Hoe banken instellingen van moslims viseren

"De bank zet deze mevrouw gewoon te kijk als een terrorist,” aldus de advocaat van een cliënt van de ABN AMRO. De bank wilde de relatie met haar verbreken omdat ze niet kon bewijzen niets met terrorisme te maken te hebben. Dit is het tweede deel van de serie over surveillance waarin ik bekijk hoe moslims in Nederland worden benaderd door de overheid als ‘problem-space’ in relatie tot veiligheid en hoe veiligheid als ‘problem-space’ wordt gerelateerd aan moslims.

In dit tweede deel gaan we de financiële surveillance bekijken. Deels op basis van reeds aanwezige informatie en deels op basis van eigen onderzoek. Ik ga eerst in op het algemene kader, vervolgens behandel ik enkele casussen waarbij ik eerst bekijk hoe surveillance bijdraagt aan indirecte discriminatie en vervolgens ga ik in op het fenomeen derisking.

Op deze manier wordt duidelijk dat het moslims moeilijk of zelfs onmogelijk gemaakt kan worden om hun financiën via banken te regelen. Juist in een periode waarin er toenemende politieke druk is op moskeeën om financieel transparant te zijn, zet dit islamitische organisaties en mogelijk ook individuen geheel klem.

Monitoring als publiek-private samenwerking

Ook de financiën van burgers worden gemonitord met als legitimering dat het gaat om terrorismebestrijding. Het gaat hier om publiek-private samenwerking om bestrijding van terrorismefinanciering tegen te gaan, aldus de NCTV: “We laten financiële tegoeden van (potentiële) terroristen bevriezen en gaan financiering van terroristen tegen. Hiervoor is nauwe publiek-private samenwerking nodig met banken, verzekeraars.”

Om die publiek-private surveillance mogelijk te maken, werd in Nederland een Financieel Expertise Centrum (FEC) opgericht en een Convenant Terrorismefinanciering Taskforce, waarin ABN AMRO, ING, Rabobank, Volksbank, Aegon, OM, Politie, Financial Intelligence Unit (FIU-NL, onderdeel van de AIVD) en FIOD met elkaar samenwerken. Maar ook De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten spelen hier een rol.

Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam hebben uitgebreid onderzocht hoe dit beleid werkt in de periode 2013-2016. Zij stellen vast op basis van eigen en ander wetenschappelijk onderzoek dat de effectiviteit van dit beleid amper onderzocht is en ook heel moeilijk vast te stellen is.

In de context van de oorlog in Syrië wordt het financieel ondersteunen van Syriëgangers gezien als een vorm van terrorismefinanciering. Uit de verschillende verhalen die ik in mijn onderzoek (samen met collega Maria Vliek) heb verzameld blijkt dat ook de financiën van burgers die als mogelijke jihadist worden gezien, worden aangepakt. Dit betekent dat het moeilijk wordt gemaakt om rekeningen te openen en geld te sturen. De vervolging van ouders van Syriëgangers die geld naar Syrië gestuurd hebben, hebben velen ook zeer terughoudend gemaakt om dit te doen. Maar het heeft anderen juist aangespoord om te volharden in het vinden van en creëren van alternatieve kanalen.

Contacten met andere, niet-jihadistische, individuen en organisaties lijken erop te wijzen dat de financiële aanpak een veel bredere uitwerking heeft dan degenen die gezien worden als (mogelijke) jihadist. In mijn onderzoek ben ik een paar voorbeelden tegengekomen.

Surveillance en indirecte discriminatie

Op 22 juni 2006 deed het College voor de Rechten van de Mens een uitspraak in een zaak die was aangespannen tegen Bunq bank: “Bunq B.V. discrimineert op grond van godsdienst door religieuze organisaties niet de mogelijkheid te geven om een zakelijke rekening te openen.” Zie over dezelfde zaak ook de analyse van Stichting Meld Islamofobie, 'De Bunq-casus. Zo ziet institutionele islamofobie eruit'.

