VRT hanteert nationalistisch denkkader

Niks is neutraal. Ook niet de beheersovereenkomsten van de VRT. Politieke documenten met zo’n sterke maatregelen moeten met de nodige kritische blik worden bekeken. Uit onderzoek naar de impliciete betekenisgeving van deze documenten kwamen dan ook enkele verrassende resultaten naar voren.
VRT hanteert nationalistisch denkkader

Door een te sterke drang naar kijkcijfers wordt de initiële doelstelling om op een objectieve, genuanceerde en diepgaande manier te informeren op zijn kop gezet.

 

Niks is neutraal. Ook niet de beheersovereenkomsten van de VRT. Politieke documenten met zo’n sterke maatregelen moeten met de nodige kritische blik worden bekeken. Uit onderzoek naar de impliciete betekenisgeving van deze documenten kwamen dan ook enkele verassende resultaten naar voren. Het is niet verwonderlijk dat de VRT stappen vooruitzet inzake de omgang met diversiteit, maar het is een pak minder verrassend dat er nog een heleboel werk aan de winkel is. Dat is niet verwonderlijk als je bekijkt van welke premissen in de beheersovereenkomsten wordt uitgegaan. Er wordt een nationalistisch denkkader gehanteerd waarbij wordt uitgegaan van Vlaanderen als natie, met één volk, op één territorium, met één taal en één gedeelde geschiedenis. Samen met de nadruk op de sociale cohesie betekent dit tevens het aanhangen van een assimilatiethese. De culturele minderheid hoort zich volledig aan te passen aan de culturele meerderheid. Ik hoor het u al denken: Quid pluralisme?

De openbare omroep kent een grote verantwoordelijkheid in het Vlaamse medialandschap. Meer nog, de openbare omroep speelt een cruciale rol in het behouden en verstevigen van een gezonde democratie. Elke mediaorganisatie draagt een sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid, en zeker de VRT, die met gemeenschapsgelden wordt gefinancierd. Via de beheersovereenkomsten, ondersteund en erkend door de Vlaamse overheid, wordt de politieke visie van de beleidsmakers omgezet in concrete doelstellingen. De vorige beheersovereenkomst (2007-2011) weerspiegelt dus de visie van minister Geert Bourgeois en de toenmalige Vlaamse regering, terwijl de huidige beheersovereenkomst (2012-2016) de zienswijze van minister Ingrid Lieten en de huidige Vlaamse regering ondersteunt.

Eén van de maatschappelijke opdrachten die de VRT zich toe-eigent, is een scherpe aandacht voor diversiteit. De openbare omroep engageert zich er toe een spreek- en beeldbuis te zijn voor alle Vlamingen en is bereid om extra investeringen te doen in zowel het intern personeelsbeleid als in het programma-aanbod om deze doelstelling waar te maken. De manier waarop deze thematiek wordt aangepakt kan enorm verschillen. Vanuit dit oogpunt is het boeiend om te kijken wat de visie van de VRT, en bij uitbreiding de Vlaamse regering en de bevoegde minister, over wat diversiteit in de media is. Want de beheersovereenkomst is niet enkel een uitwerking van een politieke visie, maar is eveneens een handleiding voor de omroep om de werking te concretiseren. Dit betekent dat elke specifieke maatregel ook geconcretiseerd en getoetst wordt binnen het kader van deze overeenkomst.

De mogelijke cognitieve, affectieve en in sommige gevallen zelfs conatieve implicaties die het medium televisie kunnen teweegbrengen indachtig, is het nodig om ook te weten wat de achterliggende politieke visies zijn. Door op een systematische, linguïstisch pragmatieke manier deze formele beleidsdocumenten te analyseren (Blommaert, 2001; Fairclough, 1992; Verschueren, 2011; Zienkowski; 2011), zal worden getracht om deze impliciete betekenisgevingen te achterhalen en aan te kaarten, omdat zij uiteindelijk een impact hebben tot het programma-aanbod en de bijhorende beeldvormingsprocessen toe. Het expliciteren van impliciete boodschappen ligt niet voor de hand, maar door een systematische aanpak kunnen toch een aantal processen en betekenisgevingen ontwaard worden. Hieronder worden de resultaten beschreven zoals deze werden teruggevonden na uitvoering van zo een grondige analyse.

