Vijf mythen over islamofobie | Deel 5: Islamofobie bestaat niet

Het laatste deel van onze reeks waarin onderzoeker Martijn de Koning de gangbare mythen over islamofobie ontmaskert. Deze keer gaat hij dieper in op de veronderstelling dat het woord enkel gebruikt wordt om kritiek op islam de mond te snoeren en op het idee dat moslims niet gediscrimineerd worden omwille van hun geloof.

Net als vormen van discriminatie op basis van biologisch of cultureel racisme, net als vormen van discriminatie op basis van antisemitisme, bestaat discriminatie op basis van islamofobie wel degelijk.

 

De stellingen dat de term islamofobie een uitvinding is van Khomeiny of van de OIC (nee dus), dat islamofobie slechts een kwestie zou zijn van begrijpelijke individuele angst (nee dus), dat islamofobie geen vorm van racisme is (wel dus) en dat islamofobie niet dodelijk is (helaas wel dus), leiden velen tot de misvatting dat islamofobie niet bestaat.

In de betogen die deze stellingen moeten ondersteunen kan men telkens opnieuw in andere bewoordingen dezelfde twee argumenten zien opduiken die moeten aantonen waarom ‘islamofobie’ niet zou bestaan:

  1. Islamofobie mag je als woord niet gebruiken, want het is, in tegenstelling tot antisemitisme en racisme geen valide categorie. Het fenomeen bestaat nu eenmaal niet omdat er geen discriminatie plaatsvindt van moslims omdat ze moslims zijn.
  2. Islamofobie is een problematische term die door sommigen op een tactische manier wordt ingezet om legitieme kritiek op de islam onmogelijk te maken of te delegitimeren. Het is een manier om onze vrijheid van meningsuiting rond één welbepaalde religie de mond te snoeren.

Bepaalde onderdelen van deze argumenten werden reeds in de vorige hoofdstukjes aangekaart, maar nog een aantal tegenwerpingen zijn hier op hun plaats. Laat ik met het tweede punt beginnen.

Islamofobie en islamkritiek

Het idee dat het woord islamofobie gebruikt wordt om elke vorm van kritiek op islam onmogelijk te maken is uiteindelijk weinig meer dan mooi voorbeeld van het soort drogredenering die ‘de stroman’ wordt genoemd: een probleem creëren en er fel tegen te keer gaan, terwijl dat probleem in werkelijkheid niet bestaat. Er is immers niemand die zal beweren dat je een islamofobe uitspraak doet wanneer je jouw afkeer uit over bepaalde agressieve doctrines die door sommige islamitische theologen verkondigd worden; er is niemand die je als islamofoob zal afschilderen omdat je afkeurt dat men in sommige islamitische landen lijfstraffen uitvoert; en er is niemand die je van islamofobie beticht wanneer je met stevige argumenten kritiek uitoefent op bepaalde interpretaties van de islamitische wetgeving rond, bijvoorbeeld, het onderscheid tussen mannen en vrouwen of tussen gelovigen en ongelovigen. Tenzij je die kritiek enkel en alleen uit wanneer het om moslims en islam gaat natuurlijk.

Dat wil niet zeggen dat islamofobie en islamkritiek nooit overlappen. Integendeel. Drie componenten kunnen ervoor zorgen dat kritiek op islam islamofoob wordt. We zien die componenten ook terug bij andere vormen van racisme: historisch gegroeide hiërarchieën en beelden, essentialisering en generalisering.

De afkeer en vijandigheid ten opzichte van moslims is al eeuwen gangbaar in Europa (naast vreedzaam samenleven, uitwisseling en dialoog). Variërend van beelden van de islam als valse religie, moslims als barbaren, moslimvrouwen die verleidelijk dan wel onderdrukt zouden zijn, enzovoorts. We zien het allemaal terug in eeuwenoude geschriften over islam en oriëntalistische discours over het Midden-Oosten zoals beschreven en geanalyseerd door Edward Said.

Het idee dat het woord islamofobie gebruikt wordt om elke vorm van kritiek op islam onmogelijk te maken is uiteindelijk weinig meer dan mooi voorbeeld van het soort drogredenering die ‘de stroman’ wordt genoemd.

