Verwelkomingsspeech

Waarom ik dat niet meteen gezegd heb weet ik niet. Misschien omdat dat de natuur is van het schrijven. Dat je iets hoort dat beledigend klinkt, maar dat het pas later terugkomt als een slag in je gezicht, zo hard dat je de verontwaardiging niet meer kan verbergen.
Door: O. - 04/04/2012 - 00:08
Verwelkomingsspeech

Antwerpen is al lang geen dorp meer. Antwerpen verkoopt zich zelfs in haar brochures als een wereldmetropool.

 

Gelukkig hadden we een vrije dag genomen om te schilderen, want om negen uur ‘s ochtends, stipt, stond Thomas van de Voorde*, wijkagent, aan de deur. Mijn vriendin deed open en werd bij naam begroet op een vriendelijke manier, met een brede glimlach. Hij zei ook mijn naam, maar dat is minder vlot gelopen, want op mijn identiteitskaart staan twee voornamen en twee familienamen en dat is altijd lastig voor de Vlaamse ambtenaren, naar mijn ervaring. Mijn vriendin liet hem binnen en we zijn met ons drieën aan tafel gaan zitten.

Mijn haar was een ramp en ik zat daar nog in mijn pyjama. Maar ja, als bewijs dat ik wel degelijk daar woonde kan dat tellen. Mijn vriendin wou iets aanbieden om te drinken, maar we zijn echt net verhuisd, het koffieapparaat ligt nog altijd in een doos en ik weet echt niet of we nog ergens koffie hebben. Of waar de tassen zijn. Het werd dus een gesprek zonder koffie. Niet daarom minder sympathiek.

“Ja, ik heb jullie dossier NET gekregen” – zei hij – “en ik dacht, bon, ik zal ermee beginnen. Chance dat jullie hier zijn”. “Uiteraard” – antwoordde mijn vriendin en ze deed dan snel een uitleg over ons verhuisproces.

Hij had documenten bij zich, in een mooi lederen mapje dat hij op tafel liet liggen. “Ik werk al 12 jaar in deze buurt en ik moet wel zeggen dat ik echt veel volk persoonlijk ken. Heel veel goeie mensen. De vrouw die hier woonde was een beetje de bezielster van de wijkwerking, dus ja, ik ben hier wel een paar keer geweest, ik ken dit pand goed. Het is heel jammer dat zij weg is maar de nieuwe eigenaar heeft hier mooi renovatiewerk geleverd”. Ik had het gevoel dat het over een informele verwelkomingtoespraak ging en dat vond ik heel aangenaam. We zeiden heel weinig. Thomas had eigenlijk genoeg te vertellen. En hij is een beetje de autoriteit, het moest echt de moeite waard zijn om te luisteren.

Hij spraak over de veiligheid van de buurt. Omwille van een shelter, een paar straten verder, was de aanwezigheid van drugsverslaafden geen uitzondering, waardoor naar de kanten kijken als je de deur open deed geen slecht idee was. Schrik hebben was niet nodig als we aangesproken werden door hen, maar we moesten zelf beslissen of we geld gaven of niet. “Meestal onthouden zij waar je woont en doen zij wat lastiger als je hen al eens geholpen hebt”. Ik dacht aan mijn jaren ervaring in Caracas en zei dat ik in Antwerpen nooit het gevoel had dat ik voorzichtig moest zijn en dat wonen in deze buurt misschien een beetje een nostalgische trip ging worden. De wijkagent voelde ineens dat hij zijn buurt moest verdedigen tegen een vergelijking met de tweede meest gevaarlijke stad van de Derde Wereld. “Zo erg is het hier ook niet, hoor. Deze is een vrij rustige straat. Weet je wat hier wel erg is? Dat je bijna geen winkels meer vindt”. “Wat voor nonsens verkoopt die gast” – dacht ik, want een paar straten verder, in de andere richting, ligt de Handelstraat en daar vind je niks anders dan winkels. Hij moest mijn verwarring hebben opgemerkt, want hij verduidelijkte meteen zijn uitspraak, met een brede glimlach: “Een goeie Vlaamse Beenhouwerij, weet je? Dat vind je niet meer in deze buurt”. Hij keek naar mij ook. Uit beleefdheid, denk ik, want hij moet begrijpen dat ik die nostalgie enkel voel voor een goeie Venezolaanse Arepera.

“Mij moeten jullie zien als een mens”- vertelde hij verder – “Ik ben niet meer dan de rest omdat ik in uniform zit. Ik ben hier beschikbaar en klaar om te helpen”. Zijn glimlach was nog breder, als dat kan. Ik begon dat al eng te vinden.