Verschuiving en verbetering

Het moet gezegd dat de verschillen inzake diversiteitbeleid tussen beide overeenkomsten totaal verschillend worden behandeld. In de periode 2007-2011 werd het concept van diversiteit weldegelijk aangeraakt, maar enkel op een heel vrijblijvende manier. Het was eerder een fait divers dan een gemeende en onderbouwde stellingname. Er wordt enkel verwezen naar diversiteit als onderdeel van het personeelsbestand, terwijl naar de opvolging van de beeldvorming amper wordt verwezen. Dan is het duidelijk dat de huidige beheersovereenkomst een volledig andere invalshoek heeft. Diversiteit wordt als een element van kwaliteit ervaren en doorheen de overeenkomst op een integrale manier onderbouwd. De representatie van minderheden wordt vastgelegd en er wordt getracht om via streefcijfers de representatie te verzekeren. Tegelijk is er ook aandacht voor de beeldvorming, zo blijkt ook uit het nieuwste charter diversiteit:

“VRT respecteert mensen zoals ze zijn. Elke mens heeft meer dan één identiteit. We kijken daar met een open en genuanceerde blik naar en stoppen hem niet in een vakje.” 

Deze manier van diversiteitsbeleid verzekert dat binnen de volledige organisatie, met al zijn entiteiten, aandacht bestaat voor deze thematiek, waarbij ook rekening gehouden wordt met de vele identiteiten die personen bezitten, afhankelijk van de context waarin ze zich bevinden. Ook de visietekst van minister Lieten haalt dit aan.

“Onderzoek van Hatim El Sghiar en Professor Leen D’ Haenens van de Katholieke Universiteit Leuven wijst duidelijk uit dat mensen van etnisch-diverse afkomst vinden dat de diensten van de VRT hen niet afdoende bereiken. Ze vinden ook dat de representatie van hun doelgroep niet genuanceerd is, er in nieuws- en duidingprogramma’s vooral aandacht is voor negatieve zaken en stellen in het algemeen een gebrek aan kennis en vooroordelen over hun gemeenschappen vast . Uit dit onderzoek en ik citeer ‘uit de studie van de KU Leuven blijkt dat de VRT niet alleen geen sociale cohesie creëert, maar de maatschappelijke dialoog verstoort door een deel van het publiek te dwingen zich te verdedigen tegen clichés’. Dat is een ernstige kritiek waarvan ik verwacht dat ze ook ernstig en structureel aangepakt wordt.”

Ondanks de sterke vooruitgang van de Openbare omroep inzake diversiteit is het toch nodig om de beheersovereenkomsten van dichterbij te bekijken, om op die manier ook de uitwerking van de politieke visie van dichterbij te bestuderen.

Empty signifiers

Een eerste opvallend resultaat, dat terugkomt in beide overeenkomsten, is dat bepalende begrippen niet worden vertaald in een concrete betekenissen. De concepten ‘verbondenheid’, ‘Vlaming’, ‘cultuur’, ‘sociale cohesie’, ‘identiteit’, ‘diversiteit’, ‘sociale meerwaarde’, … komen doorheen dit beleidsdocument veelvuldig aan bod. Zonder specifieke invullingen blijven deze concepten eerder hol, waardoor ze op een oneindig aantal verschillende manieren kunnen geïnterpreteerd worden. Het gebrek aan definiëring is problematisch in die zin, dat een beoordeling van de overeenkomst precies op de invulling van dit begrippenapparaat is gestoeld. Bij het opstellen van de overeenkomst kan een bepaalde invulling voor ogen worden gehouden, maar na vier jaar kan deze een volledig andere lading hebben gekregen. Daarnaast is het op basis van dergelijke maatstaven altijd mogelijk om het beleid te verantwoorden door de inhoudelijke focus van dergelijke concepten te verleggen.

