Racismewonden en racismeveerkracht voor kinderen met dubbele roots

Als het gaat over racisme – of breder over etnische en culturele diversiteit – denken mensen vaak in een tweedeling. Aan de ene kant heb je mensen met migratieroots, aan de andere kant witte mensen. De werkelijkheid is echter genuanceerder.

Naima Charkaoui, auteur van Racisme: over wonden en veerkracht, gaat in dit artikel in op de situatie van kinderen met dubbele roots waarbij één ouder tot de dominante witte groep behoort en één ouder een migratieachtergrond heeft.

 

Mijn eigen verhaal is daar natuurlijk een voorbeeld van: geboren en opgegroeid in het witte West-Vlaanderen van de jaren tachtig en negentig als kind van een Vlaamse moeder en een vader afkomstig uit Marokko. Het klopt dat gemengde huwelijken in die tijd als iets bijzonders werden gezien – wat de ene interessant vond en de andere ‘abnormaal’. Toch was ik toen al zeker de enige niet. Ik kende andere kinderen en jongeren in mijn omgeving van wie een van beide ouders afkomstig was uit een ander continent. En naarmate ik volwassen werd, leerde ik nog meer generatiegenoten kennen met dubbele roots.

Vandaag de dag en zeker in verstedelijkte omgevingen komen gezinnen met dubbele roots nog meer voor. In mijn boek ‘Racisme: over wonden en veerkracht’ (EPO, 2019) heb ik geprobeerd ook aandacht te hebben voor deze situatie. Ik vond het belangrijk om de scope zo breed mogelijk te houden van de uiteenlopende contexten waarin kinderen en jongeren opgroeien en met racisme (1) te maken krijgen: van stedelijke, meer diverse omgevingen tot een meer witte omgeving; van een gezin waarin beide ouders eenzelfde migratieachtergrond hebben tot een gezin waarin beide ouders die niet hebben – bijvoorbeeld bij adoptie of pleegzorg.

Ik botste in mijn research en achteraf in de vele gesprekken over mijn boek ook op pijnlijke getuigenissen van mensen die racisme ervaren van hun eigen ouder zonder migratieachtergrond.

Bijvoorbeeld:

Het begon me plots steeds meer op te vallen hoe racistisch mijn eigen moeder is. Ik besefte hoe zeer ik een racistische instelling heb meegekregen in mijn opvoeding en me zelf schaamde voor mijn halve zuiderse roots. En dat terwijl mijn ouders al 35 jaar samen zijn. Sinds de geboorte van mijn zoon heb ik me ontdaan van mijn eigen racistische instelling en ben ik me meer gaan inzetten voor deze kwestie.(2)

Dubbele roots?

In dit artikel probeer ik specifiek in te gaan op de situatie van kinderen met dubbele roots waarbij één ouder tot de dominante witte groep behoort en één ouder een migratieachtergrond heeft. Er zijn daarnaast natuurlijk nog andere gezinnen met meerdere achtergronden. Denk aan gezinnen waar beide ouders een verschillende migratieachtergrond hebben of de vier grootouders samen drie, vier of meer achtergronden hebben. Bijvoorbeeld Grieks-Burundese of Congolees-Belgisch-Tunesische gezinnen. Hopelijk vinden ook zij in dit artikel aanknopingspunten, ook al ligt de focus op de situatie waarbij één ouder tot de dominante witte groep behoort en één ouder een migratieachtergrond heeft. Overigens spelen ook hier uiteenlopende realiteiten.

Om te beginnen kan de ene of andere ouder, afhankelijk van de specifieke gezinssituatie, meer of minder betrokken zijn bij de opvoeding van het kind of aanwezig in diens leven. Beide ouders kunnen de hele kindertijd door samenleven, maar ze kunnen ook gescheiden zijn of een van de ouders kan overleden zijn of geheel afwezig. Dergelijke breukmomenten kunnen ontstaan nog voor de geboorte, in de vroege kindertijd, de adolescentie of later. Het kind woont bij de ene en/of andere ouder, in een nieuw samengesteld gezin of nog elders. De variatie in gezinssituaties is op zich niet anders bij gemengde gezinnen dan bij andere gezinnen, maar ze hebben wel een specifieke invloed op de uitdagingen in het werken aan racismeveerkracht.

