Wanneer het gaat over groepen die het object zijn van het minderhedenbeleid, zeker in het populaire discours, merk je dat zij vaak een identiteit worden toegewezen. Eén enkele identiteit. Daardoor wordt de complexe persoonlijkheid van die mensen compleet naar de achtergrond verwezen.
Mensen hebben een waaier aan identiteiten, waarbij de ene soms belangrijker is dan andere. Je kan niet altijd kiezen welke identiteit je zichtbaar wil maken. Vraag dat maar aan Angelina Jolie. Zij wil ongetwijfeld ook wel eens shoppen, als moeder en als vrouw, maar voor de paparazzi blijft ze in de eerste plaats een filmster. Of neem nu Meyrem Almaci, die in het Vlaams parlement niet in de eerste plaats als allochtoon wil worden afgeschilderd, maar wel als Vlaams politica.
Over de frustratie bij sociaal politiek geëngageerde mensen door de discrepantie tussen de identiteit die ze in een bepaalde context aan zichzelf toeschrijven en de samenleving die soms een volledig identiteit toekent, schreef Jan Zienkowski een lijvig doctoraat. In ‘Analysing political engagement: an interpretive and functionalist discourse analysis of evolving political subjectivities among public activists and intellectuals with a Moroccan background in Flanders’ gaat de auteur op zoek naar de noties van integratie, identiteit, politiek, … Wij laten hem zelf aan het woord.
Kif Kif: Kan U even kort schetsen wat U precies onderzoekt in uw doctoraat?
Zienkowski: Het gaat over de manier waarop intellectuelen en activisten, voornamelijk met een Marokkaanse achtergrond in Vlaanderen, betekenis geven aan hun eigen maatschappelijk engagement en aan engagementen en politieke processen die ze om zich heen waarnemen. Het gaat dus over de politieke zelf- en wereldbeelden van mensen, gekoppeld aan de minderhedenkwestie, de migratiekwestie en andere diversiteitdebatten.
De meeste studies die zich richten op minderhedenkwesties focussen op de representaties van minderheden. Ze stellen zich de vraag hoe minderheden, religies, etniciteiten, … in beeld komen. Zelden wordt in rekening gebracht hoe mensen zelf kritisch reflecteren over dergelijke zaken. Daarnaast gaat mijn aandacht ook naar de mate waarin hun zelfbeeld al dan niet overeenkomt met de manier waarop over hen gesproken wordt.
Dat is de reden waarom ik wilde focussen op die groep mensen die actief ingaan tegen het beeld dat over hen bestaat en die dat doen via politiek in de breedste zin van het woord, dus zowel via middenveldorganisaties als via politieke partijen. Enerzijds is het dus de analyse van een debat, of van een serie debatten, allen gelinkt aan integratie, onderwijs en andere migratiegerelateerde thematieken. Anderzijds is het ook een studie van hoe mensen er in slagen om met al hun verschillende identiteiten (professioneel, etnisch cultureel, religieus, partijpolitiek, ideologisch ,…) toch nog een coherent zelfbeeld te hebben en zich zo als zichzelf te relateren aan de samenleving.
Kif Kif: Betekent dit dat U probeert een samenhang te zoeken tussen de verschillende identiteiten die mensen opnemen en hun sociocultureel of sociopolitiek engagement?
Zienkowski: Inderdaad. Ik wou vooral nagaan hoe dat in de praktijk verloopt. De vraag is niet alleen of een Maghrebijn zichzelf definieert als Vlaming, moslim of Belg. De vraag is ook wanneer, in welke context is die Maghrebijn een Belg en in welke context een Vlaming? En zit daar een systematiek in? Hoe komt het dat iemand zich in de ene situatie als civiel burger gaat presenteren en dat in andere situaties bijvoorbeeld religieuze aspecten een rol zullen spelen. Zit daar een consistentie in? Ik heb heel hard op het individuele gefocust. Diepgaande studies van hoe mensen zich in de loop van interviews positioneren naar mij als interviewer, naar de maatschappij en naar andere actoren betrokken in dat debat.
