Taiye Selasi brengt een indringend portret van een uiteengereten familie op een achtergrond van resten diaspora en ruïnes uit een koloniaal verleden.
“And so death. He lies there facedown with a smile on his face. Now the butterfly alights, finished drinking. A spectacular contrast, the turquoise against pink. But unconcerned with this, with beauty, with contrast, with loss.”
Kweku, patriarch van de familie Sai, sterft in Ghana. Hij laat daarbij twee gezinnen achter. Zijn eerste gezin had hij echter jaren geleden reeds verlaten uit schaamte voor een medische blunder waar hij niet verantwoordelijk voor was, maar waar hij wel de schuld van kreeg. Hij verloor zijn job als chirurg in de Verenigde Staten en kon dit niet aan zijn gezin vertellen. Daarom besloot hij te vluchten naar Ghana. Daar begint hij een nieuw leven.
In de Verenigde Staten vernemen Fola, voormalig echtgenote, en de vier kinderen het overlijden van Kweku. Zijn dood brengt pijnlijke herinneringen naar boven en hoewel hij bij aanvang van het verhaal zijn laatste adem uitblaast, blijft zijn aanwezigheid doorheen het boek sterk voelbaar.
Fola stuurt haar oudste zoon, Olu, naar de universiteit waar hij zal afstuderen als chirurg. De tweeling, Kehinde en Taiwo, worden als tieners naar Nigeria gevlogen, ze zullen wonen bij een oom, omdat Fola denkt dat ze er discipline en een goede opleiding zullen krijgen. Later keren ze terug naar de Verenigde Staten om verder te studeren. Sadie, de jongste, blijft bij de moeder wonen.
Allemaal hebben ze littekens die ze voor elkaar verbergen, gaande van eetstoornissen tot (verplichte) incest.
Met ‘Ghana Must Go’ brengt Taiye Selasi een indringend portret van een uiteengereten familie die moeizaam, op een achtergrond van resten diaspora en ruïnes uit een koloniaal verleden, diepe wonden probeert te helen. Daarbij hanteert ze een poëtisch proza die als klankkast fungeert voor de innerlijke monologen van haar personages. We worden hun hoofd binnengeleid, gegidst langs geheimen en nooit uitgesproken gevoelens. Ze beschrijft trouwens op een virtuoze manier de zoektocht naar identiteit en het verlangen naar ‘roots’.
“Whether this house or that one, this passport or that, whether Baltimore or Lagos or Boston or Accra, whether expensive clothes or hand-me-downs or florist or lawyer or life or death – didn’t much matter in the end. If one could die identityless, estranged from all context, then one could live estranged from all context as well.”
Er hangt een sluier van mysterie over het boek die bij elke bladzijde iets meer naar boven wordt getrokken. De spanning wordt langzaam opgebouwd en culmineert eens ze allemaal in Ghana zijn om ‘afscheid’ te nemen van Kweku.
Ik kan enkel de loftrompet steken over ‘Ghana Must Go’, het is een boek dat je met opzet traag leest omdat je niets wil missen en vooral het einde zo lang mogelijk probeert uit te stellen.