Je krijgt gewoon een ruimer zicht op alles wat er leeft en denkt. Je begint meer de eenheid in de dingen te zien. En de verscheidenheid.
Marcus en Manu zijn boeddhisten. In het vorige interview maakten we al kennis met Manu, zoon van een diaken en boeddhistisch consulent en lesgever, gids en voorzanger in de tempel. In dit tweede interview treden we ook in gesprek met Marcus. Marcus is opgeleid als kinesist gespecialiseerd in relaxatietherapie. Hij is lesgever en gids in het Tibetaans Instituut en student theologie.
OK, Marcus, dan richt ik mij nu tot jou. Je ouders, waren die gelovig?
Marcus: Ik ben net als Manu streng katholiek opgevoed. Ik ben ook misdienaar geweest tot mijn 14de. Wij moesten dus ook altijd naar de kerk. Naast de weekendmis ging je minstens nog één keer per week dienen voor de avondmis, met bepaalde feestdagen, witte donderdag, goede vrijdag, enzovoort.
Manu: Ja, je denkt: “Tof, het is vakantie, ik heb vrij!’” Nee nee, om drie uur is het mis…
Marcus: Ik heb twee broers, die dat natuurlijk ook moesten doen. Op het moment dat zij zelfstandig werden en op hun eigen benen wilden staan, zijn ze daarvan weg gestapt. Ons moeder zei ook altijd dat zolang we thuis woonden we ons aan hun gewoonten moesten houden. Eens uit huis, mochten we onze zin doen. Ik denk niet dat we behalve voor de grote feesten zoals een trouw of een communie nog een kerk binnenkwamen. Ik ben nog heel braaf geweest. Bij mij is dat pas begonnen nadat ik getrouwd was. Rond mijn 14de las ik al wel veel, omdat de grote levensvragen bij mij nogal onbeantwoord bleven. Ik botste ook wat op onwil. Dat klinkt nogal dramatisch, maar ik kreeg in elk geval nooit echt een antwoord. Toen ik ging studeren ruilde ik godsdienst in voor de studentenclub. Verder heb ik ook een katholieke vrouw en ben ik dus getrouwd voor de kerk. Omdat zij dat graag wilde en omdat je natuurlijk ook voldoet aan een bepaald verwachtingspatroon.
Hoe ben jij met het boeddhisme in contact gekomen?
Marcus: Bij mij is de klik pas achteraf gekomen. Ik was veel aan het lezen en dan kwam ik op een bepaald moment reisverhalen van Japanners tegen en dergelijke. Osho met de de weg van de witte wolken bijvoorbeeld. Zo kwam ik in contact met dingen waarvan ik dacht:“Dit is mijn ding.” Je leest dat en je bent het ermee eens. Dat dringt dan door en doet iets ontwaken. Vervolgens ben ik in Nederland terechtgekomen in de Gelugpa-traditie, waar ik drie jaar thuisonderwijs volgde. Ze stuurden me dan elke week de cursus en cassettes op. In die traditie is het de gewoonte om eerst te studeren voor je begint met mediteren. Na drie jaar studie mocht ik starten met de praktijk en ben ik uiteindelijk aan het adres in Schoten gekomen. Net als Manu ben ik daar op een woensdagnamiddag binnengewandeld en daar altijd blijven gaan tot vandaag.
Ik merk dat dat studeren bij mij een belangrijke rol blijft spelen. Zo geven Manu en ik bijvoorbeeld samen les, waarbij ik het theoretische stuk geef en Manu het praktische. Omdat voor mij dat theoretische toch belangrijker blijft dan dat praktische. Ik vind dat die twee elkaar afwisselen. En in sommige periodes van je leven ben je veel bezig met studie en heel weinig met praktijk. En op sommige momenten is het omgekeerd. Dat is misschien het verschil. Na zeven jaar in Schoten heb ik een paar keer gevraagd of ik toevlucht mocht nemen. Uiteindelijk gaven ze me toestemming en ben je in principe boeddhist. Ik ga ondertussen al 20 jaar naar de tempel.
Wanneer zet je dan de stap van langsgaan in een tempel naar het boeddhistische pad actief volgen?