De reden waarom ik zo op die multipliciteit van identiteiten, en al die identificatieprocessen focus, is omdat iedereen die we kennen uit onze omgeving, zoals familieleden, vaak zien als individuen. Als complexe gegevens, die onderling heel sterk verschillen. Maar wanneer het gaat over groepen die het object zijn van het minderhedenbeleid, zeker in het populaire discours, merk je dat zij vaak een identiteit worden toegewezen. Eén enkele identiteit. Daardoor wordt de complexe persoonlijkheid van die mensen compleet naar de achtergrond verwezen. Ik heb geprobeerd via een diepgaandere studie te onderzoeken hoe mensen zich op een complexe manier positioneren en kritiek leveren naar zowel maatschappij toe als naar zichzelf. Dat tonen van die complexiteit, ook bij mensen die andere etnisch culturele identificaties aangaan, heeft een humaniserend effect.
Kif Kif: Dat impliceert dat iedereen zijn eigen betekenissen vormgeeft?
Zienkowski: Tot op zekere hoogte wel. Wittgenstein heeft ooit gezegd: “Er bestaat niet zoiets als een private taal”. Je kan geen puur individuele betekenissen creëren. Je moet vertrouwen op bepaalde achtergrondveronderstellingen die door grotere groepen gedeeld worden.
Eén van de belangrijkste lessen die je daaruit kan trekken is dat als je die vorm van politiek bewustzijn en politieke agency wil vergroten, het heel belangrijk is om ook het metatalig bewustzijn van mensen te stimuleren. Daarmee bedoel ik dat als je intellectuelen en politieke activisten bestudeert, dat je ook hun politiek discours moet onderzoeken. Dan zie je dat het overgrote deel een kritiek is op manieren van spreken door andere politieke partijen, andere actoren en andere organisaties. Manieren van spreken over bijvoorbeeld islam, integratie, identiteit, normen en waarden. Het bewustzijn van problematische manieren van spreken is de basis voor de verdere ontwikkeling van een politiek bewustzijn en een politiek handelen.
Kif Kif: Zit het probleem van het minderhedendebat dan in die communicatie of is dit te sterk uitgedrukt?
Zienkowski: Het minderhedendebat is geen uitzondering, in die zin dat een debat altijd draait rond de invulling van centrale begrippen. Het is nooit één begrip, het zijn er altijd verschillende. Binnen het minderhedendebat gaat het bijvoorbeeld over de concepten integratie, identiteit en diversiteit. Zij hebben allen verschillende noties die we empty signifiers noemen, lege betekenaars. Een lege betekenaar is geen lege betekenaar omdat het niks betekent, maar net omdat er zoveel verschillende invullingen aan worden gegeven door verschillende actoren. Een sociopolitieke strijd draait er net om om je eigen invulling van een begrip als de heersende invulling ingang te doen vinden.
Bijvoorbeeld met betrekking tot het begrip integratie, leeft er een relatief grote frustratie bij de mensen die ik heb geïnterviewd, omwille van het feit dat in courant discours dat begrip puur wordt gebruikt om een wij/zij onderscheid te installeren. Zonder dat duidelijk wordt welk criterium voor integratie er gehanteerd wordt. Wanneer mensen dus kritiek leveren op die notie van integratie, doen ze dat op heel veel verschillende manieren, maar altijd door dat begrip te concretiseren. Door bijvoorbeeld te zeggen: ‘Integratie is voor mij in eerste instantie mijn belastingen betalen. Je kan wel zeggen dat integratie aanpassingen aan de normen en waarden inhoudt, maar zelfs de meeste Vlamingen delen niet alle normen en waarden. Dat is dus geen geldig criterium.’ Anderen nemen de dominante interpretatie over en zien integratie als het aanpassen aan de taal. Die zeggen dan bijvoorbeeld: ‘ Ik spreek de Vlaamse taal, met of zonder accent, ik kan me uitdrukken.’
Hetzelfde geldt ook voor andere noties, zoals het argument van neutraliteit bij het Antwerpse hoofddoekenverbod, dat nu terug opnieuw opduikt. Hoe bepaalde drukkingsgroepen daartegenin gaan, dat gebeurt op basis van het in vraag stellen van een term. Wat is de betekenis van neutraliteit? Iets waar volledig aan wordt voorbijgegaan in het dominante discours dat neutraliteit als argument inroept om status quo te behouden met betrekking tot de zichtbaarheid of niet-zichtbaarheid van de hoofddoek in publieke ruimtes.
