Homans: voorzitster van het morele vacuüm

Liesbeth Homans (N-VA) reageert verontwaardigd op de kritiek die ze uit politieke en medische hoek kreeg na haar voorstel om de terugbetaling van aidsremmers te koppelen aan een zogenaamde ‘vrijwillige’ terugkeer. In Knack weerlegt de schepen haar woorden. Inconsistentie?
Homans: voorzitster van het morele vacuüm

Zij uit een algemene repliek op alle reacties tegelijk, ook diegene die duidelijk terechte bezwaren maakten op de voorstellen zoals zij die zelf formuleerde. Haar reactie is dus een vage, retorische repliek conform de standaardreactie van de N-VA communicatie na elke provocatie: ‘Wij worden bewust misbegrepen, er is een complot tegen ons’.

 

Liesbeth Homans (N-VA) reageert verontwaardigd op de kritiek die ze uit politieke en medische hoek kreeg na haar voorstel om de terugbetaling van aidsremmers te koppelen aan een zogenaamde ‘vrijwillige’ terugkeer, in die gevallen waarbij die terugbetaling voor rekening komt van OCMW Antwerpen. In een recent weerwoord (Knack, 22 feb) stelt ze nu dat er in Antwerpen nooit medische zorg wordt geweigerd – hoe durven we haar daarvan te betichten! – maar dat zij alleen die terugbetaling conditioneel wou maken, zogenaamd in het belang van alle andere hulpbehoevenden die aangewezen zouden zijn op hetzelfde, beperkte OCMW-budget. Hier is duidelijk sprake van een inconsistentie: als je sowieso medische hulp biedt, dan is die conditionele terugbetaling blijkbaar niet dwingend en dus niet conditioneel. Niet de kritiek maar Homans neemt hier een loopje met de waarheid. Wat erger is: ze sleept ons mee op moreel hellend vlak.

Uitgaande van haar recente reactie zou het nu concreet gaan om de terugbetaling voorwaardelijk te maken aan mensen zonder het vereiste attest (hopelijk is de hulpverlening die in dergelijk attest voorziet gratis), aan mensen die zelf middelen hebben of kunnen vinden (hoe kan je dat bewijzen?), en aan ‘enkele’ andere gevallen, die ‘niet willen meewerken aan het sociaal onderzoek’ (wat dat ook mag betekenen). Met haar reactie gaat het helaas van kwaad naar erger omdat ze, los van de bovenvermelde inconsistentie, aanstuurt op een rationalisering van een debat, dat ‘feitelijk’ en ‘wetenschappelijk’ gevoerd moet worden. Morele bezwaren, zoals die van prof. Jan Blommaert, worden prompt aan de kant gezet als politieke manoeuvres, duidelijk een zwaktebod.

‘Feitelijke’ weerlegging?

Homans roept dus andermaal op om te stoppen met het verspreiden van de ‘opzettelijk foutieve en al dan niet haatdragende informatie’. Het is echter volstrekt onduidelijk wie of wat zij daar precies mee bedoelt. Zij uit een algemene repliek op alle reacties tegelijk, ook diegene die duidelijk terechte bezwaren maakten op de voorstellen zoals zij die zelf formuleerde. Haar reactie is dus een vage, retorische repliek conform de standaardreactie van de N-VA communicatie na elke provocatie: ‘Wij worden bewust misbegrepen, er is een complot tegen ons’.

Wat dan volgens de defensiemechanismen van N-VA normaal ook volgt, is bijvoorbeeld de verklaring dat N-VA alleen maar doet wat het sp.a-beleid voordien al voorstelde, ook al gaf men er telkens een eigengereide, nieuwe interpretatie aan. Homans maakt daar een pijnlijke variant op: haar Antwerps beleid zou naar eigen zeggen milder zijn dan het federale. Zij neemt de boekhoudkundige verantwoordelijkheid op voor alle zorgbehoevenden (die dus in haar betoog nu tegen elkaar worden uitgespeeld). Daarbij maakt ze twee kemels tegelijk: 

(1) Mensen op leven en dood onder druk zetten (bijvoorbeeld ‘…omdat zij niet meewerken aan sociaal onderzoek’) om terug te keren, dat zou dus niet obsceen zijn, maar ‘milder’. Homans beweert nochtans dat die mensen sowieso wel geholpen worden hoor: je kan de medicijnen krijgen onder voorwaarde dat je vertrekt naar een land waar je dan allicht geen medicijnen meer krijgt. En of die voorwaarde dwingend is, dat bekijkt ze geval per geval wel. Daar doet ze bijzonder vaag over, een strategie om de patiënt in kwestie wat aan het lijntje te houden? Wie weet tekent die dan toch voor de vrijwillige terugkeer, ook al zou die mits het volgen van bepaalde procedures de medicijnen toch nog wel gekregen hebben. Juridisch correct, ethisch dubieus.