Naast die historische component is cultureel essentialisme cruciaal om te bepalen wanneer kritiek op islam islamofoob is. Culturele essentialisering zorgt ervoor dat men mensen, in essentie als culturele of religieuze subjecten bekijkt. Ze worden als dragers gezien van een bepaalde cultuur of een bepaalde religie die van oorsprong in een bepaald gebied thuishoort en goed te onderscheiden is van andere culturen. Cultuur wordt op die manier iets waartoe je behoort en die jouw essentie bepaalt. Die cultuur is dan een ‘ding’ op zich, iets dat jouw handelen verklaart los van de context. Het idee is dan met andere woorden dat het zijn en handelen van mensen volledig bepaald wordt door hun cultuur. Of preciezer: hun zijn en handelen wordt bepaald door het beeld dat sommigen over hun cultuur hebben.

Daar zit tegelijkertijd ook de derde component: met het beeld over islam worden grote groepen moslims over één kam geschoren.

Naast cultureel/religieus essentialisme speelt ook biologisch essentialisme een rol in relatie tot islamofobie. Amerikaanse onderzoeken naar zwarte moslims en Europese onderzoeken naar witte moslims, laten bijvoorbeeld goed zien hoe witte en zwarte moslims op een andere manier met islamofobie te maken krijgen dan degenen die als Arabisch worden aangemerkt.

In relatie tot religiekritiek en racisme betekent dit het volgende: kritiek op religieuze doctrines, uitspraken en handelingen van religieuze leiders en leken is niet per definitie racisme, maar wanneer die kritiek vertrekt vanuit essentialisering en generalisering wel – zeker als je dat doet met historisch gegroeide vooroordelen en stereotypen. Als men dus op basis van een groepskenmerk (bijvoorbeeld: ‘moslim zijn’) mensen gaat behandelen en beoordelen, in plaats van op hun gedrag, dan zit men op het terrein van racisme. Misschien is het nog steeds ook te bestempelen als een vorm van religiekritiek, maar dan hebben we het wel over racistische religiekritiek.

Het punt is dus dat sommige vormen van kritiek even goed islamofoob en racistisch kunnen zijn. Of het nu onnadenkend wordt uitgebruld of als doordachte kritiek wordt bedoeld, het is en blijft een islamofobe uitspraak wanneer, bijvoorbeeld, iemand stelt dat het bestaan van bepaalde interpretaties rond jihad bewijzen dat alle moslims altijd en overal agressief en gevaarlijk zijn en dat men ze bijgevolg anders moet behandelen dan anderen. Het is niet gewoon wat ‘religiekritiek’ maar wel een islamofobe religiekritiek wanneer iemand op generaliserende wijze stelt dat het Westen per definitie superieur is aan islam en dat Westerlingen bijgevolg per definitie in elk opzicht superieur zijn aan moslims. Het is een islamofobe kritiek wanneer iemand stelt dat er geen moskee mag komen omdat er al genoeg moslims voor te veel ellende hebben gezorgd. Het is een islamofobe kritiek wanneer iemand stelt dat angst voor islam en alle moslims logisch of terecht is omdat er nu eenmaal moslims zijn die terroristische aanslagen plegen en bijgevolg veel moslims diep vanbinnen terroristen zijn. Het is een islamofobe kritiek wanneer iemand stelt dat de term islamofobie aanstellerij is omdat er andere moslims zijn die christenen en joden vervolgen. Het is een islamofobe kritiek wanneer iemand stelt dat moslims moeten integreren vanwege hun islam die hen per definitie ‘anders’ en ‘primitiever’ maakt. Het is een islamofobe kritiek wanneer iemand stelt dat moslims minder rechten zouden moeten krijgen omwille van hun moslim zijn. Het is een islamofobe kritiek wanneer iemand stelt dat een moslim liegt wanneer hij zegt dat islam in zijn ogen een religie van vrede is omdat volgens jouw interpretatie de islam dat niet zegt, omdat volgens jouw interpretatie islam per definitie op geweld uit is en omdat volgens jouw interpretatie elke moslim die er anders over denkt bijgevolg geen ‘echte’ of een ‘leugenachtige’ moslim is. Enzovoort.

Het gaat er bijgevolg niet om of je al dan niet kritiek hebt op islam. Sommige kritiek is racistisch of islamofoob, andere niet.