Kif Kif: U haalt aan dat er zoiets bestaat als een dominant discours, maar als iedereen zijn concepten op zijn eigen manier invult, kan je dan wel nog spreken van een heersend discours?
Zienkowski: Je zou kunnen zeggen dat er een heersend discours is in de zin dat er veel mensen gelijkaardige termen gebruiken. Zowel de kritische intellectuelen en activisten waarmee ik heb gesproken, als degenen waar ze het over hebben en die ze bekritiseerden, nemen bijvoorbeeld woorden als integratie in de mond. Maar de invullingen verschillen. Een overgrote meerderheid van mensen die niet gespecialiseerd zijn in dergelijke debatten, gebruiken die noties op een onreflexieve manier. Namelijk op een manier dat die categorieën heel differentiërend gaan werken. Elk van die abstracte termen zijn aan de ene kant analytische categorieën om uw werkelijkheid mee te vatten en aan de andere kant functioneren ze ook als waarden.
Wanneer mensen bekritiseerd worden op hun impliciete of expliciete invulling van zo’n begrip, dan krijg je vaak heel emotionele reacties. Dat verklaart ook waarom debatten over de Vlaamse identiteit, of elke andere vorm van identiteit, zo emotioneel zijn. Ze zijn gekoppeld aan concrete ervaringen (familiale contacten, sociale relaties) die men letterlijk ‘waardeert’. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de eigen invulling van dat begrip en de invulling van anderen. Men is er zich vaak niet van bewust dat bepaalde concepten door verschillende mensen aan verschillende normen gelinkt worden.
Kif Kif: U stelt dat die betekenisgevingconcepten op een individuele basis gebeurt, gebruik je dan vooral psychologische variabelen in je verklaringsmodel?
Zienkowski: Ik heb ze echt zoveel mogelijk als individu proberen te behandelen. Vooral omdat de mensen die momenteel actief zijn in die publieke ruimte net zo gediversifieerd zijn. Zowel wat betreft generaties, gender, geloofsovertuiging, religieuze praktijken, ideologie enzovoort. Het is niet zo dat iedereen met een Marokkaanse identiteit zich als Marokkaan wil identificeren. Mijn voornaamste selectiecriterium voor respondenten was: welke mensen met een Marokkaanse achtergrond laten zich kritisch uit in de publieke ruimte. Het werd al snel duidelijk dat die Marokkaanse identiteit enkel een ingangspunt was om die analyse te beginnen, maar geen eindpunt. Ik kan dus niet zeggen dat ik een Marokkaanse gemeenschap heb bestudeerd. Ik heb een netwerk van intellectuelen en activisten onderzocht, die elkaar of elkaars organisaties op de één of andere manier kennen en die zich allemaal ten opzichte van mekaar en van mekaars organisaties positioneren. In dat opzicht zou het heel beperkend geweest zijn mocht ik enkel en alleen mensen van de derde generatie, of mensen die zich enkel als Marokkaan willen positioneren en geen andere etnisch culturele identiteit aannemen, onderzoeken.
Kif Kif: De focus is het minderhedendebat geworden. Is dat natuurlijk gegroeid of bent U echt met de intentie gestart om precies dit debat te bestuderen?
Zienkowski: Op een bepaald moment heb ik mezelf de vraag moeten stellen: Wat heb ik nu onderzocht? Toen ik eraan begon was ik een complete leek op het vlak van de thematiek. Ik ben opgegroeid in een omgeving die totaal niet gekleurd was. Dat betekent ook dat wanneer je geen kennis van zaken hebt over een bepaald fenomeen, de invloed van media per definitie enorm groot is omdat dat de enige bron van informatie is. En hoewel ik natuurlijk principieel antiracistisch ben ingesteld en met antiracistische waarden ben opgegroeid, is er een verschil tussen die principiële ingesteldheid en weten wat het inhoudt om effectief dagelijks contact te hebben.