Beide beheersovereenkomsten staan vol van dergelijke ‘empty signifiers’, lege betekenaars. Niet omdat ze geen specifieke betekenis hebben, maar precies omdat ze een veelheid aan specifieke betekenissen kunnen hebben (Zienkowksi & Maly, 2007). Door een analyse op basis van linguïstische en contextuele elementen is het evenwel toch mogelijk om een zekere inhoud te distilleren die wordt meegedragen door bepaalde concepten. Wat expliciet niet aanwezig lijkt te zijn, kan toch worden teruggevonden door naar systematische, impliciete betekenisvorming te kijken (Verschueren, 2011). De huidige beheersovereenkomst (2012-2016) is zich van het definiëringsprobleem bewust, aangezien er wordt aangevangen met een korte lijst aan begripsbepalingen. Het betreft echter eerder een zeer beperkt aantal operationaliseringen dan daadwerkelijke definiëringen, waarin de containerbegrippen zoals hierboven aangehaald niet vervat zitten en de betekenis dus volledig open ligt voor eigen invulling.

Kijkcijferfetisjisme

Art.1 §4: (beheersovereenkomst 2007-2011)
“Wat de maatschappelijke meerwaarde betreft, is de VRT er voor alle Vlamingen en van alle Vlamingen.”

Art.5 §3: (beheersovereenkomst 2012-2016)
“De VRT bereikt alle Vlamingen”

In beide documenten komt naar voor dat het bereiken van zoveel mogelijk Vlamingen een prioritaire doelstelling is. Dit gegeven kent twee inslagen, enerzijds een nationalistische, waar later zal op worden teruggekomen, en anderzijds een drang naar hoge kijkcijferaantallen. Het is uiteraard van belang dat een openbare omroep zijn kijkers kan bereiken, maar er moet over worden gewaakt dat dit niet leidt tot kwaliteitverlies. Dit zowel inzake zijn maatschappelijke informatieopdracht als in de manier waarop deze informatie wordt aangeboden.

Een belangrijk element waarin een openbare omroep zich onderscheidt van commerciële omroepen is de mogelijkheid om op een objectieve, genuanceerde en diepgaande manier te informeren. Dat is de democratische functie van media (De Tocqueville, 2005) en openbare omroepen in het bijzonder. Door een te sterke drang naar kijkcijfers wordt de initiële doelstelling op zijn kop gezet. In eerste instantie moet een openbare omroep zorgen voor gedegen en objectieve informatie en niet voor een maximaal aandeel kijkers. Zoals het nu al te vaak gebeurt, is de prioriteit echter een zo groot mogelijk aantal kijkcijfers hebben, waardoor de formats aangepast worden aan de kijker - wat soms ten koste gaat van de kwaliteit (Blommaert, 2010). In de overeenkomst van 2012-2016 wordt weliswaar aangegeven dat kwaliteit en nuancering van even groot belang zijn. Dit argument verliest echter sterk aan overtuigingskracht omdat het nooit wordt geconcretiseerd. Naar bereik toe worden weldegelijk strikte streefcijfers gesteld, maar naar het evalueren van de kwaliteit blijft het gissen. Een concreet instrumentarium wordt niet voorgesteld, dus het betreft vooral een intentie die aan de oppervlakte blijft drijven en verder weinig geconcretiseerd wordt.

Nationalisme als denkkader

Art.10. 2. 4e Vlaamse identiteit (beheersovereenkomst 2007-2011)
“Radio 2 blijft de Vlaamse identiteit ondersteunen met zijn programmering en het grote aandeel Vlaamse muziekproducties, waaronder ook het Nederlandstalige.”

