‘Generatie code switch.’ Zo noemt schrijfster Munganyende Hélène Christelle mijn generatie in een ‘Brainwash Talk’. Ik ben geboren in Brussel, opgegroeid in Vlaanderen en mijn ouders komen uit Congo. Ik kom uit een generatie die van kinds af heeft geleerd dat we ons gedrag, taalgebruik en onze gewoontes kunnen aanpassen naargelang de sociale situatie waarin we ons bevinden. Gezien de migratiegeschiedenis van België, is mijn verhaal is niet ongewoon. Zoals veel kinderen van de tweede generatie werden me de nodige tools aangereikt om te functioneren én te navigeren in een omgeving waar ik de minderheid was. Zo kreeg ik onder andere de Nederlandse taal mee en de kennis van bepaalde heersende codes. Bijvoorbeeld dat je je niet te assertief moest opstellen in een werkcontext uit vrees als ‘moeilijk’ bestempeld te worden, en het devies dat je je als persoon van kleur harder moest bewijzen om als een ‘goeie’ aanzien te worden. Kortom: voortdurend schakelen om te conformeren aan de omgeving kan wegen op het mentaal welzijn.
Wat voor mij ontbrak, in vergelijking met veel leeftijdsgenoten die Congolese roots hadden, waren de tools om te navigeren binnen een Congolese setting. Ik sprak geen Lingala, had nooit een voet gezet in Congo en mijn omgeving bestond hoofdzakelijk uit witte mensen
Wat voor mij ontbrak, in vergelijking met veel leeftijdsgenoten die Congolese roots hadden, waren de tools om te navigeren binnen een Congolese setting. Ik sprak geen Lingala, had nooit een voet gezet in Congo en mijn omgeving bestond hoofdzakelijk uit witte mensen. Doordat ik opgevoed werd door een alleenstaande zwarte man, was de kennis van de Congolese cultuur wel aanwezig, maar oppervlakkig en versnipperd. De beperkte blootstelling aan de Congolese cultuur heeft me getekend tot aan mijn adolescentie. Ik was ervan overtuigd dat ik als persoon niet genoeg was. Volgens sommige familieleden was ik een mundele, verwijzend naar een wit persoon in Lingala, die haar cultuur niet kende. Wie was ik écht als ik geen aansluiting vond met mijn roots? Ik had het gevoel ontworteld te zijn. Dat is op zich niet gek, aangezien ik een kind ben van iemand die zich ontworteld voelde. Mijn vader was 14 jaar toen Congo onafhankelijk werd. Samen met generatiegenoten lag de nadruk toen op overleven en conformeren aan het leven in België. Hij moest het hoofd bieden aan twijfels over zijn bestaansrecht en die van zijn kinderen. Dit ging ten koste van een rijke familiegeschiedenis.
Bounty: geen echte
In haar boek ‘Naschokken’, dat over de zoektocht naar de identiteit gaat, verwoordt schrijfster Nadia Owusu perfect mijn ervaringen:
“Het was op dat moment duidelijk dat jezelf tot een bepaalde groep rekenen niet vanzelfsprekend tot acceptatie leidde. (...) Ik wist ook niet altijd hoe ik me moest gedragen volgens de normen van mijn gekozen nationaliteit: Ghanees. (...) Als kind voelde ik me vaak een buitenbeentje bij mijn eigen familie. Er bestonden grenzen tussen ons, geografische, spirituele, culturele, taalkundige grenzen."
Het lezen van haar boek was een openbaring omdat er veel gelijkenissen waren met mijn verhaal. Maar vooral haar identiteitsbeleving raakte me. Zoals zij, voelde ik me vaak een buitenbeentje in Afrikaanse settings omdat ik de heersende codes niet kende. Net zoals zij, had ik af te rekenen met een opeenstapeling aan afwijzingen wanneer ik moeite deed om erbij te horen. Ik werd niet aanzien als een ‘echte’ Congolese, wat erop neerkwam dat ik het gevoel had geen ‘echte’ zwarte persoon te zijn. Ik was een bounty omdat ik niet voldeed aan het stereotype beeld van een zwarte persoon.
In mijn professionele setting, waar ik vaak in aanraking kwam met personen wiens roots buiten België lagen, betrapte ik mezelf te willen overcompenseren door mij anders te gedragen. Door mij voor te doen als la yaya of la cousine: als ‘één van hen’
Deze labels zadelden me op met gevoelens van twijfel, ongemak en een hyperwaakzaamheid tijdens bepaalde sociale interacties. Op familiefeesten was ik bang mijn dansmoves te tonen uit vrees als ‘wit’ bestempeld te worden. In kapsalons voelde ik me niet ‘thuis’ omdat ik door mijn acting white uit de toon viel. In gezelschap van zwarte personen ervoer ik raciale stress omdat ik onbewust aanvoelde dat ik niet voldeed aan hun verwachtingen. Mijn muzieksmaak, vriendenkring, vrijetijdsactiviteiten en partnerkeuzes vielen uit de toon. In mijn professionele setting, waar ik vaak in aanraking kwam met personen wiens roots buiten België lagen, betrapte ik mezelf te willen overcompenseren door mij anders te gedragen. Door mij voor te doen als la yaya of la cousine: als ‘één van hen’. Keer op keer voelde ik de drang om mijn ‘Congolees’ - dus de facto mijn ‘zwart zijn’ - te bewijzen.