Wat was hier gebeurd? Een jongeman wilde een zakelijke rekening openen bij Bunq voor zijn nieuwe onderneming gericht op het verspreiden van islamitische kennis. Hij ontvangt de volgende afwijzingsmail: “Your company was indeed denied for being a religious organisation and it falls out of acceptance policy. It concerns to every single religion. This is in line with our current acceptance policy and risk profile and is because we are still a relatively young player in the market. This can however change in the future so if you like we can let you know when that is the case.”

“In politieke en maatschappelijke debatten wordt al jarenlang één religie in het bijzonder geproblematiseerd en geregeld in verband gebracht met terrorisme en radicalisering: de islam”

Nadat de zaak daar aanhangig was gemaakt stelde het College voor de Rechten van de Mens dat “direct onderscheid op grond van godsdienst verboden is, tenzij er een wettelijke uitzondering bestaat.” De bank beroept zich daarvoor op op bestaande wetgeving gericht op het voorkomen van witwassen en financiering van terrorisme (Wet op financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)) Maar die wet verplicht niet tot "het zonder nader onderzoek uitsluiten van individuen of organisaties van een zakelijke rekening, enkel op grond van het feit dat zij een godsdienst aanhangen of vertegenwoordigen. Er is geen wettelijke uitzondering en het door Bunq gemaakte directe onderscheid op grond van godsdienst is dan ook verboden.”

Want inderdaad: Bunq bracht religie indirect in verband met terrorisme. Religie zou (met andere overtuigingen) een “buitensporig risico” met zich meebrengen.

Stichting Meld Islamofobie, dat uitgebreid aandacht besteedde aan de casus wijst erop dat hier wel degelijk sprake is van een institutionele vorm van islamofobie, ook al stelt Bunq niet specifiek moslims te viseren.

De politiek-maatschappelijke context

Stichting Meld Islamofobie maakt hier een belangrijk punt. Sinds de jaren ’90 en in sneltreinvaart na 2001 en 2004 heeft Nederland een antiradicaliserings- en terrorismebestrijdingsapparaat in het leven geroepen waar je u tegen zegt. Van strafrechtelijke tot bestuursrechtelijke maatregelen, van een Nationaal Coordinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) tot de uitbreiding van de bevoegdheden en menskracht van de AIVD, tot aan preventieve maatregelen in zorg, cultuur en onderwijs (ja ook basisonderwijs). 

Dat gebeurt mede tegen de achtergrond van en als uitkomst van politieke debatten waarin islam, migratie en geweld steeds nadrukkelijker over een breed politiek spectrum werden geconstrueerd als strijdig met veiligheid, Nederlandse identiteit en de rechtsstaat. Zo werden de bevoegdheden van de staat enorm uitgebreid evenals de technologische mogelijkheden van politie en AIVD. De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) maakt deel uit van dat surveillance- en veiligheidscomplex.

In het geval van financiële surveillance kunnen we spreken van een publiek private samenwerking. Het zijn de banken die hier overheidswerk doen en het is de wet die mede bepaalt welke vragen de moeite waard zijn om te stellen. En dat is nogal wat, zo blijkt uit de casus van stichting ISOOK. Nadat eerder de ING de bankrelatie al opzegde, deed ABN AMRO dat onlangs ook.

In 2018 gaat de stichting verder met ABN AMRO. Op 17 september 2019 vraagt die bank aan ISOOK om opheldering over geldstromen. De bank wil onder meer weten hoe de moskee tot contante stortingen komt van één keer 55.000 en één keer 16.500 euro. Sommige stortingen bestaan bovendien uit veel briefjes van 50 euro. De bank wil ook meer informatie over het vermogen van bijna 1,5 miljoen euro.