De doelgroep van de Vlaamse openbare omroep is dus elke Vlaming, en dit in beide overeenkomsten. Een Vlaming wordt op een systematische manier beschouwd als een individu dat de Belgische nationaliteit heeft en in Vlaanderen woont, uitgebreid met zij die aan dezelfde voorwaarden hebben voldaan, en nu in het buitenland wonen. Deze omslachtige omschrijving dient er eigenlijk alleen toe om aan te tonen dat de VRT op een impliciete manier Vlaanderen als natie beschouwt. Op deze manier zou kunnen worden gesteld dat elke Vlaming wordt gekenmerkt als iemand die, mocht dit bestaan, de Vlaamse nationaliteit heeft.
Dit brengt ons als vanzelfsprekend bij de vraag wie die Vlaming nu precies is. Verschillende onderhuidse betekenissen worden aan dit concept toegekend. Zo wordt er gesproken over dé Vlaamse cultuur. Los van de betekenis die het meekrijgt als uiting van een creatief proces aan kunst gelinkt, wordt dé Vlaamse cultuur ook als een natievormend element gezien. Die cultuur bestaat uit drie componenten. Als eerste is er het talige, linguïstische element. De VRT ziet de Nederlandse taal als een belangrijk en noodzakelijk vehikel om tot een Vlaamse cultuur te komen. Dit element werkt op basis van een uitsluitmechanisme gezien dit betekent dat wie de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, per definitie niet als Vlaming kan worden gezien.

Een tweede component is het territoriaal gegeven. De Vlaamse cultuur is een weerspiegeling van wat er op het Vlaamse grondgebied gebeurt. Dit betekent automatisch dat er geen aandacht is voor andere identiteiten die ook deel kunnen zijn van een individu. In deze documenten zijn Vlaamse cultuur en Vlaamse identiteit namelijk begrippen die doorheen elkaar worden gebruikt en dezelfde betekenisinhoud kennen. Deze twee begrippen zijn op elk moment in de beide documenten inwisselbaar en zijn dus als het ware een blauwdruk van elkaar.

De derde component, die iets minder sterk aanwezig is, is het beschermen van het Vlaams erfgoed. Deze historische component gaat uit van een gedeelde geschiedenis die moet worden gekoesterd en waarop het huidige Vlaanderen is gebouwd.

Door de drie hoofdelementen, die systematisch terugkomen, is het mogelijk om te spreken van een nationalistisch discours dat impliciet aanwezig is doorheen de volledige beheersovereenkomsten en de centrale opdracht die daaruit spreekt. Door de sterke nadruk op het territorialiteitsprincipe is in eerste instantie een Hegeliaans nationalisme aanwezig. Maar het is veel meer dan dat. Het is bij uitbreiding een herderiaans nationalisme dat uitgaat van één natie, één cultuur, één volk, één taal. Deze natie vertrekt dus vanuit een sterke nadruk op inclusiviteit, waarbij oog voor diversiteit en pluraliteit niet kan bestaan. Kortom: de inclusiviteit dat gepropageerd wordt, slaat op de openheid om deel te worden van die ene natie, van het volk. Die openheid is echter voorwaardelijk, zoals we zullen zien in het volgend stuk.

Assimilatie

6.1.1 Uitgangspunten aanbod en bereik
“De Vlaamse verankering van de programmering en het versterken van de eigen cultuur en identiteit met kwalitatieve programma’s van eigen bodem zijn een belangrijke peiler van het aanbod.”

Art1. §4: beheersovereenkomst 2007-2011
“Wat zijn sociale meerwaarde betreft, heeft de VRT een belangrijke verbindende rol. Hij heeft in zijn aanbodbeleid bijzondere aandacht voor het stimuleren van de sociale cohesie.”

