefantaseerd en geliefkoosd. Men gaat ervan uit dat de realiteit gaandeweg wel wordt opgepikt. Elk kind op zijn of haar tempo, of zoals het gedicht ‘Aan een klein meisje’ van Annie M.G. Schmidt het zo mooi verwoordt: 

“Dit is het land waar grote mensen wonen… 
Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.”

Voor sommigen komt die realiteit vroeger én anders binnen dan voor anderen. Laat het me even uitleggen met een aantal uit het leven gegrepen voorbeelden. 

Er wordt aan de keukentafel zwaar gediscussieerd. Je bent nog te jong om het allemaal te begrijpen, maar je pikt het wel op. Er is een vrouw dood omdat iemand haar in een vliegtuig verstikte met een hoofdkussen. En het was de politie, die dat deed. Enkele jaren later gaat het over een man die in het politiebureau sterft onder invloed van amfetamines. Achteraf blijken ze Semira Adamu en Jonathan Jacob te heten.

In diezelfde periode staat je veertienjarige neef huilend aan de deur, hij werd tegengehouden en meegenomen naar het politiebureau omdat hij niet kon bewijzen dat de fiets waarmee hij reed, wel van hem was. Ze hebben hem zo hard in het gezicht geslagen met de vlakke hand dat er een palmafdruk op zijn wang staat. Je grote zus stapt naar het desbetreffende politiekantoor, waar ze bij hoog en laag blijven beweren dat ze je neef nooit gezien hebben. Het verhaal wordt nergens geloofd, behalve aan die keukentafel, waar telkens weer een discussie losbarst. 

Ze sijpelen binnen, de anekdotes. Je begint linken te leggen. Er zijn niet enkel de doden, er zijn ook de overlevers. En de verhalen blijven komen. Het gebeurt traag, maar gestaag.

Zo wordt er een meisje doodgeschoten door een politieman terwijl ze op de vlucht is met haar ouders in een bestelwagen. Haar naam was Mawda Shawri. Je ziet plots je zusje, je nichtje, het dochtertje dat je nog niet hebt, of ooit zou willen hebben. 

Het lijkt meestal hun eigen schuld dat ze dood zijn, want ze waren weerbarstig, hadden drugs genomen, ze zaten in het foute busje. 

En daarom zijn ze dood. 

Je begint je af te vragen of dat wel zo is.

En dan is er dat moment dat je oud genoeg bent om je te realiseren dat de discussies aan de keukentafel geen discussies waren, maar verontwaardigde bijeenkomsten waarin besproken werd hoe de gebeurtenissen een plek moesten krijgen in het dagelijkse leven. Want de mensen die sterven, die lijken wel een beetje op jou, of op mensen die je liefhebt in je familie, sommige van je vrienden, buren, klasgenoten, … 

En eens je dat inzicht hebt, vindt er bij elk nieuwsbericht waarin zo ‘een boef’ gevat werd en sterft, een soort van verdoving plaats in je lichaam, gecombineerd met een diepgewortelde koleire. Je lijf krimpt ineen. Er sluimert een gevoel dat je als kind of tiener niet kan plaatsen, maar als volwassene wel kan benoemen: collectief trauma, een traumatisch psychologisch effect dat gedeeld wordt door een groep mensen van enige omvang, tot en met een hele samenleving. 

Je luistert ineens naar het nieuws met andere oren, want er zijn patronen die telkens terugkeren, en die je intussen hebt leren (her)kennen. Wanneer gaan ze de naam van het slachtoffer door het slijk halen, wanneer wordt er gevoelige informatie uit het dossier gelekt, wanneer gaan er rellen uitbreken die het stigma weer bevestigen, wanneer wordt de zaak geseponeerd? Zal er deze keer iemand in politieke kringen zijn die op je frequentie afstemt, en dat ook allemaal hoort? Of een geleerde? Gaan die zich daar publiekelijk over uitspreken? En zoja, krijgen die dan een giftige storm van verontwaardiging over zich heen? 

En dan zit je aan de keukentafel. Met je grote zus. De kinderen dartelen errond. Je zit al een tijdje officieel ‘in het land waar de grote mensen wonen’. Het zoveelste voorval. Een tiener van 19 werd doodgereden. Hij vluchtte nadat een politiewagen hem achtervolgde. Zijn naam was Adil. Hij was een gewone goedlachse jongen die op zijn voertuig naar zijn vrienden ging, een beetje lol trappen. 

In de media worden hij en zijn broers weggezet als criminelen, banners en graffiti worden verboden en weggehaald, politici die begrip opbrengen voor de jongeren die op straat komen moeten hun mening voor zichzelf houden, want “ze waren op het bewuste moment niet in de buurt.” De rellen krijgen meer plaats in het nieuws dan de tragische dood van Adil.

Je grote zus en jij discussiëren verontwaardigd aan de keukentafel. Haar zoon wil naar het park met zijn vrienden en zij weigert in alle staten: “Adil was niet de eerste, en zal niet de laatste zijn.” Het dringt tot je door dat het woord ‘rolmodel’ plots een nieuwe dimensie krijgt. Je probeert je zus rede in te praten, dat ze overdrijft, dat er niets zal gebeuren, dat hij een gewone goedlachse jongen is die op zijn fiets naar zijn vrienden gaat, een beetje lol trappen … 

Je zus beslist uiteindelijk een kalmeerpil in te nemen wanneer zoonlief de deur uitgaat.
Eén jaar na datum doet ze dat nog steeds. 

“Dit is het land, waar grote mensen wonen.
Je hoeft er nog niet in: het is er boos.”

Ik wens de familie, vrienden, naasten, lotgenoten en betrokkenen alle kracht toe in deze moeilijke periode.



Over de auteur:

Habiba Boumaâza studeerde af als opvoedster, en volgde nadien de opleiding Film- en Videokunst aan de Kunstacademie van Antwerpen. Verschillende audiovisuele kunstprojecten/installaties/workshops/lezingen rond sociale thema's volgden. Als inhoudelijk medewerkster werkt ze voornamelijk rond mensen op de vlucht, mediawijsheid, kunst en kwetsbare groepen. Ze neemt ook de contributors onder haar vleugels.