Het gaat er bijgevolg niet om of je al dan niet kritiek hebt op islam. Sommige kritiek is racistisch of islamofoob, andere niet. Het is racistisch of islamofoob wanneer men uitgaat van eeuwenoude generaliserende en essentialistische beelden van islam (als gewelddadig, barbaars, pre-modern/anti-modern, enz.) waaruit een hierarchisch onderscheid tussen moslims en andere burgers voortvloeit.

De uitingen van islamofobie

Naast legitieme uitingen van kritiek op de islam bestaan er in het maatschappelijke debat dan ook veel uitingen van islamofobe kritiek. Eén van die uitingen kan je de kop zien opsteken wanneer bepaalde problematische fenomenen consequent en als quasi vanzelfsprekend aan islam worden gelinkt. Een heel mooi voorbeeld daarvan is en blijft de wijze waarop de media en zogenaamde ‘experten’ net na de terreuraanslag van 2011 in Noorwegen (en vooraleer bekend raakte dat de dader Anders Breivik was) meteen speculeerden over het feit dat het een aanslag vanuit islamitische hoek zou zijn, al dan niet uitgevoerd door een groep als al-Qaeda. Die foutieve veronderstelling kon zich snel doorheen verschillende mediakanalen verspreiden omdat beweerd werd dat deze massamoord alle kenmerken vertoonde van een ‘typische islamitische terreuraanslag’.

Omwille van die demonisering kan islamofobie zich soms uiten door verbale en fysieke aanvallen op personen die als ‘moslim’ en instituties die als ‘islamitisch’ worden gezien. Daarvan werden reeds enkele voorbeelden gegeven in de bespreking van de vierde mythe.

Islamofobie kan zich echter ook uiten in het beleid en de politiek. Wie als moslim bestempeld wordt, krijgt dan een andere behandeling en zijn/haar recht op gelijke behandeling wordt niet even nadrukkelijk verdedigd als bij anderen. In het integratiebeleid, bijvoorbeeld, kunnen gevoelens van aversie jegens moslims en islam gebruikt worden om een specifieke focus op moslims te rechtvaardigen waardoor zij meer dan anderen geviseerd worden en/of verplicht worden om hun ‘geïntegreerdheid’ te bewijzen – denken we maar aan allerhande hoofddoekverboden in verschillende Europese landen. Zo’n beleidskeuzes vallen ook onder islamofobie. Even goed is het een kwestie van islamofobie wanneer moslims in de bureaucratie of in de rechtbank minder goed behandeld worden dan anderen, bijvoorbeeld bij aangifte van discriminatie.

Islamofobie uit zich dus heel concreet in het beleid, de politiek en het gerecht wanneer er een extra last op de schouders van moslims wordt gelegd die niet op anderen wordt gelegd. Het idee dat islamofobie niet bestaat omdat er geen discriminatie plaatsvindt van moslims omdat ze moslims zijn, blijkt dus evenmin houdbaar. Het is geen drogredenering, het is gewoon feitelijk fout. Net als vormen van discriminatie op basis van biologisch of cultureel racisme, net als vormen van discriminatie op basis van antisemitisme, bestaat discriminatie op basis van islamofobie wel degelijk.

Conclusie

Islamofobie is dus deels een kwestie van vooroordelen en stereotyperingen, maar ook deels een kwestie van interventies en categorisering door overheidsinstanties, politici en opiniemakers die moslims eruit pikken als een specifieke groep waarvoor specifieke maatregelen nodig zijn. Die concrete uitingen van islamofobie zijn voor een stuk gebaseerd op emoties (angst en haat), voor een stuk op religieuze en culturele argumenten (‘islam is een vals geloof’, ‘islam is strijdig met democratie’ of ‘moslims zijn geen Nederlanders’) en voor een stuk op bepaalde vormen van machtspolitiek. Maar in elk geval is islamofobie zeer reëel.



Over de auteur:

Martijn de Koning verricht onderzoek (aan zowel de Radboud Universiteit als de Universiteit van Amsterdam) naar activisme onder moslims in Europa, Nederlandse moslims in Engeland en bestudeert maatschappelijke processen zoals de racialisering van moslims. Hij publiceerde over militant activisme onder moslims, Nederlandse Syriëgangers, het werk van de anti-islamofobie netwerken, jonge Marokkaans-Nederlandse moslims in Gouda en hun religieuze beleving en naar de opkomst en ontwikkelingen omtrent 'salafisme' in Nederland.