Toch komt in beide overeenkomsten, via verwijzingen naar Europese verdragen, aan bod dat pluralisme moet worden gepromoot. Dit leidt uiteraard tot een contradictie. Enerzijds wordt een model gehanteerd waarbij geen ruimte bestaat voor pluraliteit, maar enkel voor diversiteit binnen een vooropgestelde cultuur en natie en dus geen diversiteit door een verschil aan culturen, identiteiten en talen. Anderzijds is het de plicht om net de bestaande pluraliteit weer te geven. Dit past binnen een visie die enerzijds stelt dat er zoiets bestaat als een Vlaamse cultuur, identiteit en natie, en dat het anderzijds toch mogelijk is om daar als nieuwkomer deel van te worden. Door de taal te leren, je aan te passen aan vigerende waarden en normen en je op die manier ‘in te burgeren’, zoals het woord het zelf zegt. Je moet jezelf tot burger maken van de samenleving. Dit is een discours dat heel nauw aansluit bij de assimilatie, waarbij iedereen zich moet zien aan te passen aan een virtuele cultuur, en natie, die als standaard wordt gezien door de heersende beleidsmakers.

In de huidige overeenkomst wordt daarenboven ook gesteld dat er zoiets zou bestaan als een ‘buitenlandse cultuur’, wat een typevoorbeeld is van het creëren van een wij/zij tegenstelling die tot polarisering kan leiden. Dergelijke monolithische invalshoek draagt niet bij aan de nuancering om met kennis van zaken de werkelijkheid weer te geven, maar past wel binnen een verhaal waarbij elke natie zijn eigen cultuur heeft en de buitenwereld wordt gezien als personen met een andere cultuur.

OD18.2: beheersovereenkomst 2012-2016

“De VRT brengt verslag uit over en helpt de verspreiding van de Vlaamse cultuur in het buitenland en de buitenlandse cultuur in Vlaanderen…”

Daarenboven dicht de openbare omroep zichzelf ook een sociaal-maatschappelijke functie toe, in de zin dat zij de sociale cohesie, zoals benoemd in de overeenkomst 2007-2011, of de verbondenheid, in de overeenkomst 2012-2016, in de Vlaamse maatschappij willen versterken.

Die verbondenheid moet vooral worden gecreëerd op het regionale, het Vlaamse en het mondiale niveau. De VRT is uiteraard een Vlaamse instantie, maar het is opvallend dat er op quasi geen enkel moment wordt verwezen naar het Belgische niveau. Nergens in beide overeenkomsten kan een teken worden gevonden van enig investeren in het Belgische niveau, behalve een samenwerking met de RTBF net zoals met de andere EBU-landen, die niet wordt geconcretiseerd. Dit is een extra bewijs van de premisse dat Vlaanderen als natie wordt gezien. Het nadrukkelijk werken aan de sociale cohesie als middel om een natiegevoel te creëren past ook binnen het discours dat momenteel vooral door Vlaamse nationalistische partijen wordt gehanteerd.

Diversiteit & antidiscriminatie

Beheersovereenkomst 2012-2016
“SD2: De VRT zet diversiteit centraal in de organisatie en hanteert een integrale aanpak op vlak van aanbod en beeldvorming. Het charter diversiteit zal daarbij de leidraad zijn.”

Art. 15 §: Beheersovereenkomst 2007-2011
"Dit houdt in dat, op basis van de Universele Verklaring van de rechten van de mens, elke vorm van discriminatie wordt geweerd.”

Een opvallend verschil tussen de beheersovereenkomsten ligt in de manier waarop wordt omgegaan met inclusiviteit. Daar waar het document van 2007-2011 spreekt van het vermijden van niet-exclusiviteit, engageert de VRT zich in de overeenkomst 2012-2016 ertoe om actief aan inclusiviteit te werken. Die inclusiviteit wordt gezien als het bereiken van de verschillende sociaaldemografische groepen via het programma-aanbod.

