Onderwijs in een diverse samenleving

Antwerpen - Het centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CEMIS) organiseerde op 17 mei 2011 een avondlezing met prof. dr. Maurice Crul gevolgd door een debat over ‘Onderwijs in een diverse samenleving’.
Onderwijs in een diverse samenleving

"De TIES-studie bewijst zwart op wit dat het vooral structuren in onze maatschappij zijn die achterstelling van allochtonen in stand houden en versterken."

 

Het centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CEMIS) organiseerde op 17 mei een avondlezing met prof. dr. Maurice Crul gevolgd door een debat over ‘Onderwijs in een diverse samenleving’. Crul van de Universiteit Amsterdam is de coördinator van het TIES-project 'De integratie van de Europese tweede generatie'’. In dit onderzoek werden 10.000 jongeren van de tweede migrantengeneratie geïnterviewd in 15 Europese steden verspreid over 8 landen, waaronder België.


De omvangrijke studie toont aan dat Europese steden steeds diverser worden. Etnisch-culturele minderheden vormen steeds vaker de meerderheid in stedelijke contexten. Steden gaan echter heel verschillend om met deze interculturele realiteit. Op sommige plaatsen bengelen jongeren met een migratieachtergrond achteraan op vlak van onderwijs en tewerkstelling, terwijl ze het elders in Europa net zeer goed doen. Crul betoogde dat dit vooral te maken heeft met de institutionele arrangementen van een stad of land: hoe zijn de structuren van onderwijs, arbeidsmarkt en huisvesting georganiseerd en welke rol speelt de integratiecontext hierin? Een cruciale vraag, want de opleiding en kansen die deze tweede migrantengeneratie worden gegeven, bepalen de toekomst van Europese steden.Crul nam in zijn lezing de Turkse tweede generatie jongeren met laagopgeleide ouders als voorbeeld. In grote lijnen scoorde Duitsland relatief slecht, Frankrijk en Zweden relatief goed, met België ertussenin.

De rol van onderwijsstructuren

Een eerste cijfervoorbeeld bewees dat de tweede generatie jongeren in Duitse steden systematisch lager opgeleid zijn, in tegenstelling tot hun goede schoolprestaties in Franse steden. Volgens Crul ligt de verklaring in onderwijsstructuren van het land in combinatie met ondersteuning vanuit de familie (huiswerkhulp en leren van de taal). In Duitsland gaan kinderen met Turkse roots bijvoorbeeld minder naar de crèche of onthaalmoeder. Als ze dan op latere leeftijd naar school gaan, lopen ze slechts halve schooldagen. Hierdoor hebben ze al vroeg in hun leven taalachterstand.


In Frankrijk daarentegen gaan alle kinderen naar de voorschool, waar ze al op jonge leeftijd Frans leren. Zij gaan bovendien hele dagen naar school. Ook maken zij hun studiekeuze in het middelbaar pas op 15-jarige leeftijd: zo hebben ze meer tijd om hun eventuele schoolachterstand weg te werken. Ter vergelijking, in België maken leerlingen hun studiekeuze al op hun twaalfde. Frappant is wel dat deze jongeren aan het begin van hun middelbare schoolcarrière goed vertegenwoordigd zijn in het ASO en TSO, maar dat ze nadien massaal worden doorverwezen naar het BSO (het watervaleffect). Ook toonden de Belgische cijfers dat er onder de tweedegeneratie jongeren veel zittenblijvers zijn en dat velen van hen zonder diploma op de arbeidsmarkt terecht komen.
 
Young ethnic urban professionals


De opleidingsgraad bepaalt grotendeels de positie op de arbeidsmarkt. In Frankrijk en Zweden zijn er bijvoorbeeld veel hoogopgeleide ‘young ethnic urban professionals’. Zij komen bovendien op de arbeidsmarkt op het moment dat de babyboomgeneratie aan het vergrijzen is. Ook de rol van vrouwen is van belang: in Zweden werkt 75% van de vrouwen met kinderen voltijds door gratis kinderopvang. Hierdoor hebben meer gezinnen twee inkomens, in tegenstelling tot Duitsland waar slechts een kwart van de vrouwen met kinderen voltijds werkt. Ook hier spelen dus weer institutionele arrangementen een hoofdrol: de organisatie en subsidiëring van kinderopvang.


Hetzelfde geldt voor het huisvestingsbeleid dat mede bepaalt in hoeverre stedelijke wijken gesegregeerd (ii) zijn. Een beleid dat het recht op een sociale woning koppelt aan het spreken van de taal (zoals in België) werkt segregatie bijvoorbeeld in de hand.


Verder had Crul het nog over het onderscheid tussen ‘politieke’ islam (grote rol voor islam, ook in de openbare sfeer) en ‘gematigde’ of ‘moderne’ Europese islam, waarbij religie vooral tot de privésfeer behoort. In tegenstelling tot de huidige perceptie, zijn jongeren in de meeste Europese landen voorstander van een ‘gematigde’ islam. Ook zo in Nederland, waar moskees steun van de overheid krijgen. In Duitsland is dit niet zo, waardoor dit het enige onderzochte land is waar jongeren meer neigen naar een ‘politieke’ islam.


Non-discussie over de ‘schuldvraag’


De deelnemers van het aansluitende debat waren Mieke Van Hecke, directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), Johan Boucneau, coördinator van de Cel Educatieve Projecten Stad Genk en Orhan Agirdag, auteur van ‘De mythe van de klasseloze klas’ en doctoraal onderzoeker aan de UGent. Agirdag beaamde enthousiast het belang van institutionele arrangementen in de achterstelling van etnisch-culturele minderheden. Toch krijgen volgens hem deze minderheden zelf nog al te vaak de schuld. Van Hecke voelde zich geroepen om het onderwijssysteem te verdedigen, wat ze dan ook deed. Zij zocht verklaringen veeleer bij de (cultuur van de) minderheden, dan bij het onderwijssysteem. Boucneau nam positie tussen deze twee in. Hij wilde alvast ouders responsabiliseren om hun kinderen naar voorschoolse opvang en kleuterschool te sturen, opdat ze met minder taalachterstand aan hun schoolloopbaan kunnen beginnen. Hij benadrukte evenwel dat het onderwijssysteem meertaligheid en diversiteit moet leren waarderen.


Het debat ging ook over het hete hangijzer ‘witte’ vs. ‘zwarte’ scholen. Voor Agirdag is het niet de kleur van de school die de kwaliteit van het onderwijs bepaalt, maar heeft vooral een concentratie van armoede een nefast effect. Bovendien zorgt de vrije schoolkeuze volgens hem voor extra segregatie. Van Hecke vond dat er in ‘zwarte’ scholen genoeg uitdaging moest zijn voor goede presteerders, omdat dit witte ouders vaak tegenhoudt om hun kinderen naar deze scholen te sturen. Haar laatste opmerking “we moeten opletten dat het niet tot een botsing der beschavingen komt” kon rekenen op verontwaardigd geroezemoes uit het publiek.


Tot een levendige discussie kwam het niet. Ieder las Cruls onderzoeksresultaten met eigen bril om zijn of haar eigen argumenten kracht bij te zetten. Toch kan men niet om de cijfers heen. De TIES-studie bewijst zwart op wit dat het vooral structuren in onze maatschappij zijn die achterstelling van allochtonen in stand houden en versterken.  

 i  http://www.tiesproject.eu
 ii Segregatie = gescheiden leven van verschillende( etnisch-culturele) groepen