Om witwaspraktijken te voorkomen zijn banken verplicht te ‘weten wat de achtergrond is van de contante stortingen en de herkomst van het vermogen van klanten inzichtelijk te maken’, stelt ABN. Die geldstromen liggen onder vuur. Zo concludeerde de parlementaire commissie Ongewenste Beïnvloeding vorig jaar dat moskeeën worden beïnvloed door geld uit onvrije landen.

Stortingen geanonimiseerd

De Tilburgse moskee laat weten dat het geld komt van online benefietacties die worden georganiseerd voor de renovatie van de moskee. ISOOK verstrekt daarbij een kasboek. De stortingen zijn geanonimiseerd: de moskee beroept zich op privacywetgeving. Ook wordt een deel ingezameld bij het vrijdaggebed, waarbij niet precies wordt bijgehouden wie wat geeft, stelt de moskee.

Meer controle leidt niet per se tot meer vertrouwen. Iets niet weten wordt op zich als risico gezien en het is onduidelijk wanneer en hoe de bank oordeelt dat ze genoeg weet. Het onschuldig tot het tegendeel bewezen wordt, geldt hier niet.

ABN wil echter meer weten over de stortingen, wil weten wie de ING-rekening heeft stopgezet en waarom en de bank wil jaarcijfers zien over 2017 en 2018. Als na herhaaldelijke brieven geen antwoord komt, zegt de bank de rekening op per 17 november 2020. Dit wordt nog wel vertraagd: de bank wacht een kort geding af dat ISOOK heeft aangespannen.

De rechter oordeelt echter dat ISOOK van de wet meer gegevens mag verstrekken over de personen of instanties die hebben gedoneerd. Ook heeft de moskee niet duidelijk gemaakt waar het eigen vermogen vandaan komt. Dat er geen jaarcijfers zijn, neemt de rechter de stichting ook kwalijk. ABN Amro mag de bankrekening dus opzeggen, oordeelt de kortgedingrechter. Hier zien we één van de aspecten van het surveillanceregime. Zie ook de uitspraak van de rechtbank.

Derisking en veiligheid: minimaliseren van onacceptabele risico’s

Eén van de mogelijke problemen die de onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam in hun evaluatie van dit beleid vaststellen is het fenomeen derisking; simpelweg het beperken van zakendoen met bepaalde categorieën cliënten om risico te vermijden uit oogpunt van mogelijke reputatieschade en andere onvoorzienbare vormen van risico. Financiële instellingen zouden daarom stellen dat ze, bijvoorbeeld, geen diensten kunnen of mogen verlenen aan religieuze instellingen. De onderzoekers wijzen erop dat er, summier, bewijs is dat dit ten koste zou kunnen gaan van bepaalde cliëntgroepen.

Inmiddels zijn er meer aanwijzingen; de Bunq-casus is één voorbeeld. Een andere casus is die van een islamitische organisatie die een technologisch hulpmiddel wilde aanschaffen om de betalingen van leden te vergemakkelijken. De organisatie deed aanvraag bij een commercieel bedrijf dat in heel Europa werkt. De reactie van dat bedrijf was als volgt: “Helaas accepteert ***** religieuze instellingen niet. Dit is opgedragen vanuit de financiële toezichthouders en we moeten daar ons aan houden.”

Navraag bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) door de islamitische organisatie leerde dat hier geen sprake van kan zijn, maar het bedrijf in kwestie stelde niet gebonden te zijn aan het toezicht van de AFM. In reactie daarop stelde het bedrijf: “Er staat inderdaad in geen enkele wet dat geloofsorganisaties, horlogebedrijven of prostitutiebedrijven geweigerd kunnen worden. […] In ons acceptatiebeleid hebben we bepaalde groepen die we niet (meer) kunnen bedienen. We hebben daar niet de mensen of systemen voor om alles en iedereen te kunnen bedienen én te voldoen aan alle eisen die door verschillende toezichthouders worden afgewenteld op ons.”