Marcus: Dat is een verdieping. Je gaat eerst langs. Je doet in het begin een indruk op die een beetje wereldvreemd is en dan heb je twee mogelijkheden. Ofwel laat je het bij die indruk. Ofwel, en ik denk dat dat in mijn aard lag, blijf je gewoon zoeken. Ik had al drie jaar gestudeerd op teksten en oosterse filosofie waardoor ik wel wat achtergrond had. Ik moest alleen nog de praktijk oefenen, hetzelfde met het maken van een tempeltje thuis. Alles heeft ook enorm veel details. Waarom heeft iets die kleur, op die plaats? Door die tempel voor jezelf te bouwen bouw je je denken ook op. Er is een reden waarom die zo gebouwd is. Er is een reden waarom er draken op staan en geen schildpadden. Er is een reden waarom er skeletten opstaan en geen kinderen. Er is overal een reden voor en daar zoek je elke keer naar. Zo is het gidsen bij mij nog altijd een verdieping. Je komt in aanraking met mensen met andere ideeën, die vragen stellen vanuit een ander perspectief.
Jij studeert nog voor een bachelor Theologie aan de universiteit van Leuven. Hoe ben je daarbij gekomen?
Marcus: Via een rondleiding die ik gaf aan een groep van de faculteit Theologie aan de KU Leuven. Ik zoek altijd naar verbanden: waarom is iets zoals het is? Door die groep studenten werd mijn curiositeit aangewakkerd omdat zij heel andere vragen stelden dan andere groepen. Ook wilde ik die katholieke godsdienst van vroeger een volledige plaats geven. In het boeddhisme wordt er gezegd dat de slechtste reden om naar het boeddhisme te komen is wanneer je de religie waar je vandaan komt niet begrijpt, of wanneer je er kwaad op bent. Je moet een goede reden hebben. Je reden mag niet zijn: ze hebben mij heel mijn leven gepest met naar de mis gaan. Je moet een inhoudelijke reden zoeken. Die was er bij mij, maar ik wilde zeker zijn dat ik daarbij geen fouten maakte. Zo ben ik aan die opleiding gestart. Zo kan ik het geloof van thuis langs de ene kant een plaats geven en kan ik langs de andere kant ook de raakvlakken met het boeddhisme vinden. Een beetje kijken van wat loopt er gelijk en wat niet.
Naast de opleiding Theologie heb ik ook een cursus postgraduaat gevolgd met het oog om les te geven als het boeddhisme erkend zou worden. Er is ook een Boeddhistische Unie opgericht. Die unie heeft als enig doel om als spreekbuis voor de boeddhisten in België te dienen. Sommigen zijn daar meer voorstander van dan anderen. Maar als het boeddhisme erkend zou worden als religie, dan heeft men ook leerkrachten nodig om les te geven in scholen. Uiteindelijk is die erkenning er nog niet gekomen.
Manu: De overheid blijft denken in katholieke termen. Er is een nieuwe religie in België, en eigenlijk is die er al lang. Maar wie zijn daarbij nu de aartsbisschoppen, de paus, enzovoorts?
Verwacht de overheid een zekere hiërarchie vooraleer men een erkenning wil toewijzen?
Manu: Ze willen een aanspreekpunt. Maar in het zenboeddhisme alleen heb je al minstens drie verschillende scholen. Dan heb je de Thaise boeddhisten, de Vietnamese boeddhisten, de Chinese boeddhisten. Je hebt de westerse boeddhistische orde. Je hebt Tibetaanse boeddhisten die ook verschillende scholen hebben. Dus wie is er het aanspreekpunt? Niemand. Sommige mensen zeggen dat de Dalai Lama de baas is van alle boeddhisten, maar dat is niet zo.
Dus eigenlijk is vooral het gebrek aan een algemeen aanspreekpunt het probleem?
Manu: Ja, en geld natuurlijk ook.