Ik merkte aan het begin van dit project dat er een zekere agitatie, terughoudendheid bestond tegenover die eerste gesprekken. Ik wist totaal niet waar ik mij aan moest verwachten. Dat was heel spannend. Ook omdat ik verwachtte, het grootste cliché natuurlijk, dat ik in die interviews toch heel wat theologische argumenten en wereldbeelden zou te horen krijgen. En heel wat van de mensen die ik heb geïnterviewd identificeren zich ook effectief als moslim op bepaalde momenten in de gesprekken. Maar die moslimidentiteit is niet altijd even relevant in hun politieke en publieke positioneringen. Wat je bijvoorbeeld ziet is dat die mensen geen religieuze argumentaties aanhalen wanneer ze hun ideale maatschappij schetsen. Tegelijkertijd worden die voortdurend, of toch heel regelmatig, geconfronteerd met stereotypen over hun islamitische identiteit waar ze tegenin moeten gaan. En dat is iets wat die mensen soms frustreert.
Kif Kif: U gaat er van uit dat uit wat gezegd wordt, je een zelfbeeld kan afleiden. Maar werkt het ook niet andersom, dat je zelfbeeld bepaalt hoe je over iets spreekt?
Zienkowski: Het ene hangt natuurlijk samen met het andere. Om een voorbeeldje te geven. Op een bepaald deed ik een interview bij iemand die actief was bij Ella, het vroegere Steunpunt voor Allochtone Meisjes en Vrouwen (SAMLV). Ik merkte dat zij op een specifieke manier begon te spreken over haar omgevingen, zoals de familiale context, de werkomgeving en ook de blanke omgeving waar ze is opgegroeid. Wat je ziet is dat in de verschillende ruimtes, het begrip emancipatie anders wordt ingevuld. In de zin dat haar witte omgeving, met mensen die niet altijd evenveel ervaring hebben met de hele thematiek rond minderheden, er van uitgaat dat mensen geëmancipeerd moeten worden door anderen. Die mensen complimenteerden de respondente met feit dat ze mensen helpt te emanciperen. Terwijl volgens haar persoonlijke invulling, en die van haar werkomgeving, er net geweigerd werd om emancipatie te definiëren voor anderen. Zij willen de ruimte laten om personen zelf hun toekomst te bepalen en vorm te geven. Je ziet een hele harde focus op individuele keuzemogelijkheden binnen die werkomgeving. In de familiale omgeving zie je dan weer dat ze het positief vinden dat ze voor dergelijke organisatie werkt, vanuit de idee dat ze iets doet voor de gemeenschap.
Kif Kif: Dus uit wat ze vertellen probeert U een identiteit te linken aan dat engagement?
Zienkowski: Ja, met datzelfde voorbeeld kan je zien dat mensen dan metaforen beginnen te gebruiken om zichzelf vorm te geven. Wanneer zij zegt: ‘die job zit heel dicht op mijn huid’ of ‘dat raakt me echt in mijn kern’ dan wordt een metafoor gebruikt om aan te tonen dat het onderscheid tussen haarzelf en de activiteit die ze doet eigenlijk niet altijd even duidelijk te trekken is. Dat heeft te maken met het feit dat ze bepaalde waarden heeft geïntegreerd. Het is dan heel moeilijk om een strikt onderscheid te maken tussen die vormen van engagement en het zelfbeeld dat die persoon doorheen dat engagement ontwikkelt.
Kif Kif: U haalt het gebruik van metaforen aan, heeft U dat soort zaken ook specifiek geanalyseerd? Kan U even kort schetsen hoe U tewerk gegaan bent?
Zienkowski: Ik heb interviews van een veertigtal mensen uitgeschreven, samen goed voor een tweeduizendtal pagina’s. Die heb ik ingevoerd in een softwareprogramma dat mij in staat stelde die data wat te organiseren. Dat maakt het makkelijker om op zoek te gaan naar bepaalde centrale termen als identiteit, gemeenschap, politiek en integratie. Ook telkens wanneer ze het over ‘het self’ hadden, heb ik aangeduid. Daarna keek ik bij welke onderwerpen daar over werd gesproken. Zo kon ik nagaan welk identitair aspect of welk concept in welke context relevant wordt. Dat is een heel dynamisch proces. Ik heb bijvoorbeeld een interview gedaan met iemand die voorheen bij de AEL (Arabisch Europese Liga) actief was en die het begrip ‘integratie’ op het eerste zicht op een contradictorische manier hanteerde. Soms met een positieve connotatie, soms met een eerder negatieve of sceptische connotatie.
