Mes actes imaginaires

De Confrontatie. Ik ben een jaar of 10 en ik bevind me samen met mijn beste vriend op de speelplaats, die we delen met de oudere leerlingen. Het is speeltijd. Ik sta in de weg tijdens een voetbalspel, wat duidelijk niet naar de zin is van 'Dribbeljongen'. "Aan de kant, vuile n*!" roept hij mij na en hij zet zijn dribbelspel voort alsof er niks aan de hand is.

Bij die uitspraak begint het te knetteren in mijn hoofd. Een oerkracht neemt bezit van mij. "Al wadda je zegt, zie je zelf" schreeuw ik hem na!

Een stoere zet voor een 10-jarige. De enige mogelijke én voorspelbare repliek voor een 10-jarige.

Maar ik beslis om het daar niet bij te laten. Ik was een klein ettertje dat opleefde bij aandacht. Boel zoeken hoorde daarbij. Bovendien ben ik dochter van mijn vader en Die.Laat.Niet.Op.zich.Kakken.

Mijn vuisten zijn gebald. De kinderen, die aan de zijlijn het gebeuren aanschouwen, ruiken onraad. Ze laten hun bezigheden links liggen en komen dichterbij. Dit schouwspel ruikt naar actie

Ik loop hem achterna en ga tussen hem en zijn tegenspeler staan. Hij kijkt me verstoord aan terwijl ik hem uitdagend aankijk. Mijn vuisten zijn gebald. De kinderen, die aan de zijlijn het gebeuren aanschouwen, ruiken onraad. Ze laten hun bezigheden links liggen en komen dichterbij. Dit schouwspel ruikt naar actie.

'Dribbeljongen' was niet voorzien op zoveel aandacht.

Bespeur ik angst in zijn ogen? Ik voel me gesterkt en ik scandeer: "Dribbeljongen kan het niet aan, hij is mentaal te zwak! Wenen, wenen, wenen is zijn vak!" Er klinkt gelach.

Yes! Ik heb hun aandacht. Als een bezetene begin ik te roepen "Wenen, wenen, wenen is zijn vak!"

Een kring van omstaanders vormt zich rondom ons en ze vallen me een voor een bij.

De oudere leerlingen staan er wezenloos bij. Deze invasie van les petits écoliers hadden ze écht niet zien aankomen.

Zie ik 'Dribbeljongens' lip trillen? Ik dacht het wel.

Het ettertje in mij is volledig wakker.

Het geroep rondom ons zwelt verder aan.

Zonder mijn ogen van ‘Dribbeljongen’ af te houden vorm ik met mijn lippen loser terwijl ik mijn duim en wijsvinger gestrekt hou.

Dit is voor hem de genadeschot: ‘Dribbeljongen’ kan het niet meer aan en hij rent krijsend weg.

Ik voel me machtig en groots.

De bel is een spelbreker. Snel spat de kring uiteen.

Sindsdien heb ik ‘Dribbeljongen’ niet meer gezien. In de wandelgangen fluisterde men dat hij de vernedering nooit bovenop is gekomen. Vanaf die dag durfde niemand het n* woord te zeggen. Iedereen wist dat dit niet ongestraft gebeurde.

Reality Check

Wacht, wacht, wacht. Dus je hebt een gast die 2-3 jaar ouder was dan jij gekleineerd, die daarna zijn gezicht niet meer durfde tonen op school?

Tuurlijk niet.

Dit is nooit gebeurd maar hij heeft het n-woord uitgesproken, voorafgaand door het woord vuil of stom. Om erna zijn dribbelspel verder te zetten alsof het niks was.

Zíjn vernedering heeft nooit plaatsgevonden. Die vond plaats in mijn hoofd.

Jaren later toen ik de juiste woorden vond, ingegeven door het Vlaams komisch programma “In De Gloria”.

Toen was ik een 10-jarig meisje die tijd nodig had om te wennen aan nieuwe omgevingen.

Een 10-jarige die te verlegen was om buiten spelende kinderen te vragen om deel te nemen.

Ik was geen ettertje dat opleefde van aandacht. Ik hield me liever afzijdig wég van de belangstelling. Weg van conflicten, spanningen en mijnenvelden.

Een 10-jarige die de wereld in stilte gadesloeg.

Een 10-jarige die zich nietig, klein en onzeker voelde.

Dit meisje was daartoe niet in staat om weerwoord te bieden.

Pas later heb ik geweten wie hij was: Robin.

Zijn familienaam verried zijn afkomst, wat bij mij voor meer verwarring zorgde.

We stonden eens aan te schuiven op een jeugdfeestje. Het leeftijdsverschil was nu minder intimiderend. Toch vond ik de moed niet om hem aan te spreken. Om te vragen waarom hij had gezegd wat hij had gezegd. Waarom hij? Of all people?

Ik heb het hem nooit kunnen vragen.

"Aan de kant vuile n*" en hij zet zijn dribbelspel voort alsof er niks aan de hand is.

Bij die uitspraak begint het te knetteren in mijn hoofd. Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen. Met het schaamrood op mijn wangen kijk ik niet begrijpend naar mijn beste vriend. We denken hetzelfde: “Hij is toch zelf zwart?”.



Over de auteur:

Christelle beschouwt zichzelf als een mix van veel invloeden: van Sailor Moon, Bassie & Adriaan tot Koffi Olomidé. Een meervoudige identiteit waarin ze zichzelf amper tot nooit afgebeeld zag.  Daarom ligt het thema identiteit en beeldvorming haar nauw aan het hart. Sterk beïnvloed door urenlange slijtage voor televisie en overdaad aan muziek. Opgegroeid in een huishouden waar woorden moeilijk tot uiting kwamen. Het resultaat is een woordenstroom aan gedachten die zijn weg vindt op papier.