Marcus: Ik denk dat de laatste keer de erkenning wel rond was. Dat er een politiek draagvlak was, maar dat er op dat moment financieel niet genoeg middelen voor handen waren. Dan hebben ze vanuit de Boeddhistische Unie gezegd: “Erken ons dan, zonder ons subsidies te verlenen. Dan kunnen wij wel al officieel leerkrachten inzetten en dergelijke.” Maar we leven in België en in België kan je als religie niet erkend worden zonder subsidies te krijgen. Als ze de godsdienst erkennen, krijg je sowieso subsidie. Maar omdat ze op dat moment geen financiële ruimte hadden konden ze ons ook niet erkennen. Het had dus gekund. Maar ik zeg het, eigenlijk liggen er niet veel mensen wakker van die erkenning.
Manu: Het zijn ook gemakkelijke mensen, boeddhisten, op dat vlak.
Marcus: Een erkenning in België brengt natuurlijk wat met zich mee. Omdat ze verwachten dat elke levensbeschouwing in België dezelfde hiërarchische structuur aanneemt. En binnen het boeddhisme heb je die niet. Alles is je eigen verantwoordelijkheid. Je hebt niemand die de verantwoordelijkheid ervoor opneemt. Binnen de kerk neemt de paus de verantwoordelijkheid voor de hele piramide die eronder valt. Maar binnen het boeddhisme staat iedereen eigenlijk op zichzelf. Maar in België is die hiërarchie in levensbeschouwing er altijd geweest. Wanneer mocht men bijvoorbeeld een land koloniseren? Je mocht een land koloniseren op voorwaarde dat het geen godsdienst had zoals wij. Want als ze geen godsdienst hadden, zoals wij, dan was het koloniseren van die bevolking een stap vooruit. Iets wat geen paus, bisschoppen, priesters heeft kan niet religieus zijn.
Manu: Plus het christendom, of de katholieke kerk, heeft altijd de nood gehad om mensen te overtuigen en katholiek te maken. In het boeddhisme is niemand geïnteresseerd om iemand een boeddhist te maken. Niemand is geïnteresseerd om die groep groter te maken. Daarom zit daar ook veel minder drive achter de idee dat wij moeten erkend worden want we moeten heel de wereld overtuigen dat wij gelijk hebben. Nee, het boeddhisme zegt dat elke andere overtuiging even veel waard is als die van ons.
Marcus: Dat wegen wij ook heel sterk af tijdens onze rondleidingen. Wij hebben een basistekstje waarop de rondleidingen gebaseerd zijn. Dat is ook het enige moment waarop er informatie gegeven wordt waar niet expliciet naar wordt gevraagd, omdat we ervan uitgaan dat als mensen langskomen ze graag willen weten wat er allemaal gebeurt in de tempel. Maar daar is ook het achterliggende idee belangrijk. Geef je een rondleiding om mensen warm te maken voor boeddhisme of om mensen informatie te verschaffen?
Marcus: Ook een groot probleem met westerlingen is dat ze soms zeggen: “Ik wil boeddhist worden, wat moet ik doen?” Maar in het boeddhisme moet je niets. Je schoenen uitdoen als je de tempel binnengaat. Dat wordt geapprecieerd. Voor de rest moet je niets. De lama’s zullen in het beste geval zeggen: “Als je op weg wilt gaan, zou dat een goed begin kunnen zijn.” Ze zullen ook zeggen: “Algemeen wordt aangenomen dat dat een goed begin is. Maar vanuit een andere hoek, is iets anders misschien een beter begin.” Niemand controleert je daar ook op. Er is niemand die zegt: “Je hebt nu toevlucht genomen, nu moet je minstens elke dag mediteren.” Al die dingen blijven je eigen keuze.
Besteed jij veel tijd aan ‘op weg zijn’, Marcus? Hoeveel uur per dag ben jij daar ongeveer mee bezig?
Marcus: Heel de tijd eigenlijk. Ik merk ook dat je, als je bijvoorbeeld in de les zit, alles wat ze zeggen automatisch terugkoppelt. Je hebt je denkkader, je horizont, en je krijgt automatisch een versmelting met wat daarin zit. Je begint ook te beseffen dat je een boeddhist bent met een katholieke achtergrond. Ook dat denkkader zit er nog in. Maar ondertussen ben je op weg, en je merkt dat je alle nieuwe invloeden een plaats geeft. Persoonlijk vind ik het een uitdaging om elke keer nieuwe en betere inzichten te verwerven en dat je die ook toepast in je leven.