In een aanvullende, wat onvriendelijke, reactie stelt het bedrijf onder andere ook nog: “Het acceptatiebeleid van ***** – welke klantengroepen bedienen en onder welke voorwaarden – is een resultante van de wetten, regels, richtlijnen en risicobereidheid.”

Mocht dit allemaal niet even goed doordacht overkomen, dan zou dat best kunnen. Het lijkt er soms op dat banken en andere financiële dienstverleners hun beleid achteraf verantwoorden als een cliënt aan de bel trekt en daar niet altijd goed over nagedacht hebben.

Nog een voorbeeld van monitoring is afkomstig van Muslim Rights Watch, dat zich ook al langer met deze thematiek bezighoudt. Uit hun voorbeelden blijkt dat kleine online betalingen voor een khimaar, voor het overmaken van geld aan Muslim Rights Watch Nederland en aan een liefdadigheidsorganisatie geblokkeerd zijn. Dit hoeft niet permanent te zijn. De cliënt kreeg een brief “We hebben gegevens van u nodig” en moet de volgende vraag beantwoorden: "Kunt u deze transacties nader toelichten, waarbij u onder andere aangeeft wat de herkomst is van deze middelen, het uiteindelijke bestedingsdoel, en de relatie met de tegenpartijen?”

Gevolgen van 'derisking' voor moslims in België en Nederland

Het gaat hier om, over het algemeen, kleine bedragen. Zo worden zelfs kleine transacties in het dagelijks leven van mensen onder het vergrootglas gelegd. Maar het kan ook om zeer emotionele zaken gaan, zoals blijkt uit het verhaal van een Pakistaans-Nederlandse vrouw. Van de notaris kreeg zij te horen dat ABN Amro, die geen enkele betrokkenheid had bij de hypotheek, voor haar heeft gewaarschuwd. De bank zou daarbij hebben beweerd dat ze mogelijk betrokken is bij handel in wapens. „De bank zet deze mevrouw gewoon te kijk als een terrorist”, foetert haar advocaat Hendrik-Jan Bos in de rechtbank.

"Wat een vreugdevol moment had moeten zijn bij de aanschaf van ons huis, werd door deze bank compleet verpest”, vertelde de vrouw sniffend. "Ik slaap slecht, eet nauwelijks van de stress en durf niet meer te pinnen. Bovendien schaam ik mij tegenover mijn man, die bij de recherche werkt.” "Heel vervelend voor u”, zegt de advocaat van de bank, die hier aan toevoegt dat ABN Amro haar helemaal niet van terrorisme beschuldigt. Men heeft haar weliswaar op de interne ’waarschuwingslijst witwassen en financiering van terrorisme’ geplaatst, maar dat was omdat er onvoldoende antwoorden kwamen op vragen over "tientallen overboekingen vanuit hoogrisicoland Turkije en diverse bedrijven uit Frankrijk.”

Dit voorbeeld laat overigens ook zien dat het wel kan lonen terug te vechten: de bank moet met deze mevrouw om de tafel. Een andere bank stelde in een bericht aan een islamitische organisatie dat ‘religieuze organisaties’ niet in hun profiel pasten. We zagen hierboven al dat een dergelijke generieke weigering niet volgens de regels is. Bij nader inzien bleken er wel mogelijkheden te zijn als de religieuze organisatie een ANBI registratie heeft, een KvK inschrijving en de bank gewaarmerkte kopieën van de oprichtingsakte/statuten krijgt, een gewaarmerkte kopie van het identiteitsbewijs, recente jaarcijfers, uitgebreide toelichting van herkomst van de middelen en een nadere toelichting en beoogde aard van de zakelijke relatie en rekening, met name de te verwachten transacties. Dat is nogal wat, en bij een link naar het buitenland volgt dan een verscherpt onderzoek.