Dit verschil in visie van de openbare omroep over de weergave van diversiteit als sociale opdracht is sterk verschillend, ook naar de concrete uitwerking toe. In de beheersovereenkomst 2007-2011 worden enkele aanzetten gegeven voor een diversiteitsbeleid, maar niet op een coherente en overtuigende manier. Er is geen sprake van een echt beleid omdat er enkel naar diversiteit wordt verwezen onder het hoofdstuk personeelsbeleid. Diversiteit wordt dus helemaal niet als een thematiek aanzien waaraan op een volwaardige manier moet worden gewerkt doorheen de volledige omroep, van personeelsstructuur tot het programma-aanbod. Er is wel een zekere aandacht voor demografische diversiteit, maar buiten dat diversiteitsartikel wordt er niet gesproken over sociale, culturele en fysieke diversiteit. Daarenboven wordt binnen dit diversiteitsartikel vertrokken vanuit een problematische invalshoek. Dit is ongewenst aangezien dit implicaties kan hebben op de manier waarop de beheersovereenkomst wordt geconcretiseerd in specifieke actieplannen en de dagelijkse werking.

De aanpak die wordt gehanteerd in de overeenkomst 2012-2016 staat daar volledig haaks op. Er wordt radicaal gekozen voor een integrale aanpak, met ook een ruimere opvatting van diversiteit. Doorheen elke entiteit van de omroep moet diversiteit een rol spelen. Binnen elk subthema in de beheersovereenkomst wordt de thematiek aangehaald. Dit zorgt er voor dat binnen de volledige organisatie en doorheen de organisatiecultuur die diversiteit een aandachtspunt is.

Het eerste charter diversiteit werd opgesteld in 2003. In 2007 werd een nieuwe versie opgesteld en sinds dit jaar werd ook deze versie vernieuwd. Enkele van de kernwaarden in dit geüpdate charter zijn ‘respect’, ‘herkenning’, ‘toegankelijkheid’, ‘verbinden’, ‘pluralisme’, ‘gelijkwaardigheid’ en ‘kwaliteit’. Dit charter moet dan ook dienen als de rode draad van het diversiteitsbeleid. Elk van de hierboven geschetste waarden moet worden teruggevonden in elke entiteit van de organisatie. Deze ambitieuze aanpak moet ervoor zorgen dat het omgaan met diversiteit op termijn als een evidentie wordt gezien en dat het op een natuurlijke wijze in de organisatiecultuur vervat zit. 

Wat beide documenten evenwel niet uitdrukkelijk tot doel stellen, is het terugdringen van discriminatie. Ze engageren zich wel om aan niet-discriminatie te doen, maar het terugdringen van discriminatie vergt een specifiek en actief beleid, vooral inzake beeldvorming. Een coherent beleid is niet duidelijk aanwezig in beide beleidsdocumenten.

Ondanks het feit dat in beide overeenkomsten de beeldvorming niet op een coherente, duidelijke manier wordt weergegeven, zijn er toch enorme verschillen. De overeenkomst 2007-2011 hanteert enkele kwantitatieve maatstaven in de vorm van algemene streefcijfers van de volledige populatie. Van streefcijfers naar specifieke doelgroepen toe is evenwel geen sprake en aan de beeldvorming op zich wordt quasi geen aandacht besteed. Er wordt nergens geïntendeerd om aandacht voor die diversiteit in de beeldvorming te ondersteunen. Diversiteit wordt gezien als het feit dat elke Vlaming, volgens de nationalistische definitie zoals hierboven geschetst, op de openbare media moet voorkomen. Op welke manier dit gebeurt, is geen aandachtspunt in dit beleidsdocument. In de overeenkomst 2012-2016 worden gelijkaardige kwantitatieve eisen gesteld, maar deze staan niet los van de kwaliteit van de beeldvorming. Dit laatste document legt ook de klemtoon veel meer bij de nuancering. Het moet mogelijk zijn om ook de complexiteit van bepaalde zaken weer te geven. Een goede manier om dit meetbaar te maken lijkt evenwel nog niet voor handen. Waar in de eerste overeenkomst sprake was van een opvolgonderzoek in de vorm van een diversiteitsbarometer, komt geen methodologie meer aan bod in de huidige overeenkomst. Er wordt wel verwezen naar het uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek, dat ook meer oog moet hebben voor kwaliteit, maar een concrete methodologie werd nog niet uitgewerkt. Nochtans is het noodzakelijk om een duidelijk evaluatie-instrument te bepalen bij aanvang van dergelijke, belangrijke overeenkomsten. De drang naar kijkcijfers, zoals eerder aangehaald, en anderzijds de noodzaak aan kwaliteit, tijd en ruimte om aan genuanceerde beeldvorming te doen is een constante spanningslijn die op een wetenschappelijke manier moet kunnen worden opgevolgd.