Dus het helpt je om je eigen levensfilosofie uit te werken?
Marcus: Ik denk dat je gewoon een ruimer zicht krijgt op alles wat er leeft en denkt. Je begint meer de eenheid in de dingen te zien. En de verscheidenheid. Doordat je de eenheid in die verscheidenheid ziet, kun je er dingen samenbrengen die daarvoor niet samen te brengen waren.
Manu: Op praktijkniveau veranderen er ook zaken. Je hebt je theoretisch niveau, en je hebt je praktisch niveau. In het boeddhisme is het zo dat de mensen die lesgeven ook echt leven zoals ze het vertellen. Hoe meer je stijgt op theoretisch niveau, hoe meer je stijgt op praktisch niveau. Je leert elke keer bij. In de Tibetaanse filosofie is het zo dat je op zoek gaat naar mensen die je je fout kunnen tonen. Want dat is de enige manier om jezelf te verbeteren. Die fout is dan bijvoorbeeld een verkeerd inzicht.
Marcus: Bijvoorbeeld rond de eigen verantwoordelijkheid. Als je de straat langs het zebrapad wilt oversteken en je ziet een auto aankomen en je denkt van: “Ik ben in mijn recht, dus ik steek over.” Als de auto niet stopt en je wordt aangereden, dan kijken ze meestal naar hoe het in de wet staat en hoe het is afgesproken. In het boeddhisme zeggen ze: “Kijk eerst naar wat je eigen aandeel is.” Uiteindelijk heb jij besloten om over te steken. Er is een zebrapad, maar jij hebt beslist dat je die ene wet gaat volgen die zegt: “Als ik daar oversteek, dan mag die mij niet aanrijden.” Maar als je erbij nadenkt, weet je wel dat als die auto niet stopt, omdat hij je bijvoorbeeld niet gezien heeft, jij verlamd kunt raken.
Manu: Empathie is ook belangrijk. Als je zelf met de auto hebt gereden, kan je je veel beter inleven in de positie van de andere. Vanuit de auto zie je een groepje voetgangers niet als het donker is en ze donkere kleren aanhebben. Als je zelf de voetganger bent, zie je alles goed.
Marcus: Als je morgen ruzie hebt met iemand, wat is daar de basis van? Op die manier kan je alles veel sneller relativeren.
Manu: In het boeddhisme wordt er ook gekeken naar waarom mensen kwaad op je zijn. Die mensen zijn 100 procent in hun recht. Want als jij boos bent op iemand anders, dan heb je hetzelfde gevoel dat je dat met recht bent. Die persoon heeft net hetzelfde gevoel. Sommige dingen zijn niet goed te maken. Of het is net alsof je een blad papier verfrommelt en het daarna terug glad probeert te strijken zoals het daarvoor was. Dat gaat niet. Maar je leert dat, als je kwaad bent, een aantal emoties ervoor zorgen dat je verblind wordt. Dus je moet eigenlijk compassie tonen in plaats van boos terug te zijn. Daaruit leren. Dat is ook een deel van de praktijk.
Marcus: Soms lukt dat, soms lukt dat niet. Maar zelfs als het niet lukt, merk je achteraf dat je denkt van: “Daarop had ik eigenlijk anders moeten inspelen.” En daar start het eigenlijk.
En dat is iets wat jullie uit het boeddhisme halen?
Marcus: Als wij puja (rituelen waar men gebeden en teksten reciteert, visualisaties doet) doen, ben je eigenlijk jezelf aan het overtuigen dat je bepaalde kwaliteiten kan hebben. Dat je na verloop van tijd zo doordrongen bent van die kwaliteit van het mededogen dat je die ook gaat toepassen. Als ik vroeger een mier over tafel zag lopen, dan drukte ik die plat. Als er nu een mier over de tafel loopt, dan probeer ik die er vriendelijk af te halen. Ik sla ze niet meer dood. Je merkt ook na een tijd dat je daar niet meer bij moet nadenken, maar dat je dat automatisch doet. Wanneer je je dat gedrag echt eigen maakt dat je na een tijdje een beter iemand wordt. Dat je gewoonten neigen naar dat ideale kader.
Manu: Boeddhisme gaat ervan uit dat alle kwaliteiten in iedereen aanwezig zijn. Dus tussen Boeddha en een mens is er op dat vlak geen verschil. Het christendom daarentegen vertrekt van het idee dat iedereen is geboren met de erfzonde. Dus iedereen is bezoedeld. Er valt niet veel aan te doen. En wat je ook gedaan hebt, als je te biechten gaat, dan ben je er vanaf. In het boeddhisme gaat dat anders. Wat je ook gedaan hebt, dat komt altijd terug. Als je naar de hemel spuwt, het komt terug in je gezicht. Je kunt doen wat je wilt. Maar alle kwaliteiten zijn aanwezig, alleen moeten we ze eruit krijgen. En als wij rituelen doen of puja’s, dan gaan wij ons op verschillende kwaliteiten fixeren en gaan we die groter maken. Hoe meer aandacht je geeft aan kwaliteiten, hoe groter die kwaliteiten worden. Het lukt nu misschien niet, maar ik weet dat ik lief en vriendelijk kan zijn. Dat is heel anders dan te vertrekken van het idee dat je door en door slecht bent.
Jullie gidsen alle twee. Zijn er nog zaken die jullie allebei doen?
Marcus: Ja, wij geven ook les alle twee, aan de beginnelingen in de tempel in Schoten. Daar zijn we mee gestart omdat er een vraag was bij de nieuwe instroom van mensen en zelfs bij de mensen die al jaren bezig waren. Die bleven met vragen zitten die ze niet meer durfden te stellen. Het is aan de ene kant zuiver theoretische kennis en aan de andere kant de basispraktijk.
En wat houdt dat dan juist in, die basispraktijk?
Marcus: Bijvoorbeeld waarom buigen mensen drie keer als ze de tempel binnenkomen? Mensen denken dan: “Tof, drie keer buigen.” En na drie jaar weten ze nog niet waarom men drie keer buigt. “Maar ik kan het nu toch niet meer vragen?” Ik heb zelf soms ook nog vragen waarvan ik denk: “Ja, dat is wel handig om te weten.”
Manu: Rond Kerstmis komt er op elke tafel een boomstam, ofwel in ijs, ofwel in taartvorm. Waarom eten we dat op dat moment en niet half april? Omdat iedereen dat doet? Waarom doen we dat?
Marcus: Waarom hangen wij lichtjes in een boom?
Manu: Het is pas wanneer je mensen met een andere cultuur in huis krijgt dat je vragen krijgt over waarom je bepaalde dingen doet. Er wordt verondersteld dat iedereen dat weet.
Marcus: De etiquette, hoe zijn die gewoontes begonnen? Waarom ligt je vork links en je mes rechts? Er is voor alles een reden. Etiquette diende om boeren van adel te onderscheiden. Want een boer die had geen etiquette. Dus als iemand binnen kwam en die volgde etiquetteregels bij het eten, dan wist je dat die persoon wat hoger op de sociale ladder zat. Etiquette diende om onderscheid te maken. Maar zo zijn er heel veel dingen. In Azië ga je nooit hoger zitten dan de persoon die je respecteert. Zelfs als die persoon je aanbiedt om hoger te gaan zitten, dan nog probeer je daaraan te ontsnappen. Hetzelfde met buigen. Je buigt als je eerbiedig bent, altijd dieper dan de persoon die voor je staat. Alles heeft een uitleg. Dat is bij ons juist hetzelfde. Alleen liggen wij niet vaak meer wakker van de uitleg erachter. En dat is het leuke met mensen die bij een andere godsdienst gaan. Want wij stellen alle kleine dingen in vraag. Soms moeten de lama’s zelf gaan zoeken waarom ze bepaalde dingen precies doen.
>>> Lees meer interviews in het Dossier 'Levensbeschouwing & Superdiversiteit'