We zien dit ook in België, het is geen uniek Nederlands beleid omdat het ook deels te maken heeft met EU regelgeving waarvan vaak de nationale regelgeving is afgeleid. In een artikel in het Vlaamse De Morgen wordt het scherp gesteld door een vertegenwoordiger van een moskee: “De hele boekhouding, de identiteitsgegevens van de imams, alles vragen ze op. Ze doen in feite het werk van de politie, niet dat van een bank. Zelfs als er niets van aan is, krijgen we de droge boodschap: jullie profiel past niet in ons beleid.” Volgens die bron is het simpel: “Vermeld de term ‘moskee’ en je ligt eruit.”

Conclusie: homogenisering en differentiatie

Door dit soort te stellen vragen in, let wel, het kader van terrorismebestrijding, lijkt men ervan uit te gaan dat deze transacties iets zeggen over terroristen. Niet alleen terroristen, maar ook terrorismeverdachten. En ook mensen in hun omgeving. En ook anderen. Doordat de hierboven genoemde voorbeelden zich specifiek richten op religieuze, specifieker: islamitische, organisaties gaat er een zekere homogenisering vanuit: een grote groep moslims wordt onder een veiligheidsregime geplaatst.

Maar ook differentiatie speelt een rol. De transacties worden gebruikt om een onderscheid te maken tussen mogelijk (banden met) terroristen en anderen op basis van een vaag en voor het publiek onbekend idee over normale en abnormale transacties. Het feit dat dit onbekend blijft voor het publiek, betekent eigenlijk dat het publiek over geleverd is aan de willekeur van de bank zonder dat zij weten hoe zij hun gedrag moeten aanpassen om dit in de toekomst te vermijden.

We zien hier dus hoe een publiek-private samenwerking (al dan niet gedwongen) tussen banken en overheden ervoor zorgt dat er ingegrepen wordt in het privédomein van burgers, gebaseerd op het idee van het minimaliseren van risico’s zonder te voldoen aan de standaarden die bijvoorbeeld in het strafrecht gelden en met een omgekeerde bewijslast zonder exact te weten wat je moet bewijzen.

Deze financiële surveillance plaatst moslims en islamitische organisaties in een lastig parket. Behalve dat er zeer waarschijnlijk sprake is van discriminatie op basis van religie (en waarschijnlijk indirect vanwege islam), is het beleid van de banken bedoeld om de organisaties van moslims tot grotere transparantie te dwingen. Maar zoals in de eerste post vastgesteld: dit leidt niet tot een groter vertrouwen maar eerder tot een wantrouwen. Het gevolg kan zijn dat ze hun zaken niet meer via banken kunnen regelen en daarom helemaal niet meer kunnen voldoen aan de druk tot grotere transparantie en weer verder in het verdachtenbankje komen te staan.

Met dank aan de mensen die mij informatie verstrekt hebben. Voor wie deel 1 gemist heeft, deze bevat een uitstekende podcast van Beatrice de Graaf met Marieke de Goede over haar onderzoek naar financiële veiligheid en de rol van banken. De serie gaat door. Wie eigen ervaringen wil delen is van harte welkom. Deze zullen met respect en vertrouwelijkheid worden behandeld. Neem vooral vrijblijvend contact met me op: HIER.

Deze reeks verscheen eerder op het blog van Martijn de Koning, religionresearch.org. Foto: Electronic Frontier Foundation.



Over de auteur:

Martijn de Koning verricht onderzoek aan zowel de Radboud Universiteit als de Universiteit van Amsterdam naar activisme onder moslims in Europa, Nederlandse moslims in Engeland en bestudeert maatschappelijke processen zoals de racialisering van moslims. Hij publiceerde over militant activisme onder moslims, Nederlandse Syriëgangers, het werk van de anti-islamofobienetwerken, jonge Marokkaans-Nederlandse moslims in Gouda en hun religieuze beleving en naar de opkomst en ontwikkelingen omtrent 'salafisme' in Nederland.