Hij zegt bijvoorbeeld over verschillende organisaties in het middenveld, zoals ook Kif Kif dat hij zijn vragen heeft bij bepaalde activiteiten omdat die soms heel elitair lijken te zijn. Hij vindt dat problematisch omdat in zijn geprefereerde manier van aan politiek te doen het belangrijker is te rapporteren aan de ‘streetboys’ en niet aan die ene procent die ‘het’ gemaakt heeft. En ‘het’ gemaakt hebben is voor hem een job hebben of hoger opgeleid zijn. In zijn definitie van activisme, en dat is een belangrijke waarde voor hem, is er die appel aan die ‘streetboys’. Daarom zegt hij dat voor hem ‘activisme voor Kif Kif eerder een bekroning op een soort van integratietraject lijkt’.
Dat is dus een heel sceptische visie, met een heel negatieve connotatie. Terwijl bij het bespreken van de capaciteit van mensen om hun individualiteit tot uiting te brengen er een andere notie van integratie blijkt. Zo spreekt hij bijvoorbeeld over ‘eigenheid’. En zo ziet hij ook het project van AEL, als een strijd voor eigenheid om uw individuele persoonlijkheid naar voor te kunnen brengen, inclusief het uitdragen van bijvoorbeeld etnisch culturele of religieuze identiteitsaspecten. Wanneer je dat ontkent, verlies je je eigenheid en schakel je eigenheid en identiteit gelijk. Zo zegt hij: ’Nederland, dat is pas een bewijs van integratie’. Dit heeft een veel positievere connotatie. Hij gaat als volgt verder: ‘dat je daar mensen hebt die publiekelijk op televisie hun stem kunnen opnemen met hun eigenheid als moslim of als Marokkaan, zonder dat ze hulp nodig hebben van iemand anders om hun stem te verwoorden’. Je hebt dus veel contradictorisch gebruik, zowel binnen individuen als tussen individuen. Op die manier heb ik het debat gereconstrueerd, door al die verschillende betekenissen ten opzicht van mekaar af te wegen.
Kif Kif: Tijdens het afnemen van die interviews is ook de rol van U als ontvanger belangrijk in die betekenisvorming. Hoe bent U daarmee omgegaan?
Zienkowski: Ik ben daar zo expliciet mogelijk in geweest. Ik maak er geen geheim van dat ik bijvoorbeeld in het kader van het minderhedendebat eerder linksere posities in het hedendaagse landschap inneem. Ik ben daar zo expliciet mogelijk in geweest op momenten dat het relevant was. De respondenten wisten ook dat ik me wel eens engageerde voor Kif Kif. Maar het is onvermijdelijk, je bevindt je altijd in een veld van positioneringen. Een concreet voorbeeldje. Ik had een interview met een vrouw met Marokkaanse achtergrond die werkte voor een stadsdienst die betrokken was met minderheden. Zij zei dat wanneer het over integratie gaat, dat ze het dan heel belangrijk vindt dat we meer rekening moeten houden met de dromen, wensen en verwachtingen van mensen. Ze zei ‘In principe kan je een heel integratiebeleid enten op het principe hoe mensen oud willen worden’. Ze vindt dat je die vraag centraal moet stellen en dan proberen te kijken hoe je als stad of overheid daarmee kan omgaan zodat die mensen zich ook deel kunnen voelen van deze samenleving.
