Het recht van de sterkste: de basis van onze beschaving?

In zijn laatste opiniestuk in De Tijd omschreef Bart De Wever omschreef keizer Augustus als "aartsvader van onze beschaving" en hield zo een onverholen pleidooi voor het recht van de sterkste.
Het recht van de sterkste: de basis van onze beschaving

Als zo’n taal geen rillingen over de rug van vele Vlamingen doet rollen, wat dan wel?

 

Dat Bart De Wever niet enkel de voorzitter, maar ook de ideoloog is van de N-VA, hoeft natuurlijk weinig betoog. Maar als zijn laatste opiniestuk in De Tijd, tekenend is voor de ideologie van zijn partij, dan moeten velen zich daar toch wat ongemakkelijk bij voelen. De wijze waarop hij Keizer Augustus beschrijft als “de aartsvader van onze beschaving”, moet toch heel wat wenkbrauwen doen fronsen, zowel binnen als buiten die partij.

Ideologische geschiedschrijving

In het opiniestuk wordt de oude keizer Augustus geroemd om allerhande aspecten van zijn staatsmanschap zoals het verzekeren van rechtszekerheid voor burgers, de aanpak van corruptie, de uitbouw van een postnetwerk, versterking van de brandweer en investeringen in politiediensten – een lange opsomming die alleen maar bewondering kan oproepen. Naast heel wat vragen. Want niet alleen staat die opsomming bol van de anachronismen, een wat grondigere analyse van de geschiedenis (zoals Loonis Logghe, onderzoeker Antieke Geschiedenis aan de UGent, dat doet in zijn tegenstuk op De Wereld Morgen) laat al gauw zien dat sommige van die hervormingen helemaal niet in teken stonden van het publieke goed en veeleer pogingen waren om zijn macht te verzekeren.

Discussies over de precieze intentie en resultaten van Augustus’ politiek laat ik echter graag over aan de historici. Waar het me meer om gaat is de ideologische besluiten die Bart De Wever uit zijn zeer persoonlijke lezing van de geschiedenis haalt. Zijn uiteindelijke conclusie luidt immers dat “Rome onder Augustus meer naar een meritocratie evolueerde dan naar een aristocratie.” Anders gezegd: Augustus voerde een beleid van mogelijkheden om kansen te grijpen – wat natuurlijk naadloos aansluit bij de meermaals herhaalde visie van de N-VA.

Aristocratie, meritocratie, democratie

Maar laat net dat idee van een meritocratie vandaag de dag bijzonder problematisch zijn. Een meritocratie is helemaal niet zo vanzelfsprekend. We weten bijvoorbeeld maar al te goed dat het idee van meritocratie voor allerhande sociale en psychologische uitwassen zorgt wanneer constante prestatiegerichtheid een absolute norm wordt van de samenleving. Daarnaast heeft een echte meritocratie nooit bestaan. Integendeel, zoals menig historicus, socioloog en politicoloog ons kan vertellen, probeerden en proberen bestaande socio-politieke onevenwichten zichzelf steeds opnieuw te bestendigen waardoor het idee van ‘de mogelijkheid om je kansen te grijpen als je maar wil’ veelal een fabel is. In de praktijk is het onderscheid tussen een meritocratie en aristocratie helemaal niet zo groot. Wie rijk is heeft kansen te over, wie arm is kan ze zich niet veroorloven. Vaak is er daarom een expliciete interventie nodig om kansarmoede te doorbreken en volstaat ‘merite’ geenszins.

Het wordt echter nog veel problematischer wanneer De Wever zijn respect laat blijken voor Augustus’ politieke verwezenlijkingen omdat het “een man was die inzag dat echte, blijvende verandering slechts door evolutie tot stand kon komen. Stap voor stap verwierf hij de algehele macht, maar hij zorgde er daarna voor dat hij zijn feitelijke monarchie verpakte in een geleidelijk en zorgvuldig uitgewerkt regime dat de elite voldoende carrièrekansen en zelfrespect bood; dat in zijn zelfrechtvaardiging voortdurend verwees naar de oude, republikeinse waarden; dat vrijheid van meningsuiting tolereerde en dat oog had voor de instemming van het volk voor het gevoerde beleid.”

Als zo’n taal geen rillingen over de rug van vele Vlamingen doet rollen, wat dan wel? In het hele opiniestuk geen woord over democratie. Geen woord over zorg voor diegenen die uit de boot vallen. Geen woord over mensenrechten. Maar wel dit: Augustus is een fantastische man omdat hij op een slinkse manier de algehele macht naar zich toetrok. Augustus is een fantastische man omdat hij er voor zorgde dat de elite van die macht kon meeprofiteren. En Augustus was een fantastische man omdat hij een bepaald waardekader wist op te leggen. En wat de rest van ‘het volk’ betreft, wel ja, haar mening werd getolereerd en door een juiste verpakking gaf men aan het volk het gevoel dat ze met het beleid kon instemmen.

Woordenkeuze

Een te verwachten tegenwerping is natuurlijk dat ik De Wever hier verkeerd interpreteer. Misschien wil hij helemaal niet doen uitschijnen dat Augustus het volk ‘koest hield’. Misschien wil hij daarentegen net aangeven dat Augustus een groot man was omdat hij vrije meningsuiting hoog in het vaandel droeg. Maar mocht dat, ondanks de historische incorrectheid, inderdaad zijn wat Bart De Wever wil laten verstaan, dan nog is zijn woordkeuze bijzonder beangstigend. Men leest immers enkel woorden zoals “zelfrechtvaardiging”, “tolereren” en “instemming” en nergens vind je termen terug zoals “debat”, “luisterbereidheid” of “inspraak”.

Op zich was het natuurlijk al eigenaardig om Augustus als “aartsvader van onze beschaving” te omschrijven, maar de reden waarom dat zo zou zijn, roept nog veel meer vragen op. Wie het opiniestuk leest, krijgt vooral een lofzang voorgeschoteld van een historisch figuur die goed wist hoe hij een sterke leider moest zijn, die de teugels stevig in handen kon houden, die de rijken de kans gaf om rijk genoeg te blijven en die de armen bijzonder patriarchaal behandelde. Of hoe ‘het recht van de sterkste’ plots wordt afgeschilderd als de basis van onze ‘beschaving’.