Tussen eren en onteren

Moeten we koloniale beelden behouden of verwijderen? De discussie is al even aan de gang. Op basis van enkele inzichten van Jean Paul Van Bendegem stelt Kim Buermans voor om de koloniale beelden te leren 'lezen' en ze voor anderen 'leesbaar' te maken.
Tussen eren en onteren

Van zodra een beeld er staat, krijgt het beeld op zich ook een eigen geschiedenis.

 

2017 was zonder twijfel het jaar waarin monumenten en standbeelden massaal op de korrel werden genomen. Her en der waren er protesten: zowel pro als contra. In de Verenigde Staten draaide het debat vooral rond het confederalisme en de slavernij. In Europa is het debat meer geworteld in het koloniale verleden. In zo goed als alle gevallen gaat het in essentie over onderdrukking.

Als we spreken over onderdrukking impliceert dit meteen dat er een ‘onderdrukker’ en een ‘onderdrukte’ is. Een monument heeft daardoor over het algemeen één of meerdere van de volgende drie functies:

  • Herdenken (opdat we niet zouden vergeten) : vaak gaat het over slachtoffers (bv. van een oorlog of een ramp).
  • Machtsvertoon (territoriumafbakening): monumenten of standbeelden gebruiken om te imponeren.
  • Eren (respect tonen voor iets of iemand)

Monumenten en standbeelden verschijnen dan ook nooit uit zichzelf. Het plaatsen van een standbeeld of een monument is doorgaans een zeer doordachte actie. Niet iedereen kan zomaar beslissen om ergens een standbeeld of een monument neer te zetten. De machthebber bepaalt dan ook welk monument en/of standbeeld waar komt te staan. Een standbeeld straalt dus machtsverhoudingen uit.

Neem nu de Belgische standbeelden van Leopold II. Velen stellen dat deze beelden het koloniale verleden verheerlijken. Deze beelden werden ook effectief geplaatst om de man als een belangrijke en imposante persoonlijkheid voor te stellen. Maar het feit is natuurlijk dat Leopold II zonder veel scrupules een enorm schrikbewind voerde in Belgisch Congo. Aangezien zoveel leed rechtstreeks verbonden is met deze figuur, is het protest dan ook terecht.

Niettemin, van zodra een beeld er staat, krijgt het beeld op zich ook een eigen geschiedenis. Sommige beelden zijn dan vele honderden jaren oud en hebben heel wat maatschappelijke veranderingen doorstaan. Het zou maar gek zijn dat we vandaag op exact dezelfde manier naar beelden kijken die vijfhonderd jaar geleden werden geplaatst. Het beeld zelf heeft geen vat op de perceptie, noch op de maatschappelijke veranderingen. Het staat er gewoon.

Elke toeschouwer bekijkt een beeld vanuit een bepaalde context en kent er daardoor steeds een andere betekenis aan toe.

De onderdrukker kijkt vooral vanuit een context van succes (prestige), rijkdom en groei. De onderdrukte, daarentegen, kijkt vooral vanuit een context die bepaald wordt door verlies, lijden en onrecht. Beide contexten zijn twee zijden van dezelfde medaille. Voor de meeste West-Europese landen waren de kolonies immers een ‘succesnummer’ in termen van rijkdom en groei. Maar voor de gekoloniseerde landen brachten ze vooral structureel geweld en onrecht. Het is dan ook geen wonder dat beelden van Leopold II zoveel verschillende reacties oproepen.

Wat is dan de oplossing? Hoe moeten we dan naar beelden kijken? Behouden of verwijderen? We kunnen een monument wel verwijderen maar we kunnen het verleden niet wissen. In zekere zin is het verwijderen van monumenten een soort ontkenning van de geschiedenis. Anderzijds is dit net ook eigen aan geschiedenis: ze overschrijft zichzelf voortdurend. Is het heden dus niet steeds ook de architect van het verleden?

In zijn recent verschenen boek Verdwaalde stad biedt filosoof Jean Paul Van Bendegem enkele aanzetten om deze vragen te beantwoorden. Van Bendegemen pleit immers voor het ‘lezen’ van beelden.

Het lezen van beelden is als het ontleden van de geschiedenis. Wat was de intentie? Waarom en door wie werd het beeld geplaatst? Welke machtsverhoudingen speelden een rol? Wat was de context van deze beslissing? Wat is er met het beeld gebeurd doorheen de jaren?

Op die manier kunnen we monumenten ook als een kans beschouwen. Ze bieden ons net de mogelijkheid om ons te verdiepen in de geschiedenis, om op zoek te gaan naar de verschillende actoren en hun rol. Kortom, ze bieden een kans om op een andere manier naar de geschiedenis as we know it te kijken.

Dit kan natuurlijk enkel als we ons durven openstellen voor verschillende perspectieven. Het verleden is wat het is. De feiten zijn onveranderlijk, maar de manier waarop we naar deze feiten kijken is niet onveranderlijk. We moeten durven erkennen dat de geschiedenis vaak trauma’s in zich draagt die we enkel kunnen verwerken als we het verleden in alle mogelijk facetten onder ogen durven zien.

Ik sluit me dan ook aan bij het pleidooi om monumenten te lezen. We zouden meer info kunnen voorzien zodat de toeschouwer zich bewust kan worden van de vele betekenissen die het beeld in zich draagt. We zouden ook bewust nieuwe beelden erbij kunnen plaatsen (bijvoorbeeld om slachtoffers te herdenken). Beelden zouden zelfs een verzoenende rol kunnen spelen en in die zin ook maatschappelijk helend kunnen werken.

We zijn collectief verantwoordelijk voor de manier waarop we met kennis omgaan en dus ook de manier waarop we naar geschiedenis kijken. Het is in deze collectieve verantwoordelijkheid dat we als mensen ook tot verbinding kunnen komen. Tussen eren en onteren is het de mens die betekenis geeft aan het standbeeld.

 

**

Het boek ‘Verdwaalde stad’ is verschenen bij Houtekiet.