En dan zegt ze op een bepaald moment tegen mij, en dan neemt ze mijn subjectiviteit als onderzoeker, als Vlaming, als blanke en als niet-moslim mee door, het volgende: ‘Ik zit hier nu tegenover U en waarschijnlijk is er geen haar op uw hoofd dat er aan denkt dat ik oud zal worden met een hoofddoek, want ik draag er nu geen. Maar ik kan U garanderen, ik zal weldegelijk oud worden met een hoofddoek, want voor mij maakt dat deel uit van het beeld van waardig ouder worden. Net zoals veel Vlaamse vrouwen bij een bepaalde leeftijd plots een watergolfke laten zetten bij de coiffeur, dat is ook een andere stijl aannemen. Dat is los van enige religieuze consideraties, die breng ik dan nog niet eens mee in rekening. Als we met dat besef geen rekening houden, gaan we in een problematische situatie terechtkomen, waarbij mensen zich gewoon niet verbonden voelen met deze samenleving.’ Zij kent dus een heel specifieke invulling van integratie toe, die alleen maar kan geformuleerd worden dankzij het bewustzijn van het feit dat de meeste mensen die invulling van integratie niet hebben. Je kan dat soort positioneringen niet vermijden. Maar door dat expliciet te erkennen, kan je wel ruimere maatschappelijke processen in vraag stellen en bediscussiëren.
Kif Kif: U heeft bij een groep mensen interviews gedaan op zoek naar systematieken, kan je dan ook resultaten veralgemenen naar die groep of moeten uw resultaten op het individueel niveau beschouwd worden?
Zienkowski: Ik heb het zoveel mogelijk op het individuele niveau proberen te houden omdat bijna iedereen duidelijk heeft willen maken dat ze geen woordvoerder zijn van dé gemeenschap. Noch van een islamitische, noch van een Marokkaanse, noch van een Maghrebijnse. Zelfs mensen die bijvoorbeeld voor de Federatie van Marokkaanse Verenigingen werkten, zeiden dat ze geen gemeenschap vertegenwoordigen, maar hooguit die verenigingen die bij hun organisatie zijn aangesloten. Vooral omdat een groot deel van hun project er juist in bestaat om die interne diversiteit te tonen, waar zo vaak over heen gegaan wordt. En dat zie ik ook op dat individuele niveau terugkomen, ook al zijn er wel een aantal spanningsvelden die terugkomen. Bijvoorbeeld of integratie een continu proces of het iets wat reeds verwezenlijkt is na bijvoorbeeld het spreken van de taal? Ook waarin dan moet geïntegreerd worden is een systematisch terugkerende vraag.
Kif Kif: Heb je bij andere concepten gelijkaardige spanningsvelden?
Zienkowski: Die zijn er maar ik heb enkel die specifiek met betrekking tot integratie onderzocht omdat ik het belangrijk vond dat die ook geproblematiseerd worden, hoewel integratie voor de mensen die ik heb geïnterviewd niet altijd het belangrijkste concept was. Vaak spelen andere waarden een grotere rol in het zelfbeeld, zoals emancipatie, gelijkheid, gerechtigheid, …. Men spreekt bijvoorbeeld ook heel regelmatig van het falen van het integratiedebat als zijnde dat de term niet meer adequaat is om het over deze werkelijkheid te hebben. Daarbij zie je zowel linkse als rechtse invullingen. De meeste mensen die ik sprak hebben een linkse oriëntatie, maar iemand als Dewinter zegt evengoed dat het integratiebeleid gefaald heeft. Opnieuw is er de politieke strijd, hoe vul je dat precies in.
Kif Kif: Op het einde van uw doctoraat geeft U van bepaalde begrippen een definitie. Op welke basis heeft U die gekozen aangezien U zelf stelt dat elk begrip voor iedereen een andere betekenis kent?
Zienkowski: Het grootste probleem als sociaal wetenschapper bij het analyseren van een maatschappelijk debat is dat het begrippenapparaat dat je ter beschikking hebt hetzelfde is als in het sociopolitiek discours. Integratie was aanvankelijk een sociologisch concept dat is doorgesijpeld in politieke discoursen. Op dit moment wordt het nog door weinig mensen in de sociologische zin van het woord gebruikt. De Vlaamse samenleving kan, volgens de sociologische definitie, de allochtonen integreren. Maar wat je ziet in een publiek discours is dat heel vaak de verantwoordelijkheid van de integratie bij de te integreren elementen wordt gelegd. Dan is de vraag hoe ga je daar mee omgaat, want ook de sociologische begrippen zijn in zekere zin normatief.