Naast de gezinssituatie zijn er ook verschillen in migratieverhaal. De ouder met een migratieachtergrond kan geboren en getogen zijn in een ander land, of behoren tot de tweede, derde of latere generatie van mensen die in België leven. Dat maakt onder meer een verschil in de eigen beleving en kwetsuren van die ouder op het vlak van racisme en dus het ondersteunen van zijn of haar kinderen daarin.

Daarnaast spelen natuurlijk nog heel wat contextfactoren die zowel de racismewonden als de racismeveerkracht beïnvloeden. Elk van de families van beide ouders kan meer of minder achter de relatie staan met gevolgen voor de hechtheid en de kwaliteit van familiebanden. En er zijn allerlei mogelijke verschillen in situatie, karakter enzovoort.

Niet beschermd tegen racismewonden

Een Belgische afkomst hebben vrijwaart kinderen en jongeren niet van racismewonden. Hun dubbele roots kunnen wel de herkenbaarheid van hun afkomst(en) in hun dagelijks leven beïnvloeden en daarmee de mate waarin en manieren waarop ze racismewonden oplopen. Het gebeurt dat een kind een volledig Vlaams klinkende naam heeft en daardoor bij geschreven of telefonische contacten nauwelijks met racisme in aanraking komt. Als zij tegelijk een donkere huidskleur heeft, zal ze daarentegen in de publieke ruimte meer met racisme in aanraking komen. Bij mij geldt het omgekeerde: op basis van mijn naam wordt ik meteen gezien als iemand met migratieachtergrond, op basis van mijn uiterlijk minder. Daardoor hoor ik regelmatig racistische uitspraken die niet voor mijn oren bedoeld waren, iets wat ik in mijn boek een voorbeeld van indirect racisme noem.

Veel mensen schrikken als ze horen dat de goedbedoelde vraag ‘van waar ben je’ bij veel mensen kwetsend aankomt.

In de winkel: ‘Ah, je woont in die buurt? Ik ken die buurt. Vroeger een toffe buurt. Maar nu niet meer, er wonen te veel vreemdelingen.

Natuurlijk zijn er ook kinderen met dubbele roots die zowel qua naam als uiterlijk gezien worden als iemand met een buitenlandse afkomst. En anderen worden maar zelden zo gepercipieerd.

Doorheen die verschillen in persoonlijke situaties kunnen ook kinderen met dubbele roots met alle vormen van racisme in aanraking komen. Van de in principe strafbare vormen (racistisch geweld, discriminatie en haatspraak) over vooroordelen tot ‘microkwetsingen’: kleine, alledaagse kwetsende ervaringen die verband houden met stereotypen.

Mijn man is afkomstig uit Guinée en zelf ben ik van Belgische afkomst. Onze kinderen zijn hier in Vlaanderen geboren en getogen. Laatst was ik met mijn zoon van zeven in een winkel en vroeg de winkelbediende hem vriendelijk van welk land hij was. Mijn zoontje was hier echt van in de war. Wij zijn toch van hier, mama?’

Veel mensen schrikken als ze horen dat de goedbedoelde vraag ‘van waar ben je’ bij veel mensen kwetsend aankomt. De vraag, vaak de eerste die gesteld wordt bij kennismaking, herinnert je eraan dat je gesprekspartner jou vooral ziet als iemand ‘van elders’ – niet van hier. En dat hij voor zich een ‘afkomst’ ziet staan, eerder dan een mens.

Alle mensen met een migratieachtergrond hebben wel eens te maken met foute veronderstellingen, omdat hokjesdenken nog altijd sterk aanwezig is in onze samenleving. Maar omdat jongeren met dubbele roots per definitie niet in een hokje passen, worden ze er wellicht vaker mee geconfronteerd.

Herhaling versterkt de impact van microkwetsingen. Telkens opnieuw die vraag krijgen - van de meester op school, de nieuwe tandarts, de winkelbediende, de nieuwe buren, de voetbalcoach enz. – laat sterk de indruk na dat mensen niet je hele persoon zien noch je beschouwen als volwaardig deel van de maatschappij hier. Dat jouw aanwezigheid vragen oproept, om verantwoording vraagt. Het besef dat je gesprekspartner goede bedoelingen heeft, verzacht de bittere pil van zo een uitspraak niet. Van iemand die je graag hebt, komt een kwetsende uitspraak vaak net harder aan. Dat geldt des te meer voor iemand naar wie een kind opkijkt zoals een leerkracht of sporttrainer. En iemands goede bedoelingen maken het moeilijker om voor jezelf op te komen door uit te leggen dat je de uitspraak niet apprecieert. Ook tegenover mensen in een gezagspositie is het moeilijker en zelfs riskanter om te reageren.