Segmentering

Beheersovereenkomst 2012-2016
“OD8.4: MNM is een toegankelijke instapradio die de jonge luisteraar (inclusief nieuwe Vlamingen) en zijn leefwereld centraal stelt, en van daaruit een relevant en betrouwbaar informatief aanbod brengt.“

Een ander tegenstrijdig element is dat in de lopende beheersovereenkomst aanwezig is, is dat de VRT via een behoeftenonderzoek de Vlamingen opdeelt in groepen. Die segmentering moet er voor zorgen dat die verschillende groepen op verschillende mediakanalen van de openbare omroep beroep kunnen doen. Het is niet ondenkbaar dat zo’n behoeftenonderzoek sterk samenloopt met andere sociaal-maatschappelijke breuklijnen. Dit effect wordt versterkt door een bijkomende aandacht voor een gediversifieerde promotie en marketing. Ook blijkt, vooral in de overeenkomst 2007-2011, dat de bevordering van de sociale cohesie eerder op een individueel niveau moet gebeuren. Dit alles zorgt er voor dat individuen verschillende informatie waarnemen en dat er dus minder aandacht bestaat voor andere bevolkingssegmenten. Dit past binnen de theorie van de cognitieve dissonantie, die stelt dat personen de informatie zullen opzoeken waarmee zij het reeds eens zijn, wat in de praktijk betekent dat door die segmentering een verenging zou kunnen ontstaan in de maatschappijvisie van de kijkers/luisteraars. Er zou dus kunnen worden gesteld dat de VRT een constante afweging moet maken tussen de behoeftes van de mediagebruiker en de aandacht voor zijn sociaal-maatschappelijke informatiefunctie. 

Binnen het doelgroepenbeleid dat in beide overeenkomsten wordt gehanteerd, vallen enkele zaken op. Bijvoorbeeld wanneer het over ‘nieuwe Vlamingen’ gaat (nog zo’n lege betekenaar) moet vooral MNM binnen het radiolandschap deze groep aanspreken en aantrekken. Gezien het belangrijkste doelpubliek van MNM echter jongeren zijn, betekent dit dat een grote groep oudere, nieuwe Vlamingen, buiten beschouwing wordt gelaten en dat zij aan de aanbodzijde geen media op hun maat krijgen.

Daarenboven kiest de openbare omroep er radicaal voor om niet te investeren in programma’s op maat op basis van sociale, of culturele groepen. Het programma-aanbod moet generalistisch zijn. De enige uitzonderingen zijn Ketnet, dat een specifiek doelpubliek heeft volgens leeftijd, en Sporza en Cobra, die differentiëren volgens interessevelden.