(2) Als voorzitster van het OCMW stelt ze terloops ook dat het federale OCMW-beleid pas ‘inhumaan’ zou zijn, als men dat tenminste strikt zou volgen. Maar er is toch niemand die stelt dat stiptheidsacties plots de norm zouden zijn? Geen enkele stad doet dat toch? Niemand stelt dat Antwerpen plots die zogenaamde ‘individuele’ benadering moet verlaten, het gaat over haar voorstel zorgverlening te koppelen aan een (federaal) terugkeerbeleid. Dit zijn kwaadwillige drogredeneringen. Homans maakt van de kritiek die ze krijgt dus bewust een karikatuur:

“Wanneer PVDA+ en Groen nu eisen dat het OCMW automatisch, in alle gevallen en zonder onderzoek betaalt voor medische hulp aan illegale vreemdelingen, eisen ze dat we die persoonlijke aanpak opgeven. Dat, met andere woorden, de federale regels strikt worden toegepast, zonder uitzondering. In de praktijk zal dit ertoe leiden dat minder mensen de medische zorgen krijgen die ze dringend nodig hebben.”

Zij voegt hier een afleiding in – vanaf: ‘…met andere woorden’ – die ze zelf verzint. De kritiek aan haar adres pleit er immers helemaal niet voor om die federale regels nu plots strikt toe te passen, maar wel om het huidige beleid aan te houden, namelijk dat het stedelijk beleid tussenkomt waar het federale stopt. En om zeker geen extra voorwaarden in te voegen die een terugkeerbeleid aan medische zorgverlening willen koppelen. Met dergelijke rationaliseringen zitten we bovendien op een gevaarlijk hellend vlak.

Rationalisatie in functie van normalisatie: ontzeggen van aidsremmers vergeleken met foltering 

Wat is dat hellend vlak? Homans weigert dus een eerlijke discussie maar doet toch verontwaardigd haar beklag over een gebrek aan een ‘minimum respect voor de waarheid’. Het ergste aan haar reactie is echter dat zij de morele verontwaardiging probeert te pareren door de morele dilemma’s die ze in het leven roept, koudweg te rationaliseren. Als dat niet lukt, dan doet ze daar meteen moraliserend over.

Je kan deze strategie vergelijken met de wijze waarop de neoconservatieven in de VS de kritiek op de folterpraktijken in Guatanamo Bay en elders probeerden te ontwijken: men poogde de evidente morele afwijzing van folterpraktijken in te wisselen voor een discussie over allerhande gedachte-experimenten om tot een stapsgewijze normalisering van het kwaad te komen: ‘Ja maar stel dat er een atoombom kan ontploffen, is waterboarden dan ook fout?’

Homans doet eigenlijk hetzelfde: zij weigert het gesprek over moraliteit aan te gaan, maar opteert voor een rationalisering van haar immorele voorstellen. Vervolgens doet ze zelf ook verontwaardigd, met als doel de morele discussie te verleggen van het gebrek aan respect voor fundamentele humanitaire zaken naar een moralisering over de weigering om in haar inconsistente betoog mee te gaan. Dit soort retoriek komt neer op propageren van een morele vacuüm als norm voor een ‘nuchter’ beleidsmanagement: Als stedelijk OCMW-voorzitster wil ze een verkapt (en lokaal) terugkeerbeleid uitwerken, via een uniek Antwerps casino met de volksgezondheid. Voor de moraalridders van N-VA, die ijveren voor een ‘herstel’ van het ‘normbesef’ dat na mei ‘68 verloren zou zijn gegaan, kan dat qua ontmaskering wel tellen.

Tot slot, zoals wij niet over foltering moeten nadenken, zo zouden wij ook moeten weigeren om na te denken of primaire medische hulp ‘voorwaardelijk’ mag zijn. Ik wil namelijk in een maatschappij leven waar iedereen die met argumenten komt aandraven om hierop uitzonderingen te maken (of in het geval van Homans: met kaduke redeneringen) als een excentrieke idioot opzij wordt gezet. Dat wij vandaag het voorstel van Homans als walgelijk zouden kunnen afwijzen, zonder nood aan betoog en argumenten, dat zou een teken van ethische vooruitgang zijn.

Robrecht Vanderbeeken is filosoof en lid van de Vooruitgroep