Bij sommige mensen roept de vraag van waar ze zijn bovendien onderliggende kwetsuren op. Voor een kind dat bijvoorbeeld alleen opgroeit met zijn witte moeder kan de herhaalde vraag ‘van welk land ben je’ de gevoelens van gemis, verdriet of kwaadheid over de afwezige ouder oproepen, bovenop verwarring over de identiteit. Denk maar aan kinderen en jongeren die hun ene ouder met een migratieachtergrond missen door overlijden of die met vele onbeantwoorde vragen zitten tegenover een ouder die hen op jonge leeftijd verlaten heeft.

Zoals gezegd kunnen de witte en migratieroots zich op uiteenlopende manieren vertalen in de leefwereld van kinderen en jongeren met dubbele roots enerzijds én in de manier waarop anderen hen percipiëren anderzijds. Hoe groter de discrepantie tussen beide, hoe meer foute veronderstellingen als microkwetsingen kunnen ervaren worden. De ene jongere wordt gezien als ‘alleen’ Vlaming en voelt zich ongemakkelijk om voor zijn roots uit te komen wanneer kameraden zich racistisch uitlaten. De andere jongere wordt door haar Arabische naam gezien als moslima en voelt zich ongemakkelijk om telkens uit te leggen dat ze niet meedoet aan de ramadan en weinig weet over de islam. Alle mensen met een migratieachtergrond hebben wel eens te maken met foute veronderstellingen, omdat hokjesdenken nog altijd sterk aanwezig is in onze samenleving. Maar omdat jongeren met dubbele roots per definitie niet in een hokje passen, worden ze er wellicht vaker mee geconfronteerd.

De confrontatie met racisme kan bij kinderen heel wat schade veroorzaken. Kinderen kunnen een negatief zelfbeeld ontwikkelen: ze zien zichzelf als minderwaardig, denken dat ze niets kunnen en missen bijgevolg een positief toekomstperspectief. Dat kan zich vertalen naar onderpresteren op school. Ze kunnen zich onzeker of angstig gaan voelen. Negatieve ervaringen in de interactie met anderen laten hun sporen na in de sociale ontwikkeling. Chronische stress door heftige en/of alledaagse ervaringen van racisme wegen op de gezondheid. In mijn boek ‘Racisme. Over wonden en veerkracht’ ga ik uitgebreid in op deze kwetsuren door racisme.

Wanneer kinderen of jongeren met dubbele roots worstelen met hun identiteitsontwikkeling, wordt de oorzaak vaak gezocht bij het ‘opgroeien tussen twee culturen’. Dat problematiseert eenzijdig het (vermeende) cultuurverschil, conform het dominante discours in de samenleving. De impact van uitsluitingsdynamieken in de samenleving is echter minstens even belangrijk en verdient volwaardige aandacht. Inzicht in racismewonden en racismeveerkracht kan hierbij helpen.

Contraproductieve strategieën

In mijn boek bespreek ik enkele veelgebruikte strategieën die mensen hanteren om met racisme om te gaan. Ze kunnen extra hard hun best doen, zich zoveel mogelijk aanpassen en klein maken, zich agressief opstellen of doen alsof racisme niet bestaat en hen niet deert. Deze strategieën hebben gemeenschappelijk dat ze – hoe populair ze ook zijn – meer nadelen dan voordelen hebben. Ze riskeren de kwetsuren van racisme eerder te verdiepen dan te genezen.

Veel gezinnen met dubbele roots met een aanwezige witte ouder, beschikken naast hun confrontatie met racismewonden tegelijk over een dosis ‘wit privilege’.

Ook mensen met dubbele roots kunnen op die strategieën terugvallen. Door hun specifieke situatie kunnen sommige daarvan extra aanlokkelijk lijken. De kameleon-strategie bijvoorbeeld, waarbij iemand probeert zijn migratieroots zoveel mogelijk onzichtbaar te maken. De witte roots kunnen hierbij handig ingezet worden, bijvoorbeeld door te kiezen voor de Vlaams-klinkende familienaam van de witte ouder. Dat kan ouders voor een dilemma stellen tussen het erkennen van de migratieroots enerzijds en het vermijden van discriminatie anderzijds.

Het citaat hieronder bijvoorbeeld is gebaseerd op een getuigenis op Facebook:

Mijn man komt uit Sri Lanka. Onze zoon draagt zijn achternaam. Het is een moeilijke, dubbele achternaam. We kozen daarom bewust voor een eenvoudige, internationale voornaam. Verschillende Belgische mensen hebben ons, goedbedoeld, al aangeraden om zijn achternaam te veranderen, omdat hij anders later minder kansen zal hebben.

Veel gezinnen met dubbele roots met een aanwezige witte ouder, beschikken naast hun confrontatie met racismewonden tegelijk over een dosis ‘wit privilege’. In mijn eigen ervaring maakte het een verschil dat ik een mondige, ‘Vlaamse’, hoogopgeleide moeder had die de public relations van het gezin kon doen bijvoorbeeld in de oudercontacten op school. We konden ook beroep doen op een netwerk van familie en kennissen, wat zowel praktisch kan zijn als een gevoel van vertrouwdheid en aanvaarding geeft tegenover de (witte) ‘Vlaamse samenleving’.

Die geprivilegieerde situatie versterkt dan weer de aantrekkingskracht van de (contraproductieve) strategie van de ‘oogkleppen’, waarbij iemand racisme tegenover de eigen persoon ontkent of minimaliseert. ‘Echt’ racisme is dan iets dat vooral anderen overkomt. Racisme negeren verhoogt echter het risico op psychische schade. Ook bij mij duurde het jaren voor ik onder ogen zag dat ook ‘die handvol onaangename ervaringen die te maken hebben met mijn afkomst’ met racisme te maken hadden en een impact hebben gehad op wie ik ben. Zeker, veel mensen hebben het veel harder te verduren dan ikzelf. Maar er is een belangrijke samenhang tussen die zware uitingen van racisme en de kleinere, soms heel subtiele vormen. Daarom ook dat ik in de bespreking van racismewonden en racismeveerkracht een brede invulling geef aan de term racisme.

Racismeveerkracht door steun van de ouders

Verbinding met anderen is een essentieel onderdeel van veerkracht. Voor kinderen is de relatie met de ouders daarbij van fundamenteel belang. Ze zijn een belangrijke bron van veerkracht voor hun kinderen in het omgaan met pijn, stress en frustratie, en dus ook racisme. Hun rol is cruciaal om kinderen uit te rusten met veerkracht voor hun verdere leven.

Hun voordeel in vergelijking met sommige ouders die zelf racisme hebben meegemaakt, kan zijn dat ze zich minder de houding hebben eigengemaakt dat racisme er nu eenmaal bij hoort, als het ware ‘normaal’ is.

De uitgangspositie om hun kinderen met dubbele roots te ondersteunen in de omgang met racisme, is verschillend voor de witte ouder en de ouder met een migratieachtergrond.

Ouders met een migratieachtergrond weten doorgaans uit eigen ervaring hoe pijnlijk racisme is. Ze kunnen hieruit putten om te begrijpen hoe hun kind racisme beleeft en erop reageert. Tegelijk kunnen de pijnlijke ervaringen van hun kind eigen wonden uit het verleden of heden openhalen. De eigen emoties kunnen dan een stoorzender worden om hun kind optimaal te ondersteunen. De manier waarop de ouder omgaat met de eigen kwetsuren, zal ook een belangrijk voorbeeld zijn voor hun kind. Toont hij racismewijsheid? Of grijpt ze terug naar contraproductieve strategieën zoals agressie of oogkleppen opzetten?

Voor sommige witte ouders is het racisme waar hun kind op botst een blinde vlek. Ze kunnen nauwelijks geloven dat het bestaat, laat staan wat het betekent in de leefwereld van hun kind. Ook hier zien we dus de oogkleppen. Die geven kinderen het signaal dat racisme niet bespreekbaar is, dat hun ervaringen niet ernstig worden genomen of zelfs hun eigen schuld zijn. Andere witte ouders reageren vol verbazing en verontwaardiging op racisme- ervaringen van hun kind. Vaak zagen ze die niet aankomen, geloofden ze daarvoor dat racisme een marginaal fenomeen geworden was in onze samenleving. Maar nu ze merken dat het anders is, bijten ze zich vast in het thema en tonen zich extra strijdvaardig om voor hun kind op te komen. Hun voordeel in vergelijking met sommige ouders die zelf racisme hebben meegemaakt, kan zijn dat ze zich minder de houding hebben eigengemaakt dat racisme er nu eenmaal bij hoort, als het ware ‘normaal’ is.