Hetzelfde geldt voor identiteit. Ik heb geprobeerd een dialoog tot stand te brengen tussen de kaders die ik zelf hanteer en de kaders die mijn respondenten, als kritische individuen, zichzelf hebben eigen gemaakt. Soms overlappen die kaders, soms niet. In mijn eigen analytisch kader geef ik er de voorkeur aan om een onderscheid te maken tussen het ‘self’ van iemand langs de ene kant en de verschillende identiteiten, in het meervoud, waarmee je u al dan niet kan identificeren aan de andere kant. Die identiteitsproblemen komen ook heel fel aan bod in dit doctoraat. Identiteitsproblemen ontstaan vooral wanneer mensen gereduceerd worden tot één enkele identiteit over alle mogelijke contexten van hun leven heen.
Iemand kan bijvoorbeeld perfect moslim zijn, maar wil niet op de Islamitische identiteit aangesproken worden wanneer die bijvoorbeeld aan partijpolitiek doet. Maar in die context bijvoorbeeld wel als socialistisch politicus. Dat is een heel seculiere manier van denken natuurlijk. Dat is iets wat enorm veel frustratie opwekt. Wanneer mensen in contexten waarin een bepaalde identiteit niet zo belangrijk is, daar toch op worden geadresseerd. Dan ontstaat er een mismatch tussen het beeld dat anderen over U hebben en uw zelfbeeld. In veel gevallen is dat ook de trigger gebleken voor verschillende van mijn respondenten om zich maatschappelijk te engageren.
Kif Kif: Tot slot, wat wil je dat de mensen van uw doctoraat opsteken en er van onthouden?
Zienkowski: Dat doctoraat zelf is natuurlijk een academisch element, en ik geloof ook echt in het belang van academisch onderzoek. Aan de andere kant vind ik ook dat academici zich moeten mengen in de publieke sfeer. Dat kan op heel uiteenlopende manieren, zoals in debatten of in artikels, om een tegengewicht te bieden aan depolitiserende en onderdrukkende discoursen. Zelf probeer ik dat te doen door bijvoorbeeld workshops te geven over discoursanalyse waarbij ik dat kritisch, metatalig bewustzijn van mensen wil stimuleren. Zo kunnen mensen ook in staat worden gesteld om niet alleen kritisch na te denken maar ook om het vertrouwen te krijgen of gesteund te worden in hun ontwikkeling en hun zelfvertrouwen om dat ook te uiten. Dat is heel belangrijk in elk debat, niet enkel in het minderhedendebat.
Met betrekking tot mediawerkingen, en dat heb ik ook aangeraden aan de VRT namens Kif Kif, is het bijvoorbeeld heel belangrijk dat er meer aandacht komt voor de publieke representaties van minderheden. Diversiteit tonen is niet alleen het tellen van zichtbare kenmerken van diversiteit. Het is tegelijkertijd heel belangrijk dat bij individuen die deel uit maken van die zogenaamde minderheden ook aandacht bestaat voor de interne multipliciteit van die mensen. Hoe springt een concreet individu om met al die verschillende deelaspecten van zijn of haar ‘self’? Hoe koppelt hij bijvoorbeeld een professionele identiteit aan een religieuze, culturele of genderidentiteit? In fictie bijvoorbeeld.
Door complexe karakters te tonen, en dus niet enkel te focussen op de etnisch culturele achtergrond, creëer je iets menselijks en maak je het ook mogelijk om mensen die deel uit maken van andere netwerken of groepen toch gemeenschappelijke punten te laten vinden waarmee ze zich kunnen identificeren. Het kan best dat anderen zich niet kunnen identificeren met die islamitische identiteit, maar dan kan hij zich bijvoorbeeld wel identificeren met pakweg het feit dat die persoon in een problematische liefdesrelatie zit, of dat hij worstelt met een genderidentiteit. Het is daarom belangrijk in de minderhedendebatten dat we de mensen niet reduceren tot enkel en alleen dat aspect van henzelf wat precies van hen een minderheid maakt.
----
Jan Zienkowksi is docent aan de Erasmushogeschool Brussel en de KU Leuven. Voorts is hij werkzaam op het onderzoeksdepartement Taalkunde aan de Universiteit Antwerpen. Hij is co-auteur van ondermeer ‘Het rijpen van de geesten. De woorden van De Wever en de strijd om uw ziel’ en 'Discursive Pragmatics'.