“Bon, ik heb jullie handtekeningen nodig” – zei hij terwijl hij zijn ledermapje open deed. “Deze is voor jou” – hij gaf mij een kopie van de documenten – “en deze is voor jou” – zei hij tegen mijn vriendin, of course, en we begonnen onze gegevens in te vullen op de documenten. Ondertussen zei hij dat hij gemiddeld 200 van die documenten liet tekenen elke maand. “Het verhuisritme van 2060 is zeer hoog”. Ik luisterde aandachtig want zulke informatie komt altijd handig als je een artikeltje schrijft. “Daarom ben ik altijd blij als ik jonge koppels zie verhuizen naar hier, want dat garandeert een beetje de continuïteit. Met zo’n frequentie in de verhuis verandert de buurt integraal in minder dan vijftien jaar”. Daar had hij op een of andere manier een punt. Het is zeker handig als dezelfde mensen in een straat wonen gedurende 30 jaar, maar ja, het moet ook geen ramp zijn dat de helft daarvan mensen “en passage” zouden zijn. Dat moet toch kunnen. Dat is toch de natuur van de stedelijke wereld geworden. Antwerpen is al lang geen dorp meer. Antwerpen verkoopt zich zelfs op in haar brochures als een wereldmetropool. Dus ja, zagen omwille van de “continuïteit” vond ik toch niet zo gepast.

“En ja, het is geen geheim dat de meeste nieuwe buurtbewoners buitenlanders zijn. ” – praatte hij verder – “En pas op, er zijn daar goeie mensen tussen, hé”. “Er zijn zeker hard werkende vreemdelingen”. Hij keek me aan alsof hij iets wist over mij. Positief, negatief, iets. “Maar 85 % van hen zijn gelukzoekers” – ging hij onverstoord verder, alsof hij over klimaatsveranderingsstatistieken sprak – “en het is een kwestie van tijd voordat zij belanden in drugshandel en gewone criminaliteit”.

Een gigantisch “WABLIEFT!!!???” moest je echt op mijn gezicht hebben kunnen lezen. Ik weet eerlijk gezegd niet hoe ik op dat moment geen “WABLIEFT!!!???” geroepen heb tegen de brede glimlach van onze wijkagent. “85%!!!??? Weet je echt hoevéél mensen 85% van de vreemdelingen zijn?” – dacht ik zo luid dat ik schrik had dat hij mijn gedachten kon horen. Dat betekent dat ACHT vreemdelingen op tien potentiële criminelen zijn. Plus één eenzaam twijfelgeval. Dat betekent dat één geïsoleerde vreemdeling op tien een integer en hardwerkend mens is die, als we de statistieken van mijnheer de Wijkagent moeten volgen, hoogstwaarschijnlijk in het huis van een crimineel gezin woont.

Ik bedoel, toen ik de resultaten van de fatidische verkiezingen van 2004 te horen kreeg en begreep dat een op drie Antwerpenaren op een openlijk racistische partij gestemd had, had ik het eerlijk gezegd moeilijk om op straat te komen. Ik kan me inbeelden dat als je dit te horen krijgt, dat acht (en half) op de tien vreemdelingen die je tegenkomt criminelen zijn, je zot kan worden. Want het is nog altijd de autoriteit die dat zegt. Het is niet Thomas aan de toog De Leeuw Van Vlaanderen die dat zegt, maar De Wijkagent, De Antwerpse Politie, De Overheid. En ik kan me inbeelden dat de meeste onoplettende buurtbewoners de statistieken van Thomas niet zo snel in vraag zullen durven stellen. Het is in Godsnaam ons eerste officiële contact met de buurt, is dat echt wat je wilt, Thomas? Paniek zaaien? 

Waarom ik dat niet meteen gezegd heb weet ik niet. Misschien omdat dat de natuur is van het schrijven. Dat je iets hoort dat beledigend klinkt, maar dat het pas later terug komt als een slag in je gezicht, zo hard dat je de verontwaardiging niet meer kan verbergen. Zo hard dat je het op papier moet zetten. En hopen dat het enig effect zal hebben.

Hij verliet ons huis in ieder geval met een brede glimlach en de zekerheid dat we hem vaak zullen tegenkomen.
 
* De wijkagent gaat hier schuil onder een fictieve naam. 

 

----

Orlando Verde is geboren in Venezuela in 1977, maar woont in Antwerpen sinds 2001. Hij is informaticus van opleiding en schrijft en maakt films af en toe. Eigenlijk vertelt hij vooral graag verhaaltjes.

Eerdere publicaties:

Over solidariteit en eigenbelang 
De Jacht
The Eighties
De ogen van Oedipus