Conclusie

Deze beheersovereenkomsten vertrekken beide vanuit het doel om verbondenheid te creëren onder de Vlamingen. Samen met de nadruk op territoriale, talige en historische elementen wordt uitgegaan van een herderiaans nationalisme. Dit nationalisme stelt dat een natiestaat moet bestaan uit één duidelijk afgebakend territorium, één cultuur en één taal. Verschillende wetenschappers hebben aangetoond dat dit soort nationalisme niet kan bestaan wanneer vanuit de superdiverse realiteit wordt vertrokken (Vertovec, 2007). Elke samenleving is per definitie divers en die diversiteit is niet te herleiden tot verschillen op basis van nationale afkomst of nationale culturen en identiteiten. Die superdiversiteit tekent zich af als verschillen tussen individuen en dit op elk gebied, zowel sociaal, religieus, cultureel, economisch, … Een nationalisme zoals naar voor komt uit de beheersovereenkomst en dat ook wordt gehanteerd binnen de huidige politieke discoursen, botst op de grenzen van de realiteit. Diversiteit wordt dan begrepen als een diversiteit van nationale culturen die geïntegreerd moeten worden in één Vlaamse cultuur. Er wordt van elke nieuwkomer verwacht dat hij/zij zich aanpast aan de vigerende waarden en normen. Dit houdt een verwijzing naar assimilatie in waarbij de individuen bepaalde van hun identiteiten naast zich neer moet leggen om te kunnen deelnemen aan de samenleving en daarbinnen ook geaccepteerd te worden. Concreet betekent dit dat er in dergelijke naties wel een diversiteit kan en mag bestaan aan huidskleur, maar dat inhoudelijk iedereen op dezelfde lijn moet zitten. De pluralistische samenleving, zoals die in wezen is, moet volgens dergelijk discours worden omgevormd in een nationalistische eenheidssamenleving. Om dit te bewerkstelligen wordt beroep gedaan op het vormen van de samenleving door middel van de sociale cohesie, of de verbondenheid, te versterken. De openbare omroep is blijkbaar bereid om deze taak te ondersteunen en mee vorm te geven.

Vanuit dergelijk waardenkader wordt van 2007 tot 2016 diversiteit op de openbare omroep vormgegeven. Het moet evenwel gezegd dat de manier waarop met diversiteit wordt omgegaan in de nieuwste beheersovereenkomst heel erg verschilt van de vorige. Waar eerst diversiteit werd gezien als enkel het ‘weergeven van de minderheden in de ether’, is er nu ook aandacht gekomen voor de manier waarop die minderheden worden weergegeven. De manier waarop dit gebeurt, verschilt eveneens opvallend. Sinds 2012 wordt geopteerd voor een integrale aanpak, doorheen alle geledingen van de organisatie. Dit is een belangrijke voorwaarde om tot een echt diversiteitsbeleid te komen. Het gebrek aan goede meetinstrumenten naar beeldvorming en bereik toe is een tweede belangrijke voorwaarde om van een geslaagd beleid te kunnen spreken, dit instrument is momenteel nog niet aanwezig. Dat er werk wordt gemaakt van diversiteit blijkt ook uit de veelvuldige aandacht die er nu voor bestaat bij alle documenten binnen de VRT. Van de nieuwjaarstoespraken over de visieteksten, doorheen de missies en waarden en de beheersovereenkomst tot de werking van aparte CEL Diversiteit. Het is duidelijk dat de intentie bij de VRT er is, wat al resulteert in een meer coherente aanpak. Maar waar uiteraard ook nog aan gesleuteld moet worden. Tenslotte staat of valt een beheersovereenkomst uiteraard met de uitwerking ervan in de praktijk, maar voor zo’n evaluatie is het momenteel nog te vroeg.

Referenties:
Blommaert, J. (2010). Het DNA van een politieke mediaformat. De Wereldmorgen.be: http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2010/06/20/het-dna-van-een-politieke-mediaformat.
Fairclough, N. 1988 (1992). Discourse and social change. Polity Press: Cambridge.
Zienkowski, J. & Maly, I. (2007). Tussen natuur en verbeelding. In Maly, I. e.a. 2007: Cultu(u)rENpolitiek. Over media, globalisering en culturele identiteiten. Garant, Berchem: pg. 25-63.
Zienkowski, J., Östman, J.-O. & Verschueren J. (2011). Discursive Pragmatics. Handbook of Pragmatics Highlights 8. John Benjamins Publishing Company. Amsterdam/ Philadelphia.
Verschueren, J. (2011): Ideology in language use: pragmatic guidelines for empirical research. Cambridge university Press.
Vertovec, S. (2007). Super-Diversity and its implications. Ethnic and Racial Studies. 26: 1024-1054.
Blommaert, J. (2001). Ik stel vast. Politiek taalgebruik, politieke vernieuwing en verrechtsing. Epo: Berchem.
De Tocqueville, 2005: Democratie: wezen en oorsprong. Uitgeverij Pelckmans, Kapellen.