Het is dus zeker niet de achtergrond van een ouder die bepaalt in welke mate zij een bron van veerkracht is voor haar kind in de confrontatie met racisme. Al dan niet eigen ervaring hebben met racisme geeft een andere uitgangspositie, maar zelf racismewijs worden en het kind ondersteunen in het opdoen van racismewijsheid is een uitdaging voor elke ouder. Als de situatie het toelaat, kunnen de ouders in samenwerking de eigen sterktes van elk benutten.

Een extreem voorbeeld is de witte ouder die zich zelf racistisch uitlaat tegenover of in het bijzijn van haar kind. Dat kan gaan om onbedoelde microkwetsingen die gevolg zijn van een gebrek aan racismewijsheid. Maar het kan ook gaan om grove uitspraken over minderwaardigheid van de roots van de andere ouder – en dus ook van het eigen kind.

We begeleiden met onze dienst een meisje van 16 met een Marokkaanse mama en Vlaamse papa, die gescheiden zijn. De verstandhouding tussen beide ouders is niet goed. Papa doet veel racistische uitspraken over mama. Het meisje heeft het daar moeilijk mee. Maar ze wil ook loyaal blijven tegenover papa.(3)

Het risico op racistische uitspraken van de ene ouder tegenover de andere is wellicht het grootst als die laatste de oorzaak is van eigen kwetsuren van de eerste (of zo gezien wordt). Verlaten worden tijdens de zwangerschap of vlak na de geboorte, een conflictueuze echtscheiding: het kan tot diepe wonden leiden. Dat praat racisme echter niet goed. Het toont dat ook hier aandacht nodig is voor de eigen kwetsuren van de ouder. Intussen is het belangrijk dat het kind bij iemand anders terecht kan voor ondersteuning van de eigen racismewonden van binnen en buiten het gezin. Dit voorbeeld bevestigt het belang van competenties rond racismewonden en racismeveerkracht bij leerkrachten en andere volwassenen die in nauw contact staan met kinderen en jongeren zoals leerkrachten en in de professionele hulpverlening.

Racismeveerkracht door positieve identiteitsontwikkeling

Een stevige eigen identiteit beperkt de schadelijke impact van racisme, zo blijkt uit onderzoek. Het verbetert bijvoorbeeld de kansen op een positief zelfbeeld en goede onderwijsprestaties. Het is dus belangrijk kinderen van jongs af te steunen en stimuleren in een evenwichtige identiteitsontwikkeling. Daarbij moet identiteit benaderd worden als een beweeglijk meervoud: het bestaat uit verschillende lagen en verandert doorheen het leven.

Het gebeurt dat kinderen zich verzetten tegen de ontwikkeling van identiteitsaspecten die met hun migratieroots te maken hebben. In een tweetalig gezin weigeren ze bijvoorbeeld de minderheidstaal te spreken.

Ook kinderen met dubbele roots moeten hun identiteit kunnen exploreren en ontwikkelen in al zijn dimensies, waaronder elementen die te maken hebben met hun afkomsten, levensovertuiging(en) en culturele affiniteiten. De context heeft een sterke invloed op de mogelijkheden daartoe en de beperkingen. Ze bepaalt bijvoorbeeld hoe frequent contacten met andere mensen uit de minderheidsgroep en uit de dominante groep kunnen plaatsvinden, in de familie, de buurt of school. Ouders kunnen die context beïnvloeden.

Mijn kinderen hebben Ghanese en Vlaamse roots. Wij wonen in een vrij witte omgeving, maar ik zorg er toch voor dat mijn kinderen regelmatig in contact komen met andere mensen met Ghanese of Afrikaanse roots. We gaan bijvoorbeeld naar activiteiten van Ghanese en andere verenigingen en gaan regelmatig op uitstap naar een grotere stad. We kozen voor een van de meer diverse scholen in onze gemeente.

Hoe minder spontane kansen de omgeving biedt om een deel van hun achtergrond te exploreren, hoe meer ondersteuning kinderen nodig hebben om dat te doen. Identiteitsontwikkeling heeft te maken met uiteenlopende zaken: meertaligheid, muziek en eten, levensbeschouwing en spiritualiteit, kennis van geschiedenis en erfgoed enzovoort. Manieren om dit te stimuleren zijn diverse kinderboeken (4), uitstappen en reizen, aankleding in huis, deelnemen aan activiteiten van verenigingen, taallessen volgen enzovoort. Ook het internet biedt uiteraard talloze mogelijkheden, waarbij naargelang de leeftijd begeleiding door de ouders aangewezen is.

Het gebeurt dat kinderen zich verzetten tegen de ontwikkeling van identiteitsaspecten die met hun migratieroots te maken hebben. In een tweetalig gezin weigeren ze bijvoorbeeld de minderheidstaal te spreken. Of ze geven expliciet aan ‘geen interesse’ te hebben of het ‘niet leuk’ te vinden. We herkennen hier een spontane ‘kameleon-strategie’ (zie hoger). Dit stelt ouders voor een uitdaging. Uiteraard is het niet de bedoeling om kinderen te forceren. Dat kan de relaties onder druk zetten en bovendien averechts werken. Helemaal opgeven hoeft ook niet. Het gaat om geduldig aanreiken, kennismaken en verkennen, inspelend op de interesses die kinderen zelf aangeven en rekening houdend met hun grenzen. Tegelijk is wellicht gesprek nodig over waarom het kind het moeilijk heeft met bepaalde initiatieven. Gaat het over de invulling ervan (bijvoorbeeld het kind houdt niet van boeken) of verzet het zich – wellicht door ervaringen met racisme – tegen een stukje van zijn identiteit? In het laatste geval is het nodig een tandje bij te steken in het werken aan racismewijsheid, de derde strategie in het werken aan racismeveerkracht. (5) Meestal is het verzet van voorbijgaande aard en zijn jongeren achteraf blij met de basis die ze hebben meegekregen.

Conclusie

We zagen dat kinderen en jongeren – en later volwassenen – met dubbele roots evengoed racismewonden kunnen oplopen en dus racismeveerkracht moeten ontwikkelen. De basisstrategieën voor racismeveerkracht, namelijk steun uit de omgeving, positieve identiteitsontwikkeling en racismewijsheid, gelden ook hier. Naargelang hun specifieke situatie, kunnen er zich specifieke uitdagingen stellen. In dit artikel bespraken we enkele mogelijkheden.

Zeker is dat hierover nog lang niet alles gezegd is. In mijn boek ‘Racisme: over wonden en veerkracht’ vind je meer achtergrond over de concepten en redeneringen in dit artikel. Er is echter nog veel ruimte voor meer specifieke inzichten in de dynamieken die spelen bij kinderen en jongeren met dubbele roots. Dat kan immers de basis vormen voor meer aangepaste ondersteuning voor hen en hun ouders.

Ik ben dan ook heel blij met het project van Reinhilde Pulinx. Zij werkt aan een nieuw boek over het perspectief van witte ouders van kinderen met dubbele roots en de positie die zij innemen op vlak van racisme en polarisatie in onze samenleving. In haar boek komen witte ouders van kinderen met dubbele roots aan het woord, maar ook jongvolwassenen die in Vlaanderen en Nederland zijn opgegroeid met verschillende achtergronden.

 

_____________________________________________________________________________________________________________

(1) Racisme wordt in dit artikel en in het boek gebruikt als overkoepelende term voor verschillende uitingsvormen gaande van vooroordelen, maatschappelijke uitsluiting tot verbaal en fysiek geweld. Daarmee wil ik niet alles op een hoop gooien, maar wel aandacht hebben voor de samenhang tussen grove en strafbare vormen van racisme enerzijds en meer ‘subtiele’ vormen anderzijds.
(2) Het citaat is een bewerking van een getuigenis op #DailyRacism (Facebook-community), een initiatief van schrijver en activist Bleri Lleshi om onder de hashtag #DailyRacism getuigenissen van alledaags racisme te delen (2015).
(3) Voorbeeld uit de praktijk van een sociale dienst.
(4) Voor kinderboeken, zie bijvoorbeeld de reeks Sesam kinderboeken (www.studiosesam.be), de boeken van Mylo Freeman, de reeks ‘De klas van Immi’ (deklasvanimmi.weebly.com) en Dalilla Hermans (2018), Brown Girl Magic. Anwerpen: Infodok Davidsfonds / Standaard Uitgeverij. Verder toont omundo.be de weg naar kinderboeken uit verschillende landen.
(5) In het bestek van dit artikel was het niet mogelijk om racismewijsheid te bespreken, maar dit komt wel uitgebreid aan bod in het boek.

 

Dit artikel werd overgenomen van de website van Reinhilde Pulinx, zij werkt rond mindfulness in superdiversiteit en schreef daar ook een boek over.