Het federaal regeerakkoord over discriminatie, racisme en diversiteit

Het nieuw federaal regeerakkoord biedt kansen om te werken aan ongelijkheid op basis van afkomst, genderidentiteit en (anders)validiteit. Biedt het regeerakkoord daadkrachtige oplossingen of blijft het bij enkele vage bewoordingen? Een analyse.

Het nieuwe federaal regeerakkoord biedt kansen om te werken aan ongelijkheid op basis van afkomst, genderidentiteit en (anders)validiteit. Een aantal hoognodige hervormingen, zoals praktijktesten, processen rond dekolonialiteit en intersectionaliteit, ontbreken jammer genoeg in het regeerakkoord. Verder blinkt het regelmatig uit in vaagheid die in de praktijk het verschil kan maken tussen een krachtdadig antidiscriminatiebeleid en window dressing.

Vanzelfsprekend wordt er minder nationalistische, xenofobe en culpabiliserende taal gebruikt door de nieuwe regering. Dat is een verademing, maar woorden moet natuurlijk omgezet worden naar daden. En het is misschien ook wel makkelijk scoren na de regering Michel I, die zich door de invloed van sommige regeringspartners regelmatig verloor in ronduit racistische communicatie en beleid, met als triest hoogtepunt de heisa rond het VN-migratiepact, die het hondenfluitje ‘Marrakesh-pact’ meekreeg.

Bovendien zal de federale regering om zijn programma rond gelijke kansen te kunnen uitvoeren moeten kunnen rekenen op de goodwill van de Vlaamse regering. Zeker omdat er in het regeerakkoord veel eieren worden gelegd in de mand van de Interministeriële Conferentie voor Racismebestrijding. Een startnota daarvoor die onlangs werd goedgekeurd, bevat nog heel wat onduidelijkheden, ook wat betreft de rol die het middenveld daarin krijgt. Belangrijke punten zoals praktijktesten, politiegeweld en het hoofddoekenverbod ontbreken vooralsnog. 

In samenspraak met alle relevante actoren, wordt er een interfederaal actieplan opgesteld en uitgevoerd tegen racisme, onverdraagzaamheid en alle vormen van discriminatie zoals vermeld in de verschillende antidiscriminatie- en antiracismewetgeving. Het betreft een toekomstgericht plan met meetbare doelstellingen, een tijdschema voor zijn uitvoering, en een concrete uitwerking van verantwoordelijkheden. Voor elke actie worden de nodige middelen gegarandeerd.

Verder wordt in het regeerakkoord gesproken over een evaluatie en eventuele aanpassing van de bestaande antidiscriminatie - en antiracismewetgeving en komt de strijd tegen (online) discriminatie- en haatmisdrijven in het Nationaal Veiligheidsplan. 

De regering maakt er een punt van om de verschillende gelijke kansencentra (Unia, het nieuwe Nationale Mensenrechteninstituut en het Instituut voor Gelijkheid van Mannen en Vrouwen) te benoemen in haar regeerakkoord en hun belang te benadrukken. Beloftes van performantie, efficiëntie en onafhankelijkheid worden echter niet geconcretiseerd met cijfers, voorstellen of beloofde middelen.

Verder benoemt de regering in haar programma de verschillende doelgroepen die baat moeten hebben bij een gelijkekansenbeleid. Er wordt echter geen aanzet gegeven om ook na te denken over discriminaties op de kruispunten. Met andere woorden: er wordt geen aanzet gegeven tot een intersectioneel beleid. Hierdoor loopt de regering de kans om de meest kwetsbaren over het hoofd gezien. Er kan eventueel gehoopt worden dat dit inzicht naar boven komt als er, zoals aangekondigd, werk wordt gemaakt van de evaluatie en eventuele aanpassing van de bestaande antidiscriminatie- en antiracismewetgeving.

Opvallend is dat de federale regering geen vermelding maakt van het nieuwe Europese actieplan tegen racisme dat in september jongstleden werd gelanceerd. Het plan werd nochtans enthousiast onthaald door het Europese middenveld als effectief breekijzer tegen racisme en discriminatie in de lidstaten, op voorwaarde van een effectieve opvolging en omzetting door nationale overheden. Er moet dus uitgekeken worden hoe de regering De Croo I de aanbevelingen uit het actieplan zal volgen. 

Belangrijk is ook om te kijken naar wat er gebeurt bij politie en justitie. De laatste maanden toonden nog maar eens aan dat grote hervormingen nodig zijn om het structureel racisme bij onze veiligheidsdiensten aan te pakken. De dood van Adil C. in Brussel na een achtervolging door de politie, het politiegeweld in de volkswijken tijdens de lockdown, de tragedie en bijhorende doofpotaffaire rond het overlijden van Jozef Chovanec en de racistische uitlatingen van duizenden agenten in Facebookgroepen maken het duidelijk: een beleid rond racisme, de bijhorende zwijgcultuur en verantwoording naar de burger dringt zich op. Meer dan 10.000 mensen kwamen daarvoor op straat in juni, maar de regering De Croo I heeft hen niet gehoord. Zelfs een beleid rond etnisch profileren, dat veel linkse partijen al beloofden tijdens de verkiezingscampagne van 2018, komt er niet. Ze blijft op dat gebied hangen in een diversiteitsverhaal dat een rechtenverhaal zou moeten zijn. De belofte van een zero tolerance voor het misbruiken van het geweldsmonopolie door een vlottere afhandeling van tuchtzaken lijkt een maat voor niets, omdat het een van de vele controlemechanismen zijn die vaak hun doel voorbij schieten wegens een totaal gebrek aan onafhankelijkheid. Er wordt daarentegen veel aandacht geschonken aan geweld tegen de politie. 

Het beleid tegen radicalisering, waarvan tot in den treure bewezen is dat het vooral moslims viseert en in grote spanning staat met het recht op vrije meningsuiting, privacy en vrijheid van godsdienst, wordt simpelweg verdergezet. 

Het is nu wachten op de beleidsnota van staatssecretaris Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit Sarah Schlitz (Ecolo). Ze zal nog veel werk hebben om de nodige concretiseringen en waarborgen in te voeren als ze daadwerkelijk het verschil wil maken. 

 

Foto: © Ivo Shimwa/StampMedia