Racial Imposter Syndrome
Bij het lezen van een VICE-artikel over racial imposter syndrome, had ik een aha erlebnis. Het ging over dat gevoel van onzekerheid en twijfel dat je ervaart wanneer je raciale of etnische identiteit niet overeenkomt met de perceptie die anderen hebben over deze raciale of etnische identiteit. Bijgevolg voel je je een fraudeur of ‘imposter’ omdat je deel probeert te zijn van een gemeenschap die jou niet volledig accepteert.
Die beschrijving kwam overeen met de ervaringen in mijn jeugd en late adolescentie. In het artikel wordt uitgelegd dat de term racial imposter syndrome pas sinds 2018 bestaat, het werd voor het eerst gebruikt in een aflevering van de podcast Code Switch van de Amerikaanse publieke radiozender NPR. Het is een variant op de al langer bestaande term imposter syndrome, het fenomeen waarbij individuen hun successen toeschrijven aan externe factoren in plaats van aan eigen verdiensten, en daardoor het gevoel hebben op ieder moment ‘ontmaskerd’ te kunnen worden. Het gevoel nergens bij te horen of weinig aansluiting te vinden kan getriggerd worden door verschillende zaken, zoals discriminatie, colorisme of stereotypes over bepaalde etnische of raciale groepen. Weinig contact hebben met een van je ouders, weinig kennis hebben over je afkomst, of een andere taal spreken dan een deel van je familie, kunnen ook bijdragen tot het ervaren van racial imposter syndrome.
In een kritisch artikel in de Harvard Business Review bespreken auteurs Ruchika Tulshyan en Jodi-Ann Burey hoe de term imposter syndrome vaak de invloed van de maatschappelijke context, vooroordelen en systemische discriminatie verhult
Zowel het VICE-artikel als andere getuigenissen tonen aan dat het ervaren van racial imposter syndrome van persoon tot persoon kan verschillen. Als tiener merkte ik veel gelijkenissen met personen met een mixed achtergrond. Omdat het syndroom zich voordoet op het kruispunt van verschillende culturen en identiteiten kan het zeer ontwrichtend werken. Het kan wegen op iemands mentaal welzijn.
Ras als constructie
Door me verder te verdiepen in het fenomeen racial imposter syndrome hoopte ik meer zicht te krijgen op de mechanismen die het in stand houden. Want wat zorgde ervoor dat ik in deze spreidstand kwam te staan? Dat ik raciale stress ervoer bij sommige sociale interacties? En het gevoel had aan voortdurende code switching te moeten doen om als volwaardig aanzien te worden in zowel een witte als zwarte omgeving?
Het zette me aan het oplichterssyndroom in een breder kader te plaatsen. Opvallend bij het oorspronkelijke oplichterssyndroom, is dat er veel nadruk ligt op het individu. Het werd in 1978 gedefinieerd in psychologisch onderzoek dat zich voornamelijk focuste op vrouwen op de werkvloer. Aangezien jij kampte met het syndroom, moest een deel van de oplossing bij jou liggen.
In een kritisch artikel in de Harvard Business Review bespreken auteurs Ruchika Tulshyan en Jodi-Ann Burey hoe de term imposter syndrome vaak de invloed van de maatschappelijke context, vooroordelen en systemische discriminatie verhult: "Imposter syndrome richt onze blik op het 'fixen' van vrouwen op het werk in plaats van het verbeteren van de plaatsen waar vrouwen werken", zo schrijven ze.
De oplichter in mij steekt soms nog steeds de kop op in beide settings. Maar ik ben tot het punt gekomen dat ik al mijn deelidentiteiten omarm
Dezelfde kritische kijk kan toegepast worden op het racial imposter syndrome. Ik wist dat ik niet voldeed aan het homogene beeld van dé zwarte persoon. Dat werd mij duidelijk werd gemaakt doordat mensen in mijn omgeving me bounty of mundele noemden. De Amerikaanse equivalenten van bounty zoals oreo of coconut of de Engelse term banana hebben een negatieve bijklank. Het Instagramaccount Peahce Project, die de Aziatische identiteit in al haar facetten viert, stelt dat dergelijk taalgebruik iemands meerlagige identiteit beknot. Dergelijke scheldwoorden zijn vernederend en voeden het idee dat er maar één correcte manier is om een persoon van kleur te zijn.
Dat is feitelijk onmogelijk voor mensen zoals ik, die jarenlang in limbo leven tussen een ‘goeie zwarte’ zijn en 'een echte zwarte’ zijn. Hoewel de imposter in mij soms nog de kop opsteekt in beide settings, ben ik tot het punt gekomen dat ik al mijn deelidentiteiten omarm. Ik verken mijn cultureel erfgoed op mijn manier én op mijn tempo. In plaats van mezelf in vraag te stellen en krampachtig te willen passen in opgelegde hokjes, stel ik nu gemakkelijker de hokjes in vraag.
Over de auteur:
Christelle beschouwt zichzelf als een mix van veel invloeden: van Sailor Moon, Bassie & Adriaan tot Koffi Olomidé. Een meervoudige identiteit die ze amper tot nooit afgebeeld zag. Daarom ligt het thema identiteit en beeldvorming haar nauw aan het hart. Sterk beïnvloed door urenlange slijtage voor televisie en overdaad aan muziek. Opgegroeid in een huishouden waar woorden moeilijk tot uiting kwamen. Het resultaat is een woordenstroom aan gedachten die